IN KAART Steden en gemeenten willen meer middelen voor buitenschoolse opvang: “Voor ons blijven kruimels over”

West-Vlaanderen telt 9.464 erkende plaatsen in de buitenschoolse kinderopvang, goed voor 8,7 plaatsen per 100 kinderen. © Halfpoint Images Getty Images
Phebe Somers

Kunnen gemeenten en steden straks nog buitenschoolse opvang voorzien? Lokale besturen en aanbieder Ferm maken zich alvast ernstige zorgen tijdens deze Week van de Kinderopvang. “We moeten het straks met minder middelen doen, maar we vinden nú al geen personeel.”

Nog tot en met zondag is het Week van de Kinderopvang. Het moment om alle kinderopvang-initiatieven en het personeel in de bloemetjes te zetten. Dit jaar is er extra reden om te vieren, want de Vlaamse overheid maakte in haar septemberverklaring bekend bijna 300 miljoen euro vrij te maken om de opvanginitiatieven voor baby’s en peuters in 2024 extra middelen te kunnen geven. Goed nieuws, al voelt één tak van de sector zich gepasseerd: die van de buitenschoolse kinderopvang (BKO). (lees verder onder het kader)

Hoe zit de buitenschoolse kinderopvang in elkaar?

De opvang voor schoolgaande kinderen wordt op een andere manier georganiseerd dan het aanbod voor de allerkleinsten. Wie opvang wil organiseren voor kinderen tussen 0 en 3 jaar, heeft sowieso een vergunning van Agentschap Opgroeien nodig. Wie opvang voor oudere kinderen wil aanbieden, heeft dat niet per sé nodig. In elke gemeente kunnen schoolgaande kinderen buiten de schooluren en tijdens de vakanties op verschillende plekken terecht. Eerst en vooral is er de groepsopvang die uitgaat vanuit het gemeentebestuur en een kwaliteitslabel krijgt van Opgroeien. Dit zijn doorgaans opvanginitiatieven gericht op kleuters, waar één begeleider per 18 kinderen toezicht houdt. Daarnaast is er de BKO georganiseerd door een private actor, zoals Ferm. Ook zij worden in bepaalde mate ondersteund door Opgroeien en hebben dezelfde kenmerken als de gemeenteopvang. In 8 gemeenten is er geen enkel erkend aanbod, maar dat wil niet zeggen dat de schoolgaande jeugd nergens heen kan. Zo is er ook nog gemelde opvang in de scholen zelf of BKO die door buurtwerk en andere instanties op poten wordt gezet.

Onze provincie telt 228 erkende locaties voor voor- en naschoolse kinderopvang, goed voor in totaal 9.464 plekjes voor schoolgaande kinderen. Dat zijn er 8,7 per 100 kinderen. In Vlaanderen doet enkel Limburg beter, met 12 plekjes per 100 kinderen. (lees verder onder de grafiek)

In precies de helft van de 64 West-Vlaamse gemeenten voorziet het gemeentebestuur de buitenschoolse kinderopvang, met een kwaliteitslabel van het Agentschap Opgroeien van de Vlaamse overheid. In 25 gemeenten wordt de voor- en naschoolse opvang georganiseerd door een private actor, zoals bijvoorbeeld Ferm. Die worden gedeeltelijk ondersteund door Opgroeien. In Avelgem, Heuvelland, Mesen, Moorslede, Ruiselede, Spiere-Helkijn, Zuienkerke en Zwevegem zijn er volgens de officiële cijfers van Opgroeien geen vergunde BKO's, in Zonnebeke en Staden is de concentratie het hoogst.

Budget opgetrokken

In de septemberverklaring van de Vlaamse overheid wordt met geen woord gerept over de buitenschoolse kinderopvang. Kan die dan geen extra middelen gebruiken? Vlaams minister van Gezin Hilde Crevits (CD&V) wijst op het zogenaamde BOA-decreet (buitenschoolse opvang en activiteiten, red.), dat sinds 2021 in voege is. “Dat decreet herverdeelt de middelen voor buitenschoolse opvang”, klinkt het. “De middelen en de bevoegdheid gaan naar de lokale besturen. Het is aan hen om het lokale aanbod van opvang en activiteiten, zoals jeugdwerk, onderwijs en sport, uit te bouwen. We hebben het budget daarvoor met 6,3 miljoen euro opgetrokken.”

“Binnenkort moeten gemeenten meer doen met minder middelen. Dat is gewoon niet haalbaar”

Door die herverdeling van middelen wordt niet langer het aanbod van BKO gefinancierd, maar krijgen gemeenten subsidies per kind. Lokale besturen hebben tot 2026 tijd om de praktische kant van deze regeling in orde te brengen. De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) is blij met het decreet, maar ziet ook één groot minpunt.

“Dat Vlaanderen het kind centraal zet en het gewicht bij de steden en gemeenten zelf legt, is positief”, zegt Nathalie Debast. “Maar de financiering op zich baart ons zorgen. Sommige gemeenten zullen een pak meer centen krijgen, wat goed is. Maar zeker een derde van de gemeenten zullen meer dan 40 procent aan middelen verliezen. Zij zullen dus minder centen krijgen én die dan ook nog eens verdelen onder extra activiteiten, waardoor de kans groot is dat er weinig overblijft voor de organisatie van de buitenschoolse kinderopvang.” (lees verder onder de kaart)

Uit een rondvraag van de VVSG blijkt dat 8 op de 10 lokale besturen aangeeft dat de subsidies niet volstaan, 1 op de 6 vreest de openingsuren en het aantal kinderbegeleiders te moeten terugschroeven en 2 op de 5 denkt na om de prijs te verhogen. “Het publieke debat wordt gedomineerd door de grote uitdagingen in de opvang voor baby’s en peuters, maar de problemen in de buitenschoolse opvang zijn minstens even groot.”

Personeelstekort

Ook bij de private organisator Ferm Kinderopvang, die de buitenschoolse opvang organiseert in 9 West-Vlaamse gemeenten, zijn ze bezorgd. “De sector kampt nú al met een ernstig personeelstekort. De weinig aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden en de gesplitste werkdagen - voor en na school - spelen zeker een rol. Als er meer subsidies zouden zijn, kunnen die ingezet worden om de verloning en dus het imago van de job op te krikken”, legt provinciemanager Ingrid Jacobs uit.

“Extra subsidies kunnen ervoor zorgen dat we de arbeidsvoorwaarden aantrekkelijker kunnen maken en zo gemakkelijker personeel vinden. Maar die krijgen we niet”

“Maar door die herverdeling van de middelen zal dit voor bijna geen enkele gemeente mogelijk zijn. Het idee achter het BOA-decreet is mooi: de nodige kansen bieden aan kinderen buiten de schooluren, ouders kansen geven om te gaan werken en de gelijke kansen in onze samenleving verzekeren. Maar de geldpot is te klein. Lokale besturen zullen daardoor keuzes moeten maken, waardoor het kwaliteitsvolle opvangaanbod niet langer kan gegarandeerd worden.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier