Frederick Verstraete met vader, zoon en partner in revue: “Wij zeggen luidop wat de mensen denken”

Frederick Verstraete in zijn restaurant Boerenhof: “Door de slechte tijden voor de horeca heb ik het restaurant als bijberoep moeten zetten om alles te kunnen blijven betalen.” (foto TOGH) © TOM GHEERAERT
Tom Gheeraert
Tom Gheeraert Medewerker KW

Nu de acht voorstellingen van de Ieperse revue erop zitten, kan Frederick Verstraete eindelijk eens uitblazen. Bijna 2.500 Ieperlingen volgden de fratsen van Jules De Dronkoard en zijn tweelingzus – een rol gespeeld door Fredericks partner Annelore Coffyn.

Frederick Verstraete is samen met partner Annelore Coffyn de drijvende kracht achter het Ieperse Operettegezelschap, dat de afgelopen weken met ‘Gif Mo Goaze’ voor de eerste keer sinds corona nog eens een revue speelde in de stadsschouwburg. “Het was zeker niet gemakkelijk om na drie jaar weer een revue op poten te zetten”, vertelt Frederick. “We hebben er bewust voor gekozen om niet over corona te spelen, dus het was niet eenvoudig om actuele dingen te vinden. Annelore is er toch in geslaagd, hoewel ze tot drie keer toe alles moest herschrijven. Maar het publiek was heel enthousiast over de productie. De toeschouwers noemden het zelfs de beste revue van de afgelopen tien jaar.”

Voor jou is de Ieperse revue een familietraditie?

“Van kleins af aan ging ik mee met mijn vader (Alexander Verstraete, red.) naar de schouwburg. Ik heb lang moeten zagen om mee te mogen doen. Hij heeft dat altijd een beetje afgehouden. Nu is het al 25 jaar dat ik meespeel. Volgend jaar speelt mijn vader 50 jaar mee en ondertussen speelt onze zoon Kamiel ook mee. Hij is pas acht jaar, maar je ziet dat het erin zit. Hoe ik me daarbij voel? Trots. Ik zie nu in mijn zoon hoe ik me voelde 25 jaar geleden. Ik had nooit gedacht dat ik samen met Annelore de revue nog zou regisseren, schrijven en samenstellen. Voor ons is het een hele eer dat we dat hebben kunnen overnemen.”

Je kruipt telkens in de rol van Jules De Dronkoard. Hoe moeilijk is het nu om daarvan af te kicken?

“Jules De Dronkoard is een sociaal geval, altijd komt hij in rakke met zijn tweelingzus, die dus gespeeld wordt door mijn vrouw. Hij drinkt veel en maakt veel ruzie, maar op het einde van de revue komt altijd alles goed. Omdat ik al 20 jaar die rol speel, hoef ik er niet veel moeite voor te doen. Het is moeilijker om achteraf weer naar Frederick te gaan. Die pasjes van Jules zitten er altijd een beetje in. Ik krijg die opmerking ook soms in het restaurant.”

Typisch aan de revue is dat jullie de Ieperse actualiteit aansnijden. Over wat hebben jullie het dit jaar gehad?

“Vooral de perikelen rond de verloederde stadsschouwburg. Tijdens het laatste weekend heeft de nieuwe verwarming het trouwens begeven. In de zaal was het amper 12 graden, in de coulissen 3 graden onder nul. Natuurlijk hadden we het ook over de heraanleg van de Leet. We brachten de Leet zelfs op scene als decor zoals ze had moeten of kunnen zijn. En uiteraard lachten we ook wel eens met het Ieperse stadsbestuur. Wij zeggen luidop wat de mensen denken, maar we proberen niets kwetsend te zeggen.”

Heb je de indruk dat je met de revue een impact hebt op de publieke opinie?

“Dat denk ik wel. Heel het jaar door worden wij aangesproken over de revue. Je wordt gevoed door mensen die hun gebreken of geneugten willen verwoorden. Wij proberen dat op scene te brengen op een ludieke manier. Ik ben er ook van overtuigd dat we een maatschappelijk belang hebben. De mensen komen naar de revue voor ontspanning, eens de zorgen te vergeten en een avond te lachen. Dat is belangrijk, zeker in de maatschappij waarin we nu leven. Mensen verwachten ook dat wij stekken en sneren geven richting de regering. Wij durven het te zeggen. Dat appreciëren de mensen wel.”

Kom je nog onverwachte situaties tegen op het podium?

“Zeker. Er is geen enkele voorstelling dezelfde. Wanneer er reactie komt van het publiek spelen we daarop in en komen er dingen bij. Wanneer er iets actueels gebeurt in Ieper, proberen we dat er nog in te verwerken. Dan heb je ook nog altijd de technische kant van de productie.”

Hopelijk wordt er iets gedaan aan de infrastructuur van de schouwburg

“Zo werken we met decors die elektronisch omhoog getrokken worden. Tijdens de tweede voorstelling kreeg ik, terwijl ik op het podium stond, de melding dat de decors niet meer wilden zakken doordat een zekering gesprongen was. Nog een voorbeeld van de erbarmelijke toestand van de stadsschouwburg.”

Hoe combineer je de revue met jouw restaurant Boerenhof?

“Ik vraag het me dikwijls ook af. Recent ben ik bovendien gaan werken als magazijnier in de Lovie. Door de slechte tijden in de horeca heb ik het restaurant als bijberoep moeten zetten om alles te kunnen blijven betalen.”

Je werkte vroeger onder andere in ’t Ganzeke in het stadscentrum. Mis je dat?

“Ik kijk tevreden terug op die periode, maar ik heb ook met plezier in de Palingbeek gewerkt. Wat ik wel mis, is het toerisme. Ik weet zeker dat dit niet meer hetzelfde is als pakweg 15 jaar geleden. Toen leefde de horeca van de Britten en ging je naar huis met meer drinkgeld dan loon.”

Heb je nog dromen of ambities?

“Wij zouden heel graag eens de revue doen in Het Perron, maar we mogen niet omdat we meer dan twee weekends spelen. We hopen echt dat er iets gebeurt aan de infrastructuur van de schouwburg, want het is een ramp. Stel echter dat ze de schouwburg willen vernieuwen, dan hoop ik dat we niet weer twee jaar moeten stoppen met spelen. Want dan zie ik het niet meer haalbaar om te herstarten. Het was nu al zo moeilijk.”