De Vlaamse overheid zet het licht op groen voor de restauratie van het dak van de beschermde Kapucijnenkerk in Oostende. Daarvoor is een restauratiepremie van 230.848,25 euro voorzien door bevoegd minister Matthias Diependaele (N-VA). De werken zijn hoognodig, want het dak lekt als een zeef.
Een historische hoeve in Zuienkerke, het voormalige pompgemaal in de Meetkerkse Moeren, de Sint-Gertrudiskerk in Bovekerke en de Oostendse Kapucijnenkerk kunnen samen rekenen op 1,4 miljoen euro restauratiesubsidies van de Vlaamse overheid.
De 230.848,25 euro restauratiepremie toegekend voor de Kapucijnenkerk wordt volledig besteed aan de restauratie van het dak. “Hoogstnodig”, zo oppert deken Antoon Wullepit, die deze blijde boodschap voor het eerst van ons verneemt. “Dit dossier loopt al ettelijke jaren. Bij regen sijpelt het water doorheen het dak en moeten zelfs emmers geplaatst worden om het zilte nat op te vangen.”
De natuurleien op het dak zijn dus meer dan dringend aan vervanging toe. Ook het daktimmerwerk wordt nu aangepakt en er komt een behandeling van de door vocht en houtborende insecten aangetaste onderdelen. Verder wordt de bliksemafleiding gedemonteerd, teruggeplaatst en gekeurd, en wordt het gebarsten metselwerk opnieuw gevoegd. De timing van de werken is nog niet bekend, maar na de werken zullen de erediensten zoals voorheen hervat kunnen worden.
Miserabel leven
De Kapucijnenkerk is een van de oudst bewaarde gebouwen van Oostende, maar ondertussen al talrijke keren gerestaureerd.
De kapucijnen vestigden zich in 1615 in Oostende. Al snel starten ze de bouw van een eenbeukige kerk, die in 1620 wordt ingewijd. Kort daarop rijst ook het belendende klooster uit de grond. Twinitg jaar later komt er een tweede beuk bij aan de kerk.
Samen met de tuin en begraafplaats (het huidige Mijnplein) omvatte het klooster de volledige site gelegen achter de huizen van de Langestraat, de Kapucijnenstraat, de Vissersstraat en de Nieuwstraat. De kapucijnen, die aanvankelijk geen andere kloosterordes binnen de stadsmuren duldden, trokken zich sterk het soms miserabele leven van de vissers in hun parochie aan. Zeker in tijden van pest en cholera, overstromingen of rampen op zee, konden de getroffenen bij hen terecht.
Nu nog hulpkapel
Het Franse bewind eind 18de eeuw maakte abrupt een einde aan de aanwezigheid van de kapucijnen in Oostende. Het klooster werd als ‘zwart goed’ verkocht. Maar gelukkig kon de hallenkerk gered worden en bleef de kerk het geprefereerde gebedsoord voor de vissersgezinnen. Daarvan getuigt tot vandaag het meubilair.
Sinds 1823 is het gebouw eigendom van de stad en geen parochiekerk meer, maar een hulpkapel, verbonden aan de Sint-Petrus en -Pauluskerk, weliswaar met een eigen rector.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier