Dagboek van een spoedarts (4): “Wat moet ik nog zeggen of doen om het duidelijk te maken?”

Vera Van Haevre. © gf
Olaf Verhaeghe

Vera Van Haevre is 42, getrouwd en mama van twee zonen van zes en tien. Vera Van Haevre is ook spoedarts in AZ Delta, voornamelijk op de campussen in Torhout en Menen. Elke dag spreken we met haar. Over de strijd tegen het coronavirus en hoe zij daar zelf mee omgaat.

“Na een nachtdienst zaterdagavond stond vandaag onverwacht een dagdienst in Torhout op het programma. Normaal had ik weer de nacht, in Menen. Maar de collega die ik daar zou vervangen zag zijn vakantie geannuleerd worden en kon dus toch komen werken. Ik heb daarop een berichtje gestuurd naar mijn chef: Ik ben morgen vrij en beschikbaar. Binnen de minuut was er een antwoord: Oké, morgen dagdienst in Torhout.(lacht)

“De vermoeidheid begint soms wat te spelen. Het is heel intens, de manier van werken vergt heel veel van de artsen, van de verpleegkundigen. Je moet voortdurend geconcentreerd zijn, vooral bij het omkleden. We zijn met twee spoedartsen en eigenlijk zou je kunnen zeggen: één voor de covid-patiënten en één voor de niet-covid. Maar dat doen we bewust niet. Een constante blootstelling aan het virus is veel gevaarlijker. We wisselen nu om de twee uur af. Maar dat betekent dat je telkens een hele reeks beschermingsmaatregelen moet nemen.”

“Elke dag zijn er ietsje meer patiënten. Het ontploft niet, we houden de controle. Maar het druppelt wel een tikje sneller”

“De patiënten blijven binnenkomen. Elke dag zijn het er ietsje meer. Het ontploft niet, we houden de controle, maar het druppelt een tikje sneller. Dit weekend zat er al eens een uur zonder patiënten tussen, nu liggen er soms drie, vier tegelijk. Zoals altijd zijn wij op de spoeddienst de poort naar het ziekenhuis. Onze rol bestaat vooral in het screenen en triëren, inschatten wat de ernst is en op welke dienst de patiënt thuishoort. De mensen die in ademnood zitten en op intensieve zorgen horen, worden voorlopig allemaal naar Roeselare gebracht. Met een speciaal transport. De capaciteit daar wordt eerst gevuld, ondertussen organiseren we alles ook in Menen en Torhout.”

“We zien nu almaar vaker mensen die in de tweede week van de besmetting zitten. Die is een stuk gevaarlijker. De eerste fase kan je vergelijken met griep-symptomen zoals spierpijn, koorts, wat hoesten. Daarna voel je je beter, denk je dat je genezen bent, maar dan komt het. Ademnood, zuurstoftekort. Op de spoeddienst starten wij met de basisbehandeling, de echte aanpak gebeurt door de longartsen. In Torhout hebben we er twee, die zijn dagelijks meer dan 12 uur van wacht. ‘s Nachts worden ze bijgestaan door hun collega-internisten.”

“Andere artsen krijgen nu een tien uur durende spoedopleiding van de WHO voor de behandeling van acuut respiratoir falen (acute ademnood of zuurstoftekort, red.). Als anesthesist heb ik die kennis al. Gelukkig. Die cursus er nu nog bij volgen, in mijn vrije tijd… Dat zou écht pittig worden. (lacht) Al denk ik toch dat ik die es zal doorlezen. Ik ben een perfectionist.”

“Andere artsen krijgen nu een tien uur durende spoedopleiding van de WHO voor de behandeling van acuut respiratoir falen”

“Ik raak wel gefrustreerd. Boos ook. Door mensen die de ernst nog altijd niet lijken te beseffen. Ik ben als spoedarts de stopper van het virus niet. Ik kan enkel zij die de ziekte niet op eigen kracht kunnen overwinnen, ondersteunen. Het virus moet gestopt worden door iedereen buiten het ziekenhuis. Door de bevolking. Door jullie. In het begin haalde ik mijn schouders op als ik las hoe mensen de ziekte onderschatten. Nu niet meer. Mijn man zeg: corona is een onzichtbare vijand, dat is moeilijk om je iets bij voor te stellen. Er zijn in België nog geen beelden zoals in Italië of Spanje en velen denken dat het hier nooit zover zal komen, maar het kan wel hé. Dat feestje in Izegem van zaterdag. Dat snap ik niet. Dat gaat er bij mij niet in. Ik voel me machteloos, ja.”

“Ik vrees dat er nog mensen zijn die het aan den lijve zullen moeten ondervinden. Zij gaan zelf in hun dichte kring iemand ziek moeten zien worden. En ze zijn ziek hé, geloof me. De gevolgen van covid zijn énorm pijnlijk. De prikkeling aan de longvliezen, dat geeft een zeer onaangename en heel uitgesproken pijn. Ik geloof dat er te veel mensen zijn die zich ongenaakbaar voelen. Ik weet niet meer wat ik moet zeggen, wat ik moet doen, wat ik moet tonen om iedereen te overtuigen.”

“Dat feestje in Izegem van zaterdag. Dat snap ik niet, dat gaat er bij mij niet in. Ik voel me soms machteloos, ja”

“De brandweer van Torhout is hier om 20 uur geweest. Om te applaudisseren voor ons. Uit hun grote boxen schalde You’ll Never Walk Alone. Dat was écht een kippenvelmoment. De politie stond hier afgelopen weekend ook. Het respect voor wat we doen, is groot. En groeiende. We worden ‘de helden van de zorg’ genoemd, mensen dragen ons op handen. Dat is leuk, zeker. Maar ik hoop dat er na dit alles ook iets blijft hangen. Wij werken altijd zo, wij draaien soms shifts van 24 uur, wij moeten langer blijven om onze collega’s te helpen. Als er maar een beetje van het respect dat er nu leeft in de maatschappij, blijft plakken zal ik al heel content zijn.”