Dit blijkt uit cijfers over de Nederlandstaligheid thuis van de leerlingen in de scholen in Zuid- en Midden-West-Vlaanderen. Cijfers die Vlaams parlementslid Bert Maertens (N-VA) heeft opgevraagd bij onderwijsminister Hilde Crevits (CD&V).
Uit die cijfers blijkt vooral dat het aantal leerlingen dat thuis geen Nederlands spreekt op vier jaar tijd flink is toegenomen. Voor het arrondissement Roeselare bedraagt die stijging zelfs ruim 65 % (van 4,90 % leerlingen die thuis geen Nederlands spreken in het schooljaar 2011-2012 tot 8,10 % in het voorbije schooljaar 2015-2016). In het arrondissement Kortrijk is die stijging beperkter, maar ze bedraagt toch nog altijd bijna één kwart : van 10,10 naar 12,40 %.
De stijging doet zich zowel in de grotere steden als in de kleinere gemeenten voor, al blijven de grootste concentraties natuurlijk wel in de steden zitten. Daarbij scheert Menen de absolute top met 19,0 % van de leerlingen die thuis een andere taal spreekt. Opgemerkt weze dat hier, gezien de grenssituatie van Menen, toch ook wel een flink percentage Franstaligen zal tussen zitten.
De top vijf
De top vijf wordt verder gevormd door door Kortrijk (16,9 %), Harelbeke (13,3 %), Roeselare (11,1 %) en Kuurne (10,3 %). Opvallend is dat een toch dicht bevolkte stad als Izegem met 4,90 % eigenlijk heel goed scoort : beter zelfs dan de eerder landelijke buurgemeente Ingelmunster, die toch al 6,3 % van de kinderen op zijn school thuis een andere taal dan Nederlands hoort spreken. Ingelmunster heeft vorig jaar dan ook heel veel asielzoekers ontvangen.
Onderaan het klassement vinden we Hooglede (1,6 %), Anzegem (1,7 %), Ledegem (2,0 %), Lendelede (2,9 %) en Deerlijk (3,3 %).
Behalve Hooglede (van 2,5 % in 2011-2012 tot 1,6 % in 2015-2016) is het aantal leerlingen dat niet het Nederlands heeft als thuistaal overal in stijgende lijn, en in een aantal landelijke gemeenten is die stijging zelfs vrij spectaculair : in Staden bijvoorbeeld, waar men van 25 leerlingen in 2011-2012 is opgeklommen tot 72 (6,7 %) in 2015-2016.
De meest spectaculaire cijfers komen echter uit het piepkleine Spiere-Helkijn : hier spreken maar liefst zeven op de tien leerlingen thuis geen Nederlands, maar dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat het hier om een faciliteitengemeente gaat, waar de school ook heel wat leerlingen uit de naburige Waalse gemeenten aantrekt die verkiezen om hun onderwijs in het Nederlands te volgen.
Maar laten we dit specifieke geval even buiten beschouwing laten. “Deze cijfers in het algemeen tonen overduidelijk aan dat initiatieven om de taalachterstand bij kinderen en jongeren weg te werken broodnodig blijven” zegt Bert Maertens. “Want we weten dat wie onze taal onvoldoende machtig is veel minder snel integreert in onze samenleving, veel minder kans op slagen heeft in de klas en dus later minder kansen heeft op werk.”
“Opdracht voor iederéén”
Als vader en burgemeester ziet Bert Maertens ook een rol weggelegd voor de ouders én de steden en gemeenten. “Deze problematiek aanpakken is geen taak van het onderwijs alleen. Het is zeker ook een opdracht voor de ouders om ook zelf Nederlands te leren en onze taal thuis te spreken. Dat helpt hun kinderen vooruit. En het zal bovendien hun eigen integratie in onze samenleving vergemakkelijken”, zegt Bert Maertens nog.
Ook de gemeentebesturen kunnen volgens hem uitstekende initiatieven nemen. “Zo organiseren we in mijn thuisstad Izegem sinds enkele jaren Babbeldoos op zaterdag en Babbelkamp tijdens de zomervakantie, waar kinderen met een taalachterstand, zowel Nederlandstalige als anderstalige nieuwkomers, spelenderwijs hun taalvaardigheid verbeteren. En voor anderstalige volwassenen is er elke week Babbel’Uit, een praatgroep waar ze samen met autochtone Vlamingen in het Nederlands over allerlei onderwerpen in gesprek gaan en zo hun taalkennis aanscherpen. Zo’n initiatieven werpen duidelijk hun vruchten af en zouden overal in Vlaanderen navolging moeten krijgen”, besluit Bert Maertens.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier