Maria begeleidde 50 jaar geleden nabestaanden van vliegramp

De Torhoutse schepen Rita Dewulf samen met haar moeder Maria Werbrouck: twee mensen met grote inzet voor het Rode Kruis. © Johan Sabbe
Johan Sabbe

Op maandag 11 oktober is het precies 50 jaar geleden dat Maria Werbrouck uit Torhout als Rode Kruis-vrijwilliger troost en bijstand bood aan de nabestaanden van de in totaal 63 dodelijke slachtoffers van de vliegtuigramp in Aarsele. Dat deed ze tijdens een oecumenische dienst negen dagen na het neerstorten van het door corrosie aangetaste toestel van British European Airways. Toen was Maria 38, nu is ze 88. Maar ze herinnert zich alles als de dag van gisteren.

Die fatale zaterdag 2 oktober 1971 was het vliegtuig ’s morgens op de Londense luchthaven Heathrow opgestegen met als bestemming Salzburg. Het toestel zou de Oostenrijkse stad echter nooit bereiken. Boven West-Vlaanderen, op een hoogte van zo’n 5.800 meter, stuurde de piloot verschillende keren het noodsignaal ‘Mayday’ uit en kort daarna, rond 11.10 uur, volgde de crash in een weide in Aarsele nabij Tielt, op de grens tussen West- en Oost-Vlaanderen. De impact was enorm: een krater van zes meter diep, brokstukken verspreid over de hele omgeving en een felle vuurzee door de nog aanwezige brandstof. De 63 inzittenden kwamen allen om.

Foto’s door toenmalige beroepsjournalist Norbert Trio

Het vliegtuig stortte neer op amper 50 meter van de hoofdweg tussen Tielt en Deinze. Torhoutenaar Norbert Trio, boegbeeld van de tafeltennissport en vorig jaar in september overleden, was toen beroepsjournalist, met zijn foto’s als sterkste punt. Dankzij zijn netwerk als ex-ambulancier werd hij snel van de ramp op de hoogte gebracht en reed hij als de bliksem naar Aarsele. Hij kon er als een van de eerste journalisten aangrijpende foto’s maken, die hem altijd sterk zijn bijgebleven.

Maria Werbrouck werd pas negen dagen later met het leed van het vliegtuigongeval geconfronteerd, toen ze als vrijwilliger van het Rode Kruis gevraagd werd om de familie nabij te zijn tijdens de oecumenische rouwdienst in Aarsele.

Maria heeft 60 jaar inzet in het Rode Kruis achter de rug

Maria heeft met haar man Gerard Dewulf en hun kinderen Johan en Rita jaren in de Aartrijksestraat in Aartrijke gewoond, de gemeente waarin ze alom vertegenwoordigd was in het parochiale en het verenigingsleven. In oktober 2010 is haar man overleden en al zo’n acht jaar verblijft ze in het woonzorgcentrum Sint-Augustinus in Torhout, de stad waar haar dochter Rita Dewulf (58) schepen is.

Maria had grote verdiensten in het Rode Kruis in Aartrijke en Torhout, waarvoor ze zich 60 jaar als ambulancier, bloedgever en vrijwilliger bij de hulpdienst heeft ingezet. Daarvoor ontving ze in 2015 in het Torhoutse stadhuis de platina medaille. Rita trad vanaf haar 16de in de voetsporen van haar moeder en is intussen ook al meer dan 40 jaar in het Rode Kruis actief. Als bestuurslid van de Torhoutse afdeling is ze op de eerste plaats verantwoordelijk voor de bloed- en plasmagiften.

Massagraf in Aarsele: verdriet ging door merg en been

Onder de 63 inzittenden van de vliegramp in Aarsele bevonden zich acht bemanningsleden en 55 passagiers: 37 Britten, acht Oostenrijkers, zes Amerikanen en vier Japanners. Meer dan de helft van hen kon door de hevigheid van de crash onmogelijk geïdentificeerd worden. “In een massagraf in Aarsele liggen de 33 niet-geïdentificeerden begraven, voor zover er nog enige menselijke resten teruggevonden konden worden”, zegt Hannes Vanhauwaert, archivaris van het lokaal bestuur van Tielt, de stad waarvan Aarsele een deelgemeente is. “In dat massagraf met gedenksteen werden ook vier kisten van wél geïdentificeerde passagiers neergelaten, omdat de nabestaanden dat zo wilden.”

Je kon op de oecumenische dienst voor de slachtoffers een speld horen vallen

Op maandag 11 oktober 1971 vond een oecumenische rouwplechtigheid plaats op de begraafplaats in de Schoolstraat in Aarsele. De slachtoffers behoorden tot verschillende godsdiensten: katholiek, lutheraans, boeddhistisch en joods. De joodse doden werden pas ‘s anderendaags in een synagoge in Dilbeek herdacht, omdat 11 oktober nog net binnen de periode van het Loofhuttenfeest viel en er dan volgens de joodse religie geen uitvaart mocht plaatsvinden. De oecumenische dienst werd in openlucht gehouden, niets gebeurde binnen.

“Familieleden van de slachtoffers wilden de dagen na de ramp de plaats van de ravage gaan bekijken, maar dat werd niet toegestaan om de bergingswerkzaamheden niet te hinderen”, vervolgt Hannes, die op dinsdag 12 oktober om 20 uur in het Ontmoetingscentrum van Aarsele een lezing voor het Davidsfonds over de ramp geeft. “Sowieso zijn er nabestaanden die de bus langs de Deinsesteenweg genomen hebben om toch een glimp van de rampplek op te vangen.”

Japanse familieleden zijn Maria het meest bijgebleven

Het mag dan een halve eeuw geleden zijn, Maria Werbrouck kan zich de oecumenische dienst van toen nog perfect voor de geest halen. Ze begeleidde de nabestaanden naar het open massagraf, waarin een zee van bloemen werd neergelegd. Vooral de Japanse familieleden zijn haar bijgebleven.

“Hun verdriet ging door merg en been”, vertelt ze. “Uiteraard verstond ik hun taal niet, maar ik kon me behelpen met het beetje Engels dat ik zelf kende. Het was bij momenten heel stil tijdens de dienst. Je kon, op het snikken van de familieleden na, een speld horen vallen. Dat heeft me zo naar de keel gegrepen, dat ik er altijd over ben blijven vertellen. Nochtans ben ik in mijn lange periode als hulpverlener van het Rode Kruis met heel wat ander leed geconfronteerd geweest. Maar een vliegramp van die omvang valt nergens mee te vergelijken.”

Over de ramp en de verdere afwikkeling heeft Hannes Vanhauwaert een expositie opgebouwd die nog tot en met woensdag 13 oktober in het Oud Gemeentehuis van Aarsele loopt en dan verhuist naar de Tieltse stadsbibliotheek. Daar is ze van 20 oktober tot en met 13 november gratis te zien.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier