Gregory Mortier gaat voortaan als meester-molenaar door het leven: “Ambacht dat geduld vraagt”
‘Meester-molenaar’ is hoe Gregory Mortier (39) uit Aartrijke zich van het Vlaams ministerie van Onroerend Erfgoed mag noemen. Na een gedegen opleiding met stage, mag hij voortaan zelfstandig windmolens laten draaien en malen. In vooral de molens van Kortemark leeft hij zich met hart en ziel uit in de eeuwenlange traditie van een nu merkwaardig ambacht.
Hier en daar zie je de wieken van windmolens nog in het Vlaams landschap opduiken. Om gewassen te malen voor brood of veevoer waren ze vroeger onmisbaar. Het mag dan wel erfgoed zijn, het ambacht houden liefhebbers met passie zoals Gregory Mortier in stand.
Wanneer de vonk om molenaar te worden bij hem oversloeg, weet hij niet meer, maar het opmerkelijke beeld van het bouwwerk met een samenspel van natuur en mechaniek fascineerde Gregory. Net als kerken zijn molens nog altijd herkennings- en oriëntatiepunten. Ze stonden zowel bij boerderijen als in of nabij dorpskernen, en werden ook verplaatst.
Eerste fabrieken
“Molens kenden een hele evolutie in de bouw en techniek ervan, en waren eigenlijk een van de eerste fabrieken. Ze zijn niet afhankelijk van elektriciteit of brandstof, en dus heel ecologisch. Hun functie werd overgenomen door maalderijen met diesel- of elektromotoren. Ook hun geschiedenis, soms enkele eeuwen oud, boeit me. Zo is de Kruisstraatmolen in Werken, waar ik in draai, van 1773. Er steekt ook een familiehistorie achter, en doorgegeven kennis van de stiel tussen generaties”, vertelt Gregory. Zo’n vijftien jaar geleden verdiepte hij zich al in de opleiding tot molenaar, maar vond toen de tijd niet. Maar het metier bleef in zijn hoofd malen.
“Als ik in een molen aan het werk ben, kom ik tot rust”
Om het ambacht in eer te houden, heeft de Vlaamse overheid een erkende opleiding. De basiskennis kan elke kandidaat-molenaar tijdens tien zaterdagen volgen. Die vorming omvat theorie en molenbezoeken over heel Vlaanderen. De totale scholing duurt tussen twee en drie jaar opleiding, want na het theoretisch examen volgt een stageperiode van minstens 100 uren. Gregory volgde er 300, wat hij eigenlijk nog te weinig vond om het vak echt met gevoel te leren kennen. Hij draaide in meerdere molens tijdens die stage, omdat elke molen weer een net wat andere werking heeft. De constructie van zowel de toren als het mechanisch deel binnenin is verschillend: de zeilen regelen, de molen in de wind zetten, het afremmen (’vangen’) van de as. Elke molen is een uniek stuk met veel variatie, wat ook afhangt van de graansoort die moet gemalen worden.
“Het meest belangrijk waarop in het praktisch examen beoordeeld werd, is de veiligheid. Vooral als er bezoekers zijn, is het zaak om bij de les te blijven. Je kan makkelijk tussen de draaiende mechaniek gekneld geraken. Een molenaar moet zich constant bewust zijn van de verschillende sterke krachten die je altijd in de hand moet kunnen houden. De nodige finesse, het gevoel, krijg je gaandeweg in de vingers. Maar echt volleerd ben je toch nooit, vind ik. Met het diploma toon je wel dat je een molen meester bent.”
Bewustzijn verdwenen
Als de wind ook letterlijk meezit, is Gregory elk weekend aan het werk te vinden. In West-Vlaanderen zijn er nog ongeveer 75 actieve windmolens. Het best kent hij de Kruisstraatmolen in Werken, en de Wullepit-, de Couchez- en Koutermolen in Kortemark. Het zijn nog werkende exemplaren in handen van de gemeente.
De politieke wil om molens te restaureren en actief te houden, voorkomt dat molens verkommeren, of zelfs tegen de vlakte gaan. Ze hebben onderhoud nodig als ze stilstaan, en ook als ze nog werkend zijn. Molenaars helpen dat erfgoed mee in stand houden, om ook aan het publiek, het toerisme, te kunnen tonen.
“Doorgaans kennen vooral jonge mensen voeding, het eindproduct, enkel van de supermarkt”
Meester-molenaar Gregory wilde een hobby die, in de geest van de groene gedachte van vandaag, geen energie verbruikt maar enkel wind nodig heeft om van graan naar meel naar brood of veevoer te gaan. “Er kan te veel of te weinig wind zijn. Het is een ambacht dat geduld vraagt. Op een bepaalde manier ben je aangenaam afhankelijk van de natuur. Het contrast van de industrie en technologie tegenover de boer op zijn veld. Dat bewustzijn is tegenwoordig verdwenen. Doorgaans kennen vooral jonge mensen voeding, het eindproduct, enkel van de supermarkt.”
Evenwicht vinden
“Ik ben blij dat ik in de tijd van nu leef, maar we zijn misschien te veel de basis kwijtgeraakt, het gemeenschapsgevoel, spontaan met elkaar verbonden zijn om te (over)leven. Als ik in een molen aan het werk ben, kom ik tot rust. Een evenwicht dat onze gejaagde maatschappij moet leren vinden.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier