Expo vertelt verhaal van 25 jaar opgravingen: 720 soldaten gevonden, slechts 43 kregen een naam

In 2017 werden op op een akker aan wijk De Kapellerie in Wijtschate stoffelijke overschotten van een honderdtal gesneuvelde soldaten bovengehaald. (foto Simon Verdegem)
Tom Gheeraert
Tom Gheeraert Medewerker KW

De tentoonstelling ‘Vermist aan het front – Graven naar namen’, die vandaag opent in het In Flanders Fields Museum in Ieper, vertelt het verhaal van de archeologen die tot op de dag van vandaag stoffelijke overschotten uit de grond in en rond Ieper halen om hen hopelijk te identificeren. Hopelijk, want van de 720 gesneuvelden die de afgelopen 25 jaar werden aangetroffen, kregen er maar 43 een naam.

Curator van de tentoonstelling is Birger Stichelbaut, archeoloog verbonden aan Ugent en het In Flanders Fields Museum. “Er zijn de afgelopen 20 à 25 jaar 720 gesneuvelden aangetroffen. Daarvan zijn zo’n 43 geïdentificeerd”, vertelt hij. “Maar er liggen er nog heel veel: aan Britse zijde zijn er 103.000 namen van vermisten geschreven op de Memorials to the Missing zoals de Menenpoort, Tyne Cot Cemetery en Ploegsteert Memorial. Er zijn echter twee soorten vermisten: diegene die echt achtergebleven zijn in de bodem, maar er zijn er ook veel die begraven zijn onder een anonieme steen, ongeveer de helft. Als je de rekensom maakt, dan zijn er alleen al aan Britse zijde ongeveer 55.000 soldaten die in de Westhoek achtergebleven zijn op het slagveld of van wie het graf tijdens of na de oorlog verloren ging.”

Korte periode

Samen met het Agentschap Onroerend Erfgoed onderzocht Birger Stichelbaut waar vandaag zowat 51.300 doden uit het Gemenebest moeten liggen, die geen bekend graf hebben en sneuvelden tussen begin juni en december 1917. “De helft van de Britse vermisten zijn opgetreden in die heel korte periode”, vertelt hij. “We hebben op basis van luchtfoto’s en kaarten een reconstructie gemaakt van welke divisie op welke plek in het slagveld was op welke periode. Als je dan kijkt naar welke vermisten er waren in die periode, dan kan je eigenlijk een soort van densiteitskaart maken van de Britse vermisten. Dan zie je dat er echt plekken bovenuit steken.”

De dankbaarheid van de families is enorm. Daardoor wordt ons werk relevant

Vooral ten oosten van Ieper liggen er dergelijke hotspots. “Dat zijn zones waar de Britten op hevige Duitse weerstand botsten en toch keer op keer aanvielen zonder enige terreinwinst te boeken. Op die plekken waren er dus heel grote aantallen slachtoffers te betreuren. Zo heb je de bekende Clapham Junction langs de Meenseweg net voorbij Bellewaerde. Ook in Passendale en op de velden ter hoogte van de afrit Ieper-Centrum van de A19 waren er veel verliezen. Op de meest erge plekken gaan we ervan uit dat er een twintgtal Britse gesneuvelden per hectare zijn van wie het graf niet gekend is. Je moet er wel rekening mee houden dat sommigen al uit dat slagveld weggehaald zijn, maar ook dat daar eerdere veldslagen plaatsvonden.”

Slachtpartij

Het vinden van stoffelijke resten is één iets, die resten nog kunnen identificeren is een ander paar mouwen. “In de tien jaar dat ik werk als WO I-archeoloog hebben ik en mijn team 210 lichamen geborgen, van wie we er slechts 5 hebben kunnen identificeren”, zegt Simon Verdegem, die archeogisch veldwerk doet voor de Brugse firma Ruben Willaert. “Identificatie kan gebeuren aan de hand van militaire uitrustingen, wapens en persoonlijke voorwerpen die bij het lichaam gevonden werden, maar bijvoorbeeld ook door DNA-onderzoek. Mijn eerste identificatie was die van kapitein Henry John Innes Walker, een van de 192 vermisten van het eerste bataljon Royal Warwickshire Regiment, die op 25 april 1915 sneuvelden en vermist raakten na een slachtpartij bij Kitchener’s Wood. Hij was gesneuveld en in een bomkrater terechtgekomen en daar blijven liggen met zijn uitrusting en persoonlijke voorwerpen, zoals een medaillon en verrekijker met zijn initialen erop. Omdat er van de 192 gesneuvelden maar 9 officiers waren, volstond het om zijn initialen te matchen met het relatief korte lijstje van 9 gesneuvelde officieren.”

Onderschrift tag with 7 point dummy text. Onderschrift tag with 7 point dummy text. Onderschrift tag with 7 point dummy text.
Onderschrift tag with 7 point dummy text. Onderschrift tag with 7 point dummy text. Onderschrift tag with 7 point dummy text. © Eric Flamand

“Het doet altijd iets als je een slachtoffer opgraaft, zelfs als je de identiteit niet kan achterhalen. Maar een identificatie is toch het hoogst mogelijke, het uiteindelijke doel. Je weet dat je bezig bent met het stoffelijk overschot van een persoon die nabestaanden heeft die met vragen zitten. Je koppelt zijn naam aan iets tastbaars, waardoor hij niet langer een naam is op een monument. Daardoor krijg je toch meer het besef dat het een persoon is die voor je ligt.”

Drijfveer

Henry John Innes Walker werd gevonden in 2016 en in 2018 herbegraven op New Irish Farm Cemetery. Tot vandaag heeft Simon nog steeds contact met zijn nabestaanden, alsook met die van een ander geïdentificeerd slachtoffer: de Canadees John Lambert. “Dat is waarschijnlijk de drijfveer om het te blijven doen”, vertelt hij. “Het is indrukwekkend hoe het daar nog leeft, zeker bij de twee families waarmee ik nu ervaring heb. De dankbaarheid is enorm. Die mensen hebben in beide gevallen nooit die persoon gekend, maar toch is de herdenking en het verhaal in die families blijven doorleven. Dat is wel indrukwekkend. Ons werk wordt daardoor ook relevant.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier