Op de Mercator met Dominique Lubaki: “Een nieuwkomer moet zich dubbel bewijzen”
Dominique Lubaki (67) werd in Congo geboren, maar woont ruim dertig jaar in Oostende. Al sinds zijn aankomst zet hij zich in om Oostendenaars en mensen van buitenlandse origine te verbinden. Dominique leidt workshops en spreekbeurten en neemt groepen mee op koloniale wandeling door Oostende. Thuis heeft hij een Congo-museum. “Maar zelfs met al die inspanningen kan je hier als nieuwkomer niet al je talenten benutten”, zegt hij. En ook al voelt hij zich thuis in Oostende, dat is een ontgoocheling.
“Ik was vier jaar toen Congo onafhankelijk werd”, vertelt Dominique. “Ik ben geboren in Léopoldville, nu Kinshasa. Mijn papa was chauffeur en mecanicien voor een Belgisch bedrijf. Door hem leerde ik mijn eerste woord in het Nederlands: godverdomme. Zonder te weten wat het betekende, gebruikten we dat woord toen we voetbalden op straat. Mama was huisvrouw. Ik ben de derde van zes kinderen. Zelf werkte ik er als wiskundeleraar.”
Waarom vertrok je uit Congo?
“Om politieke redenen. Onder het bewind van Mobutu was ik actief in een kleine politieke partij. Ik werd twee keer gearresteerd en gevangengenomen. Door de corruptie van de bewakers kon ik de gevangenis ontvluchten, maar na de tweede keer vond ik dat het gevaarlijk werd. Daarom vertrok ik naar België. Dat was in 1991. Mijn vrouw en vijf kinderen moest ik achterlaten. Ik probeerde later hen naar hier te laten komen, maar dat is niet gelukt.”
Heb je nog contact met je vrouw en kinderen?
“Ja, maar ik heb ze niet meer allemaal gezien. Het meest contact heb ik met mijn dochter die in Frankrijk woont. Ik heb al 14 kleinkinderen: drie in Frankrijk, drie in Kinshasa en acht in Angola. Het lijkt misschien raar, maar je moet zelf vluchteling zijn om het te begrijpen. Je komt in de asielprocedure en weet niet of je zal mogen blijven. Je leeft in angst, weet niet wat morgen brengt. Dat verandert echt je karakter. Ik ben getrouwd met een Belgische. Uit liefde, maar het idee dat je hier dan mag blijven, speelt toch mee. We zijn intussen niet meer samen. In 1997 kreeg ik mijn verblijfsvergunning, niet door dat huwelijk. Later werd ik Belg. Ik heb nu een nieuwe partner, maar we wonen niet samen.”
Hoe kwam je in Oostende terecht?
“Ik vroeg asiel aan in het Klein Kasteeltje in Brussel en werd naar Oostende overgebracht. Naar het militair hospitaal, toen het opvangcentrum Fabiola. Ik organiseerde er een eerste intercultureel voetbaltornooi, met de bedoeling vluchtelingen en Oostendenaars met elkaar in contact te brengen. Via het voetbal heb ik veel mensen leren kennen. Ik speelde ook bij Oudenburg en bij het liefhebbersverbond Perkez. In 1996 was ik betrokken bij de oprichting van Jakoeboe, een organisatie die nieuwkomers hier begeleidt en vooruit helpt, onder meer met voetbaltornooien. Na een conflict startte ik in 2005 een nieuwe vzw, Multi Mondo, met gelijkaardige doelstellingen.”
Vind je dat je goed aanvaard bent in Oostende?
“Via mijn engagementen leerde ik veel mensen kennen en raakte vlot geïntegreerd. Toch vind ik dat ik hier niet al mijn talenten heb kunnen gebruiken. Voor mensen met een migratie-achtergrond is het niet makkelijk om te tonen wat je kan. Je moet je dubbel zo hard bewijzen. Van het helpen integreren van nieuwkomers had ik graag mijn beroep gemaakt, maar dat is niet gelukt. Dat was een ontgoocheling, al gaf het me kracht om iets anders te proberen en nooit op te geven.”
Kreeg je met racisme te maken?
“Ik heb het toch al meegemaakt, ja. Er bestaan twee soorten racisme. Je hebt mensen die direct negatief reageren tegenover iemand met een andere kleur. Daarnaast zijn er ook zogezegd goede mensen, die toch racistisch blijken als ze iemand een job moeten geven of een huis verhuren, bijvoorbeeld. Dan heb ik nog liever mensen die eerlijk zijn dan hypocriet.”
In jouw appartement heb je een eigen Congo-museumpje.
“Het staat er vol kunst- en andere voorwerpen uit Congo. Je vindt er een speciale zetel, 200 jaar oud, die ik kreeg van een oud-koloniaal. De dekolonisatietroon, noem ik die. Op afspraak kunnen mensen het museum bezoeken, en het is ook een vaste halte op de koloniale wandeling die ik voor groepen hou in Oostende. Oostende is na Brussel de Belgische stad met het meeste koloniale erfgoed. Ik passeer ook op wat ik het ‘Lumumbaplein’ noem, het grasveld tussen de Koninklijke Stallingen en Ostend Tennis Club.”
De koloniale wandaden van de Belgen, werd daarover gesproken in jouw jeugd?
“Wij waren daar niet mee bezig. Op school hadden wij Belgische leerkrachten, goede leerkrachten, maar daar werd niet over gesproken. Ik was al in België toen ik hoorde over de mishandelingen en de afgehakte handen en zo. Ik was verbaasd en vroeg me af waarom we dat niet in Congo geleerd hadden. Maar voor mij moet het beeld van Leopold II niet weg. Dat maakt niet uit. Het belangrijkste is dat het structurele racisme aangepakt wordt.”
Wat mis je meest van Congo?
“De ietwat chaotische manier van leven, die ook spontaner en veel minder gestresseerd is. Je bent er bijvoorbeeld nooit zeker dat de bus op tijd zal zijn, maar dat is ook geen probleem. Een bekend gezegde in Congo luidt: Artikel 15: trek uw plan.”
Zou je nog terug willen?
“Ik ben er nog één keer geweest, in 2006. De infrastructuur was er verbeterd bij vroeger, maar de armoede nog verergerd. Toch zou ik er graag nog eens terugkeren. Ik weet alleen nog niet wanneer.”
Bio
Privé
Geboren op 22 januari 1956 in Kinshasa, Congo. Woont sinds 1991 in Oostende. Heeft een vriendin, vijf kinderen, waarvan één overleden, en 14 kleinkinderen.
Opleiding en loopbaan
Leraar wiskunde in Congo. Gediplomeerd voetbaltrainer. Werkte als arbeider in de haven van Zeebrugge, bij de Oostendse bedrijven Littocolor en Daikin, en op de sportdienst van de stad Oostende. Nu gepensioneerd.
Vrije tijd
Oprichter van de Oostendse integratieverenigingen Jakoeboe en Multi Mondo. Geeft workshops, spreekbeurten en koloniale wandelingen, en heeft een Congo-museum bij hem thuis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier