Op de Mercator met Vivi Lombaerts, directeur communicatie in het Vlaams Parlement: “Hoe grijs ook, altijd is er het licht van Oostende”

Vivi Lombaerts. © Davy Coghe
Edwin Fontaine
Edwin Fontaine Medewerker KW

Vivi Lombaerts was 17 jaar woordvoerder van verschillende ministers, leidde Gone West en is sinds anderhalf jaar directeur communicatie van het Vlaams Parlement. Ze koos 16 jaar geleden definitief voor Oostende na de geboorte van haar dochter. De Brusselse ervaart de lokroep van de zee en is een ambassadeur voor Oostende. Ze engageert zich volop in het socio-culturele leven.

“Het is een blij weerzien met de Mercator”, lacht Vivi Lombaerts. “Ik was hier eerder voor huwelijken en recepties. Met mijn dochter Babette bezocht ik ook al het schip.”

Wanneer heb je Oostende leren kennen?

“Dat is heel lang geleden. Ik was nog een kleuter en kwam hier met mijn grootouders op vakantie. Ik herinner me nog de geur van het klein hotelletje waar het opgeklapte bed uit de muur kwam en dat we elke morgen pistolets met confituur aten.”

“Mijn oma is op haar 98 bij mijn mama komen wonen, die mij snel gevolgd was naar Oostende. Ze is 103 geworden. Een oude boom kun je dus nog herplanten, tenminste naar Oostende (lacht). En als 16-jarige leerde ik het Oostendse uitgaansleven kennen.”

“Ik had een oudere vriendin en we kwamen wel eens met haar auto vanuit Brussel naar de kust. Eind jaren 90 was ik ook een early adopter van Theater aan Zee dat toen nog straattheater bracht. Na de geboorte van Babette in 2007 ben ik definitief in Oostende komen wonen.”

“Ook als medewerker van Johan Vande Lanotte heb ik vanaf 1998 Oostende intensief leren kennen. Ik volgde de Oostendse dossiers niet op, maar er waren hier vaak vergaderingen.”

Je was 17 jaar actief in de Wetstraat als kabinetchef en woordvoerder. Hoe ben je daar terecht gekomen?

“Na mijn studies aan de VUB zou ik doctoreren, samen met Caroline Pauwels (de overleden rector van de VUB en curator van TAZ 2021, red.), die een heel goede vriendin was en ook vaak in Oostende kwam. Norbert De Batselier, toen Vlaams minister van Economie, vroeg me een doorlichting te maken van de media. Ik ben er blijven plakken. Ik was ook tien jaar woordvoerder van Johan Vande Lanotte.”

“De meeste vicepremiers hadden een Nederlandstalige en Franstalige woordvoerder. Ik ben tweetalig en combineerde beide. Het begon om 5 uur met de ochtendradio en eindigde na het laatavondjournaal. Het was intens.”

Was je vertrek uit de politiek moeilijk?

“Totaal niet. Ik ben laat moeder geworden, was zwanger en deed met Johan een verkiezingscampagne. Ik herinner me dat de VRT belde om uit te klaren wie aan een debat van De Zevende Dag zou deelnemen. Ik dacht dat nog even te regelen, want de bevalling was pas een week later voorzien. Mijn gynaecologe riep me tot de orde: Het kind wordt echt wel vandaag geboren.”

“Tegen journalist Flip Feyten zei ik toen Sorry, ik moet u laten want ik ga bevallen. Letterlijk tot op de bevallingstafel heb ik gewerkt. Tijdens mijn zwangerschapsverlof heb ik drie maanden mijn telefoon niet aangezet. Toen ik daarna weer aan de slag zou gaan en mijn dochter naar de onthaalmoeder bracht, heb ik neen gezegd. Ik zag het niet meer zitten om in die ratrace te stappen.”

“In Brussel zien ze me als Oostendse. Dat is een ongelofelijk compliment”

“Ik zou op mezelf beginnen en had wat korte communicatie-opdrachten in de cultuursector. Op vraag van de provincie heb ik toen het project rond 100 jaar Eerste Wereldoorlog voorbereid. Daarna zou ik vertrekken maar t Toen vroegen ze me om Gone West ook uit te voeren. Gone West telde 350 culturele projecten in West-Vlaanderen. Ik heb er tien jaar aan gewerkt.”

Je bent sinds 2023 directeur communicatie van het Vlaams Parlement. Hoe stel je het daar?

“Ik ben een echte Brusselse. Daar zeggen ze: Bruxelles et Ostende, c’est des vieux amants. En dat klopt. Die twee werelden samen, dat is feesten. Ik ben drie nachten en vier dagen in Brussel in een pied-à-terre bij mijn nicht en de rest in Oostende. In de week geniet ik volop van mijn Brussel. Maar op donderdagmiddag roept de zee. Ik heb Oostende fysiek nodig. Op wandelingen vertoef ik heel graag in de duinen. Ik lees er of beluister daar podcasts met zicht op zee.”

Waarom ben je actief bij kleinVerhaal en De Grote Post?

“Ik heb een absolute liefde voor artiesten, makers, verhalen en verbeelding. Vandaar dat ik ook bestuurder ben bij De Grote Post waar ik help bij communicatie, adviezen geef of in een jury zit. Ik help graag waar ik kan. Bij kleinVerhaal, dat meer werkt rond het sociaal-artistieke, ben ik ook actief.”

“Wat ze doen, is prachtig. Ze tonen mensen die het niet altijd even makkelijk hebben, via expressie, muziek, woord en verbeelding, dat er altijd een nieuwe weg mogelijk is. TAZ, De Grote Post en kleinVerhaal zijn organisaties die de voorbije jaren een ongelofelijk parcours aflegden en niet meer weg te denken zijn.”

Je ex-partner John Crombez wordt straks wellicht burgemeester. Heb je een mening over hoe de stad bestuurd moet worden?

“Ik vind het niet kies om uitspraken te doen. Ik heb een deontologische plicht als directeur communicatie, informatie en externe relaties van het Vlaams parlement. Mijn mantra is steeds: ‘Informeren, ja. Interpreteren, nee. Opiniëren, nooit’. Ik wil die lijn aanhouden. Ook als het over Oostende gaat. Ik neem Oostende mee naar Brussel en probeer het daar uit te dragen.”

“Mensen spreken me ook aan over Oostende en dan ben ik een ambassadeur. Je hoort aan mijn tongval dat ik een Brusselse ben, maar daar zien ze me als Oostendse. Dat is een ongelofelijk compliment. En het Oostends sluipt in mijn taalgebruik. Op vergaderingen in Brussel zeg ik wel eens ’t mesan nie’ (het maakt niet uit, red.) of ‘wuk?. Dan zie ik de anderen naar mij kijken.” (lacht)

Waarom ben je zo verknocht aan Oostende?

“Ook al is het grijs lelijk weer, dan is er nog altijd het licht van Oostende. Quand il n’y en a plus, il y en a encore. De lucht is hier zo zuiver en vol jodium. Misschien moeilijk te begrijpen voor getogen Oostendenaars, maar ik ben opgegroeid in de jaren 70 en 80 in de stank van Brussel. Het licht, de lucht, de zee. Er is in Oostende zo’n overvloed dat je het niet kunt verkwisten.”