Maaike Cafmeyer op bezoek bij Stephanie D’Hose, de eerste burger van het land: “Niet alles wat wij zeggen, is om te lachen”

Maaike Cafmeyer wou Stephanie D’Hose absoluut spreken, omdat haar parcours jonge meisjes doet dromen. © Christophe De Muynck
Paul Cobbaert
Paul Cobbaert journalist

Elke woensdagnamiddag twee uur verplicht cultuur en/of sport op school: het is een kraakvers idee uit de koker van Stephanie D’Hose, politica voor Open Vld, en het krijgt de enthousiaste goedkeuring van Maaike Cafmeyer – onze hoofdredactrice-voor-één-week. Zet je schrap voor een geanimeerd gesprek over politiek, cultuur en seksisme. “Als ik aan mensen vertel dat een minister mij ooit vroeg om de potloodtest te doen, dan vallen alle monden open.”

Dit artikel maakt deel uit van De Krant van Maaike. West-Vlaams Ambassadeur Maaike Cafmeyer was een hele week hoofdredactrice van De Krant van West-Vlaanderen. Deze unieke stuntkrant ligt vanaf vrijdag 27 oktober in de krantenwinkel.

Zoals Alice in Wonderland, zo voelt Stephanie D’Hose zich nog altijd als ze door de statige gangen van de Senaat dartelt. De flamboyante Roeselaarse, die in Gent woont, is al drie jaar voorzitter van deze assemblée en volgens het protocol dus de eerste burger van het land. Dat is de eerste reden waarom Maaike Cafmeyer haar absoluut wou spreken voor deze krant. Omdat haar parcours jonge meisjes doet dromen.

Cafmeyer: “Stephanie is het levende bewijs dat vrouwen intussen ook de top kunnen bereiken. Ik moet zeggen dat ik onder de indruk ben van dit gebouw. Je loopt hier echt met je savatten in de geschiedenis van ons land.”

D’Hose: “Als je goed kijkt naar al die schilderijen en borstbeelden van mijn voorgangers, wat zie je dan? Dat het allemaal oudere, rijke, blanke mannen zijn. Ik ben niet in een gouden wieg opgegroeid. Mijn ouders waren kleine, hardwerkende zelfstandigen in Pittem. Ik heb veel drempels moeten overwinnen.”

De tweede reden is cultuur – hoe kan het anders. D’Hose brengt volgende maand een nieuw boek uit: The art of giving a fuck about art. Een héérlijke titel, benadrukt Cafmeyer. “Stephanie is een van de weinige politici die echt bezig zijn met cultuur.” En dus gaan we daarover praten – en niet over de diepe malaise van haar partij. De plechtige zetels van de leeszaal van de Senaat – met rood pluche – kraken en piepen als we ons neerploffen. “Je ziet: ook voor ons meubilair letten we op de centen”, knipoogt D’Hose. “Er zitten toch geen bedwantsen in, hé”, vraagt Cafmeyer gespeeld ernstig. De twee schateren het uit.

Bent u eigenlijk geboeid door de politiek, mevrouw Cafmeyer?

Cafmeyer: “Enorm. Ik ben nog iemand die naar debatten kijkt op televisie en dan luid meeroept. Ik vind het belangrijk om mee te zijn. Tenslotte is het de politiek die onze samenleving vormgeeft. Maar ik hou niet van de vele bagger.”

D’Hose: “De politiek gaat te dikwijls over wie de grootste ballen heeft. We attackeren er maar op los. Dan moet je niet verschieten dat de burger zich afkeert. Ik probeer daarvan weg te blijven.”

Cafmeyer: “Politici moeten verbinden, maar dat is natuurlijk moeilijker dan polariseren.”

Mevrouw D’Hose, u hebt mevrouw Cafmeyer uitgebreid gesproken voor uw boek. Wat hebt u van haar geleerd?

D’Hose: “Ik kan dat in twee woorden zeggen: speak up. Maaike was een van de belangrijkste stemmen van de cultuurwereld in de moeilijke coronatijden. Dat zal niet evident geweest zijn voor haar. Ze had ook thuis kunnen blijven. Maar ze gebruikte haar stem om haar sector te verdedigen. Ze deed dat trouwens ook toen de sector op straat kwam tegen de besparingen van de Vlaamse regering. Ik wil met haar meevechten voor cultuur, vandaar het boek.”

Cafmeyer: “Dat was inderdaad niet evident, maar thuis blijven, was geen optie. Dit gaat over mijn toekomst en de toekomst van vele anderen. Ik ben ook op Stephanie kwaad geweest voor de besparingen. Als de politiek moet besparen, wordt er altijd eerst gekeken naar cultuur. Waarom? Omdat wij een makkelijk slachtoffer zijn?”

D’Hose: “Ik begrijp uw gevoel. Dat wringt ook dikwijls bij mij. Maar ik heb er uiteindelijk wel voor gezorgd dat er niet bespaard werd op de projectsubsidies voor jonge kunstenaars – waar de meeste commotie over ging.”

Cafmeyer: “Da’s waar. Zeg, weet je wat er vandaag op de scheurkalender staat? Een quote van kunstverzamelaar Adriaan Raemdonck: Gelukkig is er kunst. Het is het enige wat mij verbindt met andere mensen en de wereld.

D’Hose: “Dat kan geen toeval zijn!” (lacht)

Cafmeyer: “Ik hoop dat we allemaal geleerd hebben uit de coronacrisis dat cultuur troost en hoop biedt aan de mensen. Maar tegelijk worden we altijd weggezet als luie subsidieslurpers. (feller) Dat kan me zó frustreren. Wij zijn bijna allemaal kleine zelfstandigen, hé. Wij moeten ook elk kwartaal onze bazaar afdragen.”

“Wij worden altijd weggezet als luie subsidieslurpers. Dat kan me zó frustreren” – Maaike Cafmeyer

D’Hose: “Daar volg ik je helemaal in. De subsidies zijn in de eerste plaats bedoeld voor het publiek. Zonder subsidies zouden tickets voor theaters en musea onbetaalbaar worden. Of wie gaat de podiumbouwers betalen en alle andere mensen achter de schermen? (op dreef) Waarom ben ik zo bezig met cultuur? Omdat dat allemaal kleine zelfstandigen zijn. Dat is het nest waarin ik opgegroeid ben. Veel mensen in de cultuurwereld hebben moeite om te overleven.”

Cafmeyer: “Maar wat denken de mensen? Ah, zij komt met eur smoel op televisie, dus ze zal wel smoorrijk zijn. En nog iets: als je volledig afhankelijk bent van sponsoring, zou je veel dingen, zeker gevoelige dingen, niet meer kunnen maken.”

D’Hose: “Wat ook vaak vergeten wordt, is de economische meerwaarde. Elke investering van één euro in cultuur brengt de samenleving drie euro op.”

Maaike en Stephanie hadden een geanimeerd gesprek.
Maaike en Stephanie hadden een geanimeerd gesprek. © Christophe De Muynck

Wat is het eerste dat u doet als u morgen minister van Cultuur wordt?

D’Hose: (denkt na) “Een goed gesprek voeren met de minister van Onderwijs. En waarom? Omdat onze kinderen veel meer cultuur moeten krijgen. Mij is vroeger nooit iets verteld over de meerwaarde van cultuur. Ja, we kregen plastische opvoeding. Maar sorry, dat is het niet, hé.”

Cafmeyer: (knikt) “Het begint allemaal in het onderwijs. Het Sint-Jozefsinstituut in Torhout was gelukkig wel cultuurminded. Wij keken af en toe naar een film of bezochten een tentoonstelling. Of er kwam een schrijver praten. Het zijn die dingen die mij geprikkeld hebben om later zelf die richting uit te gaan.”

D’Hose: “Jij had dus geluk, maar dat zou niet van toeval mogen afhangen. Cultuur is zó belangrijk, elke leerling zou in elke school een cultuurbad moeten krijgen. Neem nu die woensdagnamiddag. Waarom dat niet invullen met twee uur verplichte cultuur? Of eventueel afwisselen met sport en bijvoorbeeld EHBO?”

Liberalen horen niet graag het woord ‘verplichten’, mevrouw D’Hose.

D’Hose: “Ik zie mijn woordvoerder ook al van neen schudden. Ik ga straks onder mijn voeten krijgen.” (lacht)

Cafmeyer: “Waarom? (enthousiast) Ik vind dat een heel goed idee. Veel ouders zullen blij zijn, volgens mij. Want wat doen de kinderen anders op woensdagnamiddag? Ze gaan sowieso op zoek naar sport en ontspanning.”

D’Hose: “En ook de kinderen zullen blij zijn. Zij zullen kennismaken met nieuwe, boeiende dingen die eens niets met wiskunde en zo te maken hebben.”

Iets anders. U hebt veel drempels moeten overwinnen, zei u daarnet. Wat was de grootste drempel?

D’Hose: “Au sérieux genomen worden. Ik heb heel lang gehoord van anderen dat ik vooral dat schoon meiske uit Roeselare ben.”

Cafmeyer: “Herkenbaar.”

D’Hose: “Ik zie soms politica’s die zich als een man beginnen te kleden. Ik heb dat nooit gedaan. Ik ben altijd fier geweest op mijn vrouwelijkheid.”

Cafmeyer: “Je bent dan ook een sexy vrouw, hé.”

D’Hose: “Maar dat is blijkbaar geen voordeel als je au sérieux genomen wil worden.”

Cafmeyer: “Jij hebt gelukkig nog donker haar. Kijk naar mij: blond. Dat helpt ook niet om gezien te worden als intelligent. Ik denk dat veel vrouwen die iets bereiken, gelijkaardige verhalen kunnen vertellen. Ik heb ook dikwijls moeten zeggen: Gasten, what the fuck!’ Niet alles wat ik zeg, is om te lachen, hé. Het kan, hoor, dat een vrouw die komedie doet, ook intelligent is.”

D’Hose: “De strijd is nog niet gestreden. Op papier hebben we gelijke rechten, dat hebben we te danken aan de vorige generatie. Onze generatie moet nu strijden voor gelijke rechten in de hoofden van de mensen. Maar ook de gelijke rechten op papier zijn niet verworven. Het is daarom dat ik zo bang ben van extreme partijen.”

Is de politiek een seksistische wereld?

D’Hose: “Het is hier taboe na taboe, hoor. Goed bezig! (lacht) In elke wereld waar er macht is, is er ook misbruik van macht. En dat leidt dikwijls tot seksisme. Dus ja, er is seksisme in de politiek. Als ik aan mensen vertel dat een minister mij ooit vroeg om de potloodtest te doen, dan vallen alle monden open. Als ik zou slagen, dan mocht ik voor hem werken.

(fel) Weet je wat die test is? Dat is een potlood onder je borsten houden. Als het blijft zitten, dan heb je hangborsten en ben je niet geslaagd. Ik heb dat uiteraard niet gedaan. Vroeger werden zulke dingen doodgezwegen. Ik doe daar niet aan mee. Ik wil erover spreken, om bewustwording te creëren. Dat is ook wat Maaike gedaan heeft voor de cultuurwereld.”

“Als ik vertel dat een minister mij ooit vroeg om de potloodtest te doen, dan vallen alle monden open” – Stephanie D’Hose

Cafmeyer: (wikt haar woorden) “Wat niet makkelijk was. Vooral omdat je zelf de kop van jut bent, als je daarover spreekt. Je krijgt zoveel shit over je heen. Dat was voor mij het moeilijkste. Dat is ook de reden waarom veel vrouwen er niet over durven praten.”

D’Hose: “En weet je wat dan nog het ergste is? Dat die shit vaak van vrouwen komt.”

Cafmeyer: “Het is zo en dat is wreed. Als we verandering willen, dan moeten we dat samen doen. (denkt na) Maar je krijgt niet alleen shit, hoor. Dat wil ik ook eens dik onderstrepen. Ik heb ook veel complimenten gekregen. Ik heb zoveel mooie berichten gekregen van vrouwen die in dezelfde situatie zaten, van vaders die bang waren voor hun dochters. Ik heb zelfs berichten gekregen van mannen die ooit zelf dader waren. Zij schrijven: Dankzij jouw getuigenis zijn mijn ogen opengegaan. Ik besef nu dat ik vroeger ook zelf misbruik heb gemaakt van mijn positie. Al deze berichten doen deugd, moet ik toegeven.”

D’Hose: “Dat kan ik geloven. Ik krijg dat iets minder te horen. Ik vrees dat complimenten aan politici moeilijker liggen.” (lacht)

Voelt u al verandering in de cultuurwereld?

Cafmeyer: “Jawel, toch wel. Het charter van de minister van Media, de coach die op de set staat, de externe vertrouwenspersonen: dat zijn allemaal stappen vooruit. We zijn een voorbeeld aan het worden voor andere sectoren. Ik vind het bijvoorbeeld ongelooflijk belangrijk dat er vertrouwenspersonen zijn die niet verbonden zijn aan het bedrijf zelf. Maar we zijn er nog niet. Het is tijd om te snoeien in het aantal meldpunten, zodat slachtoffers direct weten waar ze naartoe kunnen.”

D’Hose: “Dat is inderdaad nog een pijnpunt. Ik heb Cultuurminister Jan Jambon (N-VA) gevraagd om dat te evalueren.”

Cafmeyer: “Dus ja, de verandering is bezig, ook in de cultuurwereld.”

Weet u al voor wie u gaat stemmen op 9 juni, mevrouw Cafmeyer?

D’Hose: “Voor mij natuurlijk!” (lacht)

Cafmeyer: “Wie weet. (lacht) Neen, ik weet het echt nog niet. (blaast) Ik vind het allemaal heel heftig.”

D’Hose: “Het is ook heftig. Weet je wat ik soms denk? Dat we opnieuw nood hebben aan saaie politiek. Politici moeten zich bezighouden met beleid en niet met allerlei entertainmentprogramma’s. Wij moeten geen BV’s willen worden.”

Cafmeyer: “Je hebt misschien wel gelijk, ja. (denkt na) Het zou niets voor mij zijn, de politiek. Je wordt voortdurend uitgemaakt voor postjespakker, terwijl je toch elke dag keihard moet werken.”

D’Hose: “Dzu, ik ging u net vragen voor onze lijst. (lacht) Neen, blijf jij maar de ambassadrice van de cultuurwereld. Je doet dat ongelooflijk goed. Ik heb grote bewondering voor jou, Maaike!”

Cafmeyer: “Dat is wederzijds, Stephanie!”

Maaike Cafmeyer: “Ik heb Stephanie voor het eerst ontmoet op een tentoonstelling van Chinese striptekenaars. Ze stak een heel betoog op voor de Chinese ambassadeur over hoe kunst verbindend kan werken en dat was ongelooflijk inspirerend. Stephanie vroeg toen of ze mij mocht interviewen voor haar boek The art of giving a fuck about art. Iemand die vandaag in deze moeilijke tijden, ook in de politiek, durft prediken voor meer verbinding en daar echt haar best voor doet… Daar heb ik veel respect voor.”

Lees meer over: