Alle doden van Bikschote bij naam genoemd
Jo Lottegier reconstrueerde het verhaal van alle doden, geboren of getogen, in Bikschote tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het eerste slachtoffer was Rosalie Lebbe. De laatste viel 40 jaar later.
Bikschote lag nog ver van het oorlogsrumoer. “Veldwachter Cyriel Guaquie had hier en daar een boerenzoon het mobilisatiebevel aan huis gebracht”, vertelt Jo Lottegier die verantwoordelijk is voor het toerisme in de gemeente. “Dat viel op de erven wel niet in goede aarde, want het was 4 augustus 1914; de oogstmaand. De handen waren nodig. Er hing toen nog geen vuiltje aan de lucht.”
Beginuren
“De Dutschers zin doar”, moet de veldwachter op zaterdag 12 september geroepen hebben toen hij uit zijn herberg kwam. Jo situeert de beginuren van WOI: “De schrik sloeg onmiddellijk toe. De burgemeester, Aloïs Vermeersch, gaf de veldwachter de opdracht om het gemeentebestuur van Merkem op de hoogte te stellen. De veldwachter gooide onmiddellijk zijn wapen in het keldergat, want naar wat de vluchtelingen vertelden, waren de wrede Duitsers onverbiddelijk. Gewapende burgers werden tegen de muur gezet. Het zware leed dat Bikschote zou teisteren, was nog niet gekend. Het dorp zou volledig van de kaart geveegd worden.”
Diezelfde dag overleed de eerste burger, Rosalie Lebbe, ten gevolge van de oorlog. “Pas 40 jaar later sterft het laatste slachtoffer, de 56-jarige Gaston Verfaillie na het manipuleren van oorlogsmunitie. In totaal vielen 30 burgerslachtoffers in Bikschote. Velen waren verzwakt, leden aan tyfus of kwamen om tijdens bombardementen in Dikkebus en Reningelst. De vluchters dachten niet ver van het thuisfront bij familie of kennissen te moeten vertoeven om snel naar de vertrouwde buurt te kunnen terug te keren. Dat was buiten de waard gerekend.”
4 soldaten teruggebracht
Zeven jonge mannen vinden de dood als soldaat. Jeroom Lahoutte, landbouwer in Bikschote, sneuvelt tijdens de slag om de IJzer in de buurt van Sint-Joris in Nieuwpoort op 22 oktober 1914. Hij wordt herdacht op het monument van Langemark, waar hij geboren is. Camiel Pype, behoorde tot de jagers te paard en werd getroffen door tyfus. Op 12 mei 1915 overleed hij in Saint-Brieuc (Bretagne) aan een hartaanval. Eric Descamps, uitgeweken als kleermaker naar Menen, raakte dodelijk verwond door een kogel in de onderbuik. Hij ligt begraven in Adinkerke.
Alidor Blomme, behoort tot de 2de compagnie Jagers te voet. Hij is in de zomer van 1916 in herstelverlof in het Nomandische Gaillardbois-Cressenville, maar sterft op 4 september door ziekte. Landbouwer Hector Verstraete is ingedeeld bij de bereden artillerie. Op 16 juli 1917 komt hij in de buurt van Oostkerke om bij een luchtbombardement. Ruim een jaar later, op 21 oktober 1918, komt Odiel Debackere om het leven in Zomergem door granaatscherven in de buik. Hij ligt begraven op de stedelijke begraafplaats van Steenbrugge, waar hij nog herdacht wordt. Tien dagen voor het einde van de oorlog komt brancardier Cyriel Peene om het leven in Oostwinkel, aan het Leiekanaal. Hij studeert theologie aan het seminarie van Brugge en zoals veel seminaristen ingelijfd bij de ‘service de santé’.
In het heropgebouwde Bikschote worden zes jaar na aanvang van de eerste wereldbrand vier gesneuvelde soldaten teruggebracht naar hun geboortegrond. “Voor die tijd was dat een hele onderneming. Twee oud-strijders en eerste bewoners van ‘Bixschoote’ brachten met een wagen de stoffelijke resten terug van Alidor Blomme (Normandië), Camiel Pype (Bretagne), Cyriel Peene (Oostwinkel) en Hector Verstraete (Adinkerke). Met een indrukwekkende stoet werden de vier kisten gedrapeerd met een driekleur en bloemenkransen elk gedragen door zes oud-strijders door de straten naar de Sint-Andrieskerk”, besluitt Jo Lottegier zijn relaas.
(pco)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier