Dagboek van een leerkracht en moeder (13): “Een dagje shoppen voelde aan als overleven”

Kim Dumarey (37): leerkracht Nederlands in het secundair onderwijs en moeder van twee kinderen uit de basisschool. © foto JS
Johan Sabbe

Kim Dumarey (37) woont met haar man Jens Vanoverberghe (37) en hun kinderen Ilke (11) en Loïk (10) in Torhout. Ze geeft in die stad les aan de Middenschool Sint-Rembert: Nederlands aan het eerste en tweede jaar secundair. Dochter Ilke en zoon Loïk zitten respectievelijk in het zesde en vierde leerjaar van vrije basisschool Driekoningen. We praten met Kim over het afstandsonderwijs in tijden van corona. Als leerkracht én moeder.

“Zondag 17 mei. Gisteren zaterdag was shopping day. Ik ben een loyale shopper. Als ik tevreden ben over een winkel en als de service naar behoren is, hebben ze aan mij een trouwe klant. Ik steun graag een lokale handelaar die een meerwaarde voor zijn cliënteel biedt. Dit jaar werd winkelhieren verkozen tot woord van het jaar en dat kan ik enkel toejuichen. Alleen is dat in coronatijden geen evidentie.”

“Aangezien de niet-essentiële winkels enkele weken gesloten waren, heb ik me meer aan online shoppen bezondigd. Geregeld rinkelt de bel om de komst van een nieuw pakje aan te kondigen. Het werkt een beetje verslavend, moet ik toegeven. Het is vergelijkbaar met het signaal van een smartphone. De ping op je gsm betekent dat je vrienden hebt. De deurbel betekent nu vooral: een pakje! Pavlov op z’n best. De levering is superhandig, maar onpersoonlijk. Tegenwoordig wordt een pakketje net vóór de deur geplaatst en controleert de pakjesbezorger vanop veilige afstand of je thuis bent. Ik blijf het trouwens gek vinden dat wat je de avond voordien bestelde, soms de volgende dag al bij je afgeleverd wordt.”

“Door de nieuwe versoepeling vanwege de Nationale Veiligheidsraad mochten de winkels weer open vanaf 11 mei. Mijn opluchting was groot, want de kids hadden heel wat nodig: nieuwe schoenen, zomerkleren, een speelgoedje om de tijd te doden, enzovoort. Ook manlief wilde graag even een doe-het-zelfzaak binnen om nog wat materiaal aan te schaffen en de laatste klusjes af te werken.”

“Vol goede moed trokken we richting Roeselare. De drukte langs de weg deed al vermoeden dat heel wat mensen hetzelfde idee hadden. Dat voorspelde niet veel goeds. Virologen hadden de raad gegeven om niet aan te schuiven wanneer er een te lange wachtrij stond. Bij de eerste winkel was het meteen prijs. Dranghekken toverden een parcours tevoorschijn waarlangs een ellenlange rij zich een weg baande. Net aanschuiven in een pretpark. De mensen leken echt wel uitgelaten. Deze winkel lieten we voorlopig links liggen.”

“We reden het centrum binnen richting een volgende zaak. Vóór ons stond alleen een koppeltje met een kleuter te wachten. De winkelbediende kwam met het vingertje in de lucht zwaaien en opperde dat een kleuter maar door één volwassene mocht begeleid worden. Moeder droop af. Ikzelf begeleidde mijn dochter, mijn man had de zoon aan de hand. Wij mochten binnen. Vreemd. Wel moesten we eerst onze handen ontsmetten en dienden we verplicht elk een kar mee te nemen. Dus stapten we met vier karren de winkel binnen, een veilige afstand garanderend. De winkelier had met pijlen een heus circulatieplan uitgestippeld, dat we braafjes volgden. We hadden ons voorbereid op de aankopen en wisten exact wat we nodig hadden. Van gezellig kuieren was er geen sprake, zeker gezien het tijdsslot van 30 minuten.”

“In de doe-het-zelfzaak hetzelfde liedje. Daar kregen mijn man en dochter een mondmaskertje vóór ze de winkel betraden. Mijn zoon en ik gingen intussen naar een kledingwinkel waar zeker geen sprake was van een overrompeling. Overal stonden ontsmettingsmiddeltjes klaar. Mijn zoon paste een broek die niet voorzien is op de nieuwe coronakilo’s. Nu moet de gepaste broek 36 uren ‘uitzieken’ in een afzonderlijke ruimte… Bij de kassa kregen we een bloemetje omwille van de Dag van de Zorg. Het was misschien een verdoken truc om de rare winkelervaring te doen vergeten.”

“Op de terugweg waagden we een tussenstop bij de winkel die we initieel overgeslagen hadden. Gelukkig was de rij wachtenden nu serieus kleiner, maar de covidioot achter ons kwam onbehaaglijk dicht. Dit was ons vroeger nooit op die manier opgevallen. We kregen elk een vers gedesinfecteerd mandje. Zo konden ze gemakkelijk bijhouden hoeveel klanten in de winkel aanwezig waren. We tjokten de ruimte binnen met vier karretjes. Maar eerst handjes ontsmetten, of wat had je gedacht?”

“Toen we Torhout opnieuw naderden, voelde ik me opgelucht. Ik had het overleefd, want zo voelde het echt aan: overleven. Ontsmetten, afstand houden en angstvallig rondkijken. De shoppingervaring van weleer is er zeker nog niet. We stopten nog snel even bij het Torhoutse groente- en fruitwinkeltje dat we recent ontdekt hebben. Met mango’s, sinaasappelen en aardbeien stapten we voldaan de auto weer in.”