10.000 stappen in Harelbeke: “In Harelbeke heb je met iedereen een band”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

‘Oarelbeke Weireldstad, in Vuur en Vlam’ is de leuze waar je in Harelbeke op stoot, overal waar je een voet zet. Zelfspot als motto. Het zegt veel over de eigenzinnige Harelbekenaars. Ze zitten geprangd tussen Kortrijk en Waregem, de grote broers voor wie die kleine buur niet veel meer is dan een doorrijstraat naar hun erf. Een doorrijstraat met wat aanhangsels. Al moest je het destijds niet riskeren om zoiets in dat rode bastion te gaan vertellen. Of je kon er wel eens tegen een vuist aanlopen.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Ik zet mijn eerste stappen in Stasegem, een van die aanhangsels. Je bent daar niet ver van de Gavers. Da’s een van de redenen waarom Monique Masselis zes jaar geleden na een leven in Kortrijk op een nieuwbouwappartement in Stasegem kwam wonen. “De Gavers is onze tuin”, zegt ze. “En die moeten we niet onderhouden.” Tot mijn verbazing blijkt dat Stasegem geen deelgemeente is van Harelbeke. Het is een gehucht. Een term waarbij je geneigd bent te denken aan een wat afgelegen en verlaten uithoek, maar dat is Stasegem absoluut niet. “Je hebt hier alles”, zegt Monique. “Drie bakkers, drie slagers, twee bankkantoren, een wasserette, een krantenwinkel, een fotografe, een juwelier, een computerwinkel, noem maar op…”

Monique Masselis© KVdm
Monique Masselis© KVdm

“En veel verkeer ook”, vult Jules Debrabandere aan, die erbij is komen staan, aan de kerk, met zicht op een kasteel. “Da’s van Lieven Thiers”, zegt hij, “de vastgoedmakelaar. Hij woont er meer dan 50 jaar. Hij is altijd goed geweest voor het dorp. Net als Pierre Lano, die ernaast woonde”, en hij wijst naar een pand dat door de bomen aan het zicht onttrokken is. Er is altijd veel bedrijvigheid geweest in Stasegem. Getuige de rij statige herenhuizen in Stasegemdorp. Begin de jaren 1900 was er al een spinnerij, een weverij en een brouwerij. En intussen is de industrie toegenomen. “En het verkeer”, herhaalt Jules nog eens. “We hebben hier al vaak protestacties georganiseerd om dat verkeer aan banden te leggen. Maar het heeft nooit iets uitgehaald.” Monique knikt. “Bij het binnenrijden van het dorp staat er een bord dat zegt dat zwaar verkeer hier niet door mag. Maar veel chauffeurs die de kortste weg naar Deerlijk of Zwevegem zoeken, negeren dat plakkaat.”

Een mens is een mens

Jules Debrabandere© KVdm
Jules Debrabandere© KVdm

“Nu maar hopen dat ze er een fietsstraat van maken”, zegt Jules. Hij is 83, maar ziet er minstens 10 jaar jonger uit. “Nochtans, de mechaniek laat het afweten”, zegt hij. “Ik ben 11 ingrepen verder.” Maar Jules is het gewoon om moeilijkheden te overwinnen. “Ik heb me keer op keer heruitgevonden. Ik werkte eerst in de bouw, heb me dan omgeschoold om net als mijn vrouw kapper te worden en uiteindelijk heb ik het na jaren avondschool tot boekhouder en belastingconsulent geschopt.” Dat heet dan flexibel zijn. Jules woont zijn hele getrouwde leven in Stasegem, maar is opgegroeid in Harelbeke, dat toen nog een kwalijke faam had. Crapuul, zeiden ze dikwijls. Hij haalt zijn schouders op: “Het waren vooral mensen met een klein hartje. En allemaal keiharde werkers. In mijn straat, dat was de Wulvenstraat in Harelbeke, op d’Ooste, stonden er een honderdtal huizen en hooguit vier of vijf ervan zijn door een aannemer gebouwd. Bij de rest hielpen de mensen elkaar. De ene metselde, de andere installeerde de elektriciteit, ze hielpen elkaar met vloeren, dakwerken, enzovoort. Nee, ik zie geen verschil tussen een Harelbekenaar en een Stasegemnaar. Een mens is een mens voor mij.”

Clara Deroo© KVdm
Clara Deroo© KVdm

Tussen Stasegemdorp en het Kanaal Kortrijk-Bossuit ligt het Kanaalbospad, een brede strook groen dat het lawaai van de E17 nauwelijks kan dempen. Zelfs wanneer ik even later door de Gavers slenter, overstijgt het verkeersgeraas bij momenten het gejoel van de vele spelende kinderen. Voorbij de Gavers is Clara Deroo met een onkruidwieder de straatgoot voor haar huis aan het schoonmaken. Ook zij is 83 en ook zij ziet er minstens 10 jaar jonger uit. Ze wil evenmin een kwaad woord horen over de Harelbekenaars. “Ik ben eigenlijk van Torhout. We zijn naar hier gekomen toen mijn man als mecanicien ging werken bij Auto’s Decock. Toentertijd ben ik een voedingswinkeltje begonnen op ’t Eiland, het gehucht bij de Sint-Jozefskerk. En als ik één ding kan zeggen over de Harelbekenaars: het zijn echte werkers, die hun geld graag verteren. Ik heb dat ondervonden”, lacht ze. “Ik was nog maar in de veertig, toen mijn man zei: ‘Clara, het is nu gedaan, we gaan aan onszelf denken.’ En toen ben ik beginnen wandelen. Ik sloot me aan bij een wandelclub en een keer per week ging ik te voet naar mijn ouders in Torhout. In het jaar 90 ben ik met vijf stappers naar Compostella gewandeld en van Compostella naar Fatima, in 49 dagen.” Nu wandelt ze nog af en toe naar De Gavers, “maar de wandelingen van 100 km of meer, dat lukt me niet meer. Mijn tenen zwellen op. Ze moeten boeten voor de stappen die ik gezet heb”, lacht ze.

Een winkel uit het museum

Marie-Jeanne Soetaert© KVdm
Marie-Jeanne Soetaert© KVdm

In het centrum van Harelbeke, in de Kortrijksestraat, heeft Marie-Jeanne Soetaert nog altijd haar kruidenierswinkeltje. Het staat er nog grotendeels bij zoals haar grootmoeder Bertha Seynhaeve het destijds begon. “Vandaar dat nog velen zeggen, ‘We gaan naar Bertha’s’, als ze naar hier komen”, zegt Marie-Jeanne. Zij is inmiddels 87, maar wil van geen wijken weten. “Ge moogt niet stilzitten”, legt ze uit. “Rust roest. Ik moet wel voortdoen, anders geraken de rekken nooit gevuld.” Rekken, toonbank en kasten, alles stamt nog uit de tijd van weleer. Eigenlijk zou ze entreegeld moeten vragen. Het is een museum. Maar buiten heeft de tijd niet stilgestaan. “De mooie burgerwoningen uit het centrum hebben plaats moeten maken voor appartementsblokken”, zucht Marie-Jeanne. “Het zijn allemaal blokken tegenwoordig.”

Saskia Deblaere© KVdm
Saskia Deblaere© KVdm

Iets verder, aan de andere kant van het rondpunt, kom ik Saskia Deblaere tegen, een dame van wie ik instant vrolijk word. Ze is 40 en zit momenteel aan het ziekenfonds. “Het gevolg van een auto-ongeval. Mijn eigen stomme schuld. Ik was te druk bezig met mijn gps. Mijn hiel was afgescheurd. Ik heb terug moeten leren stappen.” Toen ze in het ziekenhuis belandde, moesten haar piercings eruit. “En ondertussen ben ik niet zeker of ik ze nog wil.” Ze heeft alleen nog een ringetje in haar neus. En dreadlocks. Maar bovenal een jong guitig gezicht met heel warme pretoogjes. “Ik woonde een tijd in Gent en ben teruggekeerd toen ik het ouderlijk huis kon kopen. En het leek even alsof sommigen bang van me waren door het ijzerwerk in mijn gezicht”, giechelt ze. Terwijl er geen reden is om bang te zijn van haar.

“Wie daar nood aan heeft, krijgt bij ieder broodje een welgemeende babbel”

Hilde Verdonck

Moustache, haar kleine Dobermann Dwergpinscher staat te bibberen op zijn oude pootjes, haar lief is een Fransman die meestal over de grens blijft en haar 20-jarige dochter een braaf meisje dat overdag werken gaat. “Ik schilder een beetje. Mijn living lijkt wel een toverbos. Gifgroen, met allemaal beestjes, pauwen en elfenbeestjes tegen de muur. Mijn dochter heeft er een rothekel aan. Haar kamer komt uit de catalogus van de Ikea”, schatert ze. Die dochter stond niet te jubelen toen haar moeder onlangs ook nog een tante in huis haalde. “Die zit in een psychiatrisch ziekenhuis in Brugge. Daar was corona uitgebroken en als niemand haar kwam oppikken, moest ze twee weken in haar kamer blijven. Dat mensje eet als sinds maart op haar kamer, ik kon niet verdragen dat ze nu nog eens twee weken helemaal achter slot en grendel zou verdwijnen.” En weg is ze, even gaan checken of alles goed is met tante.

Schapenvlees voor Peter

Nick Dewijn© KVdm
Nick Dewijn© KVdm

Wat verder zijn de werken op de markt van Harelbeke eindelijk zo goed als voltooid. 40 jaar lang werd er gebakkeleid over hoe het plein, na de wrede sloop van het oude en prachtige stadhuis in 1973, kon herstellen van de verminking. Al die jaren waren er voldoende plannen, maar nooit werden ze gerealiseerd. Nu komt er schot in de zaak. Ook de zestigjarige Nick Dewijn, die er een kijkje komt nemen, is onder de indruk. “Het heeft lang geduurd, maar nu ook de Leieboorden onder handen zijn genomen en de sluis is heraangelegd, is hier echt een mooie buurt aan het ontstaan.” Nick en zijn echtgenote hebben hun hele leven in de Collegewijk gewoond. Beiden zijn net gepensioneerd en binnen een maand of zes verhuizen ze naar het centrum. “Een beetje centraler wonen als voorbereiding op de oude dag”, lacht Nick. Hij is een echte Harelbekenaar. En is dol op de stad die nog altijd klein genoeg is om volks te zijn. “Iedereen kent hier nog mekaar. Als je iemand tegenkomt, heb je er altijd wel een band mee. Of je hebt gemeenschappelijke kennissen of familie of wat dan ook. En velen hebben hier nog een bijnaam. Dat toont ook aan hoe we met elkaar omgaan.” Zelf is hij Van Pieps, al heeft hij geen idee waar die naam vandaan komt. “Misschien nog van mijn overgrootvader. Dat was een berucht figuur. Een schaapsherder die op d’Ooste woonde. Hij was goed bevriend met Peter Benoit, de legendarische componist. Als die van Antwerpen kwam en weer geen geld voor eten had, klopte hij steevast bij mijn overgrootvader aan. Daar was er altijd schapenvlees”, grinnikt Nick.

Hilde Verdonck© KVdm
Hilde Verdonck© KVdm

Nog zo’n lachebek tref ik aan in de bakkerij van Geert Vitse. Zijn vrouw, Hilde Verdonck, hoopt “dat mensen hier niet alleen komen voor hun brood, maar ook een beetje voor mij.” 35 jaar geleden kwamen zij en haar man uit Poperinge omdat de bakkerij in de Veldstraat over te nemen was. “De bakker voor ons heeft het 36 jaar gedaan. Nog een jaar of drie en we houden er ook mee op”, zegt Hilde. “En wellicht keren we dan terug naar de streek waar we vandaan komen. Want al hebben we ons altijd geamuseerd in Harelbeke, er ontbreekt hier iets. Je krijgt de mensen hier moeilijk mee. Zelf tracht ik te luisteren naar de mensen, of het nu gaat over hun hond of hun zieke vader. Maar de grootwarenhuizen maken de lokale handel dood. Daar heb je die persoonlijke band niet. Ik doe alvast mijn best. Wie daar nood aan heeft, krijgt hier bij ieder broodje een welgemeende babbel.”