André Demeyere (86) heeft museum met paar honderd vinkenkooien: “Eerste maakte ik van een oud bed”

André is gepassioneerd door zijn verzameling en poseert hier met één van zijn antieke ‘kattebeten’. (foto Jan)
Redactie KW

Al sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw is André Demeyere in de ban van de vinkensport. Dat resulteert vandaag in een verzameling van een paar honderd kooien en een resem verhalen. “Dat Belgisch kampioenschap organiseren? Ik denk dat ik er een auto aan versleten heb.”

“Toen we in 1956 getrouwd waren en in de Schuiferskapellestraat gingen wonen, hadden we een buur die vinkenliefhebber was en lid van de vinkenvereniging van Tielt”, begint André (86) zijn verhaal. “Bij het begin van het seizoen 1957 vroeg hij of ik geen zin had om mee te gaan naar de zettingen en leerde hij mij hoe ik moest aantekenen.”

“In 1958 werd de Egemse vinkenvereniging De Germanusvink opgericht in het café bij ons thuis, en dat was het moment dat ik echt de smaak te pakken kreeg. Ik maakte van de achterkant van een oud bed mijn eerste vinkenkooi, kocht mijn eerste vink en speelde voor de eerste keer prijs.”

“Enkele jaren later verhuisde De Germanusvink naar café ‘t Voske en werd ik, samen met mijn broer, lid van de Pittemse vereniging Niet Rijk Maar Recht. Daar werd ik al snel bestuurslid en even later voorzitter, een functie die ik tot in 1983 vervuld heb. Ik heb in 1982 vogelbond De Wielewaal heropgericht en ben ook daar meer dan 25 jaar voorzitter geweest. Helaas bestaat die verenging ondertussen niet meer.”

Digitalisering

“In 1985 ben ik overgestapt van Pittem naar De Lustige Zangers uit Ardooie, waar ik nog altijd lid ben. Ik ben ook 25 jaar officieel zangkeurder geweest, 15 jaar gewestsecretaris en 32 jaar gewestleider. Nu ben ik met alle functies gestopt, ik ben alleen nog bij de vriendenkring van A. Vi. Bo, waarbij ik af en toe nog een stukje schrijf voor het Aviboblad, dat jammer genoeg eerstdaags zal stoppen – het slachtoffer van de digitalisering.”

Ik hoop dat mijn collectie niet verloren gaat na mijn dood

“Een van de hoogtepunten in al die jaren was ongetwijfeld het Belgisch kampioenschap vinkenzetting dat we met de Pittemse vereniging in 1982 georganiseerd hebben. Met 1.780 vogels was dat een immense organisatie, waarvan ik nu met volle overtuiging zeg: het was een prachtige belevenis, maar wel goed voor één keer.”

“Samen met mijn vrouw heb ik heel Vlaanderen rondgereden, tot in Limburg, om stickers te verkopen. Ik denk dat ik er een auto aan versleten heb. Daarnaast moesten er sponsors gezocht worden, moest er gezorgd worden voor trofeeën en – vooral – moesten er heel wat vrijwilligers gezocht worden om een handje toe te steken. Gelukkig sprongen de besturen van de verenigingen uit de omgeving bij.”

Geen subsidies

“Met de gemeente waren we overeen gekomen dat we geen subsidie kregen maar de sporthal gratis mochten gebruiken, en dat de gemeente het verschil zou bijpassen als we er niet aan uit kwamen. Gelukkig hadden we nog 90.000 frank (zo’n 2.200 euro, red.) over. De vinkenzetters zaten van aan de sporthal door de hele Egemstraat tot op het eind van de Molenakker in Egem, langs de Egemsebinnenweg en de Schuiferskapellestraat. Ik weet nog dat we als primeur ook de eerste Belgische kampioen bij de mindervaliden hadden.”

“Al redelijk rap ben ik vogelkooien beginnen maken. Eerst voor mezelf, later ook voor andere mensen. Ik begon ook aan kooiententoonstellingen deel te nemen en in 1972 werd ik in Meulebeke voor het eerst kampioen der beide Vlaanderen. Ik mag wel zeggen dat ik bijna altijd in de prijzen viel.”

“Door de jaren heen ben ik kooien ook gaan verzamelen. Ik heb nu een collectie van een paar honderd stuks. In een kamer boven heb ik een soort van museum ingericht, maar er zijn niet genoeg schappen om ze allemaal uit te stallen, dus staan er al heel wat gewoon op de grond.”

‘Kattebeten’

“Ik heb kooien uit alle streken van Vlaanderen en Wallonië, maar ook uit Nederland, Duitsland en Engeland, elk met hun specifieke eigenschappen. Zo moeten kooien uit Wallonië of Nederland open zijn, waarbij er bij het spelen een doek over de kooi moet gelegd worden.”

“Ook qua ouderdom heb ik een grote variatie. De oudste die ik heb, zijn de zogenaamde ‘kattebeten’, die dateren van rond 1900. Dat zijn kooien die vooraan een dubbele rij koperdraadjes hebben, zodat de katten de vogeltjes bij het drinken niet kunnen vangen.”

“Nu breid ik mijn verzameling niet meer uit. Ik hoop wel dat die na mijn dood niet verloren gaat. Misschien ligt hier voor de gemeente of een ander, groter, museum een kans om een mooie collectie in stand te houden?” (JG)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier