Senaatsvoorzitter Stephanie D’Hose (Open VLD): “Kamala Harris al uitgenodigd om te komen”

Redactie KW

De eerste burger van dit land is een West-Vlaamse. Stephanie D’Hose is de naam. Een vurige politica met roots in Pittem en Roeselare. Deze 39-jarige liberaal is sinds vorige maand de voorzitter van de Senaat. In dit pittige interview doet ze haar ambitieuze plannen uit de doeken. D’Hose, die ook Vlaams parlementslid is, houdt geen blad voor de mond. “Ik heb Bart De Wever de arm moeten omwringen.”

De Hoogpoort is een verlaten straatje in het toeristische hart van Gent. Het is hier in een zelf gerenoveerd, trendy appartement dat de Senaatsvoorzitter van dit land woont. Ooit woonden senatoren in statige kastelen met lange oprijlanen, werp ik op. “Er zijn er nog die dat zeggen”, lacht D’Hose. “Maar wat zou ik meer wensen? Kom eens mee naar het terras. Kijk naar de drie torens daar. De schoonheid van dat uitzicht, dát maakt mijn geluk.” De grijze Boris, een Britse korthaar, komt even gedag zeggen. “Ik ben een vréé beestenmens. Boris is geadopteerd toen die acht was. Hij is nu elf. Dat is oud voor een kat.”

Vréé: de sappige Gentse tongval laat niet lang op zich wachten. Of ze nog West-Vlaams kan? “Natuurlijk. En perfect zelfs. Ik spreek het altijd met mijn ouders. En in Brussel, met andere West-Vlamingen. In Gent zelden of nooit. Zelfs niet met mijn lief Diederik die van Bikschote is. Raar, hè.”

D’Hose stráált. Ze is blij met de aandacht vanuit West-Vlaanderen. Ze steekt de liefde voor haar roots niet onder stoelen of banken. We hadden eigenlijk een maand geleden al afspraak. Dat viel in het water, omdat D’Hose in het ziekenhuis lag. Een vieze infectie in haar bloed. Omdat ze ook hartpatiënt is, was het even schrikken, zegt ze. “Ik had overal rode plekken, van kop tot teen. Netelroos: heel vreemd. Dat was een huidreactie omdat mijn immuunsysteem om hulp riep. Mijn witte bloedcellen staan te hoog. Dat kan het gevolg zijn van corona, maar dat is niet zeker. Ik ben vorige week weer beginnen werken. Maar ik voel me nog niet de oude.”

U was net aangesteld als voorzitter van de Senaat. Kan dat de oorzaak zijn?

“Vermoeidheid misschien: dat kan. Ik voel een grote druk op mijn schouders. Enerzijds omdat de Senaat een belangrijke instelling is en anderzijds omdat die instelling ook gecontesteerd wordt. Dit is nu mijn kind, hè. Ik wil dit écht goed doen. (denkt na) Die druk kan meegespeeld hebben, ja. Als ik met iets bezig ben, dan kan ik daarvan wakker liggen. Letterlijk. Ik moet eigenlijk leren om te doseren.”

Kan dat in de politiek?

“Wil u een eerlijk antwoord? Neen, dat zal mij niet lukken. (lacht) Dat is de aard van het beestje. Ik móet bezig zijn. Dat is wellicht mijn grootste valkuil. Ik heb al vanalles geprobeerd. Yoga, pilates, noem maar op: het lukt me niet. Ik moet iets om handen hebben. Of wacht: een boek lezen, dat kan me wel kalmeren.”

U bent Senaatsvoorzitter, Vlaams parlementslid én fractieleider in de Gentse gemeenteraad. Is dat niet te veel?

“Dat is veel. En waarschijnlijk te veel. Anderzijds: ik heb geen kinderen, hè. Mijn vriendinnen combineren werk met gezin: dat is minstens zo zwaar. Ik heb bewust voor een ander leven gekozen, voor de politiek. En gelukkig kan ik rekenen op mijn vriend die veel van mij overneemt.”

Zal u de laatste Senaatsvoorzitter zijn?

(denkt na) “Ik weet dat niet. Ik weet dat écht niet.”

Uw partij wil de instelling afschaffen. U ook?

“Het doel moet zijn: België zo efficiënt mogelijk organiseren. Als dan blijkt dat de Senaat beter afgeschaft wordt, dan mag dat van mij. Maar zal dat wel zo zijn? Ik weet dat niet zeker. Dat is de oefening die we moeten maken. Dit land is sowieso toe aan een staatshervorming. Dat heeft de coronacrisis wel bewezen. De Senaat zal een onderdeel zijn daarvan, maar kan tegelijk een belangrijke rol spelen. (op dreef) Het debat over de staatshervorming moet híer gevoerd worden. Dit is de ideale plek, want het is hier dat de deelstaten elkaar op neutrale grond ontmoeten.”

Maar het is ook een onderdeel, zegt u?

“Ja, maar ik doe niet mee aan het populistisch opbod. De Senaat kost vandaag 40 miljoen euro per jaar. Een groot deel is voor personeel en onderhoud. Die kost zal niet verdwijnen als de instelling afgeschaft wordt. (feller) Of willen we dit gebouw slopen? Neen, toch? De Senaat symboliseert onze vaderlandse geschiedenis. Je krijgt dit bovendien niet zomaar afgeschaft, hè. Of je zou zowat de volledige grondwet moeten herschrijven. Het populisme daarover doet me denken aan de vijf minuten politieke moed voor Brussel-Halle-Vilvoorde. Dat bleek ook niet genoeg.”

Houdt u nu een pleidooi voor het behoud van de Senaat?

“Ik zie nog een toekomst, ja. Dat is mijn persoonlijke mening. Ik denk dat de Senaat wel degelijk een meerwaarde kan betekenen, uiteraard in een andere vorm. De gecoöpteerde senatoren zijn niet meer van deze tijd. Die moeten verdwijnen.”

Dat zijn er vandaag tien (onder anderen Bert Anciaux, Mark Demesmaeker en Rik Daems).

(onverstoord) “Dat zijn cadeautjes die partijen uitdelen aan mensen die niet verkozen zijn. Dat druist in tegen de filosofie van goed bestuur. Maar de vijftig andere senatoren komen van de deelstaten.

“Als je de Senaat binnenwandelt, dan proef je die geschiedenis. Ik ben fier dat ik daar deel van uitmaak”

(enthousiast) Als in de Senaat gestemd wordt over benoemingen voor het grondwettelijk hof, dan zijn dat de deelstaten die beslissen. Dat is toch een goede zaak? En waar zullen de deelstaten elkaar ontmoeten als de Senaat afgeschaft wordt? Een voorbeeld: de coronacommissies die in alle parlementen opgericht zijn. De Senaat zal daarvan de synthese maken. Een sterk federaal land heet zo’n ontmoetingsplek nodig. Dat is natuurlijk niet genoeg: ik weet dat ook. Ik zou daarom de deuren openzetten voor externe organisaties zoals de Vlaamse Jeugdraad. Laat hen gebruik maken van onze burelen.”

Nu nog uw partij overtuigen. En de andere partijen.

“Ik weet het. Het zou makkelijker zijn voor mij om te zeggen: kom, we schaffen dit af. Maar dat is niet hoe ik aan politiek wil doen. Ik heb geen zin in populisme. In 2024 wil de regering een plan voor staatshervorming klaar hebben. Ik heb dus vier jaar tijd om een nieuw verhaal te schrijven.”

Wie is nu eigenlijk de eerste burger van dit land: u of de Kamervoorzitter, Éliane Tillieux (PS)?

“We wisselen af. Het ene jaar is dat de Senaatsvoorzitter, het andere jaar de Kamervoorzitter. Dit jaar ben ik de eerste burger. Als er protocollaire evenementen zouden zijn, dan mag ik naast de koning staan.”

Vóór de premier zelfs.

(knikt) “Dat is omdat ik de vertegenwoordiger ben van het verkozen orgaan. Dat is iets om fier op te zijn. Door corona zijn er helaas geen officiële ontvangsten. Ik hoop dat dat snel verandert. (enthousiast) Ik heb Kamala Harris al een officiële brief geschreven (toekomstige vicepresident van de Verenigde Staten, red). Ik heb haar uitgenodigd voor een bezoek aan ons land. Zij is ook voorzitter van de Senaat. Dat is een vrouw waar ik naar opkijk. Zij is erin geslaagd het glazen plafond te doorbreken. Ik ben ook een feministe. Ik ben fier dat de Kamer, de Senaat én het Vlaams parlement door een vrouw voorgezeten worden.”

De kardinaal staat wel nog boven u in de protocollaire rangorde. Wat is de logica daarachter?

“Oei, dat weet ik niet. Ik zal dat eens aan mijn chef protocol vragen. Ik vind dat wel fascinerend.”

Die rangorde dateert nog van de tijd van Napoleon. Is die niet achterhaald?

“Neen, ik vind dat niet. Dat is romantiek en geschiedenis. Dat hoeft toch niet allemaal op de schop? Ik vind dat charme hebben. Ik ben dan wel een jonge en moderne madam, ik voel ook liefde voor mijn land. Ik heb dat van mijn vader: hij is nog paracommando geweest. Het eerste wat hij mij leerde, was het Belgisch volkslied. (lacht) Als je de Senaat binnenwandelt, dan proef je die geschiedenis. Ik ben fier dat ik daar deel van uitmaak. Vorige week belde de koning om te informeren naar mijn gezondheidstoestand. Dat is toch mooi?”

Veel anderen zouden dit oubollig noemen.

“Ik niet. Onze voorzitter (Egbert Lachaert, red.) wou een jonge politica met sturm und drang op deze stoel. Hij is bij mij aan het juiste adres.”

Waarom hebt u West-Vlaanderen verlaten?

“Dat was een moeilijke keuze. Mijn ex was een Gentenaar. Roeselare was voor hem no pasaran. Dat is een belangrijke reden. Ik heb lang getwijfeld, hoor. Mijn vader heeft een hersenbloeding gekregen toen ik in het tweede jaar unief zat. Dat was een vreselijk moment. Hij herkende ons niet meer. Mijn ouders waren zelfstandigen, in verwarming en elektriciteit. Ze zijn moeten stoppen. Van dag op dag waren ze alles kwijt. Ik heb dan enkele jaren gependeld tussen Gent en Roeselare. Ik ben enig kind, ik wou er zijn voor hen. (zwijgt even) We hebben echt zwarte sneeuw gezien in die periode.”

Senaatsvoorzitter Stephanie D'Hose:
Senaatsvoorzitter Stephanie D’Hose: “Terugkeren naar West-Vlaanderen? Neen, ik ben verliefd geworden op Gent.”

Hoe is het vandaag met hen?

“Mijn vader worstelt nog eens met zijn geheugen, maar eigenlijk stelt hij het goed. Die twee zijn nog altijd dolverliefd op elkaar. Dat is zo mooi om te zien. Ik denk dat ik elke dag met mijn moeder bel. We zien elkaar ook vaak, hoor. (denkt na) Maar ook de politiek was een reden om in Gent te blijven. Ik kon na mijn studies aan de slag op het kabinet van Fientje Moerman, toen Vlaams viceminister-president.”

De Roeselaarse Open VLD kan nochtans een bekende naam gebruiken, meer dan de Gentse afdeling.

“Ik weet het. Er is geregeld aan mijn mouw getrokken. Bart Tommelein wou me in 2014 absoluut op de West-Vlaamse lijst. ‘D’Hose, als ge were keert, zijt ge direct parlementair.’ (lacht) Ik heb harder moeten knokken in Oost-Vlaanderen om me kenbaar te maken dan ik in West-Vlaanderen had moeten doen. Ik doe hier elke zaterdagvoormiddag huisbezoeken om een netwerk op te bouwen.”

Maar u keert niet meer terug?

“Neen, ik ben verliefd geworden op deze stad. Mijn leven is hier, mijn vriendenkring ook. Ik heb hier politiek alle kansen gekregen. Ik ben daar Alexander (De Croo, red) en Egbert dankbaar voor.”

U bent ook cultureel ingeburgerd. U hebt er mee voor gezorgd dat de Gentse opera 70 miljoen euro krijgt van de Vlaamse overheid voor de renovatie.

(knikt) “Die onderhandelingen waren echt hard tegen hard. Ik zat tegenover Bart De Wever (N-VA-voorzitter, red) die het cultuurluik voor zijn partij deed. Hij wou niet dat al dat geld naar Gent zou gaan. Ik heb zijn arm moeten omwringen. Dat was op het scherp van de snee.” (lacht)

In het Vlaams parlement werkt u vooral op cultuur. Vindt u Jan Jambon (N-VA) een goede minister van Cultuur?

“Dat is een heel moeilijke vraag. (aarzelend) In het begin zou ik neen geantwoord hebben. Ik heb wel de indruk dat hij een liefde heeft ontwikkeld voor de sector. Maar we zijn er nog lang niet. Ik vind dat hij de relance niet goed aanpakt. (feller)

“De N-VA wil vooral oppositie voeren tegen de federale regering. Dat kan niet blijven duren”

Cultuur krijgt honderd miljoen euro. Wat doet Jambon? Hij investeert dat in infrastructuur. Dat is typerend voor zijn beleid. Vooral aandacht voor erfgoed en musea, maar veel minder voor podiumkunsten. Hij lijkt niet te beseffen onder welke zware druk deze sector staat. De toekomst oogt niet rooskleurig, hoor. Dat kan me zó kwaad maken.”

U bent zijn coalitiepartner. U moet goedkeuren wat hij beslist.

“Als dat over de cultuurbesparingen gaat, is dat moeilijk voor mij. Héél moeilijk. Ik ga dat niet ontkennen.”

Voelt u zich nog goed in die Vlaamse coalitie? Er komen veel spanningen boven tussen N-VA en uw partij.

“N-VA wil vooral oppositie voeren tegen de federale regering. Dat kan niet blijven duren. Ik hoop dat er snel verstandige mensen opstaan in die partij. Weet u wie hiervan het grootste slachtoffer zal zijn? De N-VA zélf. En de Vlaamse regering. Die komt hier niet goed uit.”