Volgens columnist Joost Devriesere varen nogal wat mensen al dan niet bewust tegen de stroom in.
‘Awel, chapeau, mijnheer, dat ge dat durft te zeggen. Ik ben daar allang mee gestopt. Ik ben het beu om telkens te horen dat ik me met mijn eigen zaken moet bemoeien.’ De man die de rekken in de Colruyt aanvult staart me met lachende ogen aan vanachter zijn mondmasker. Vervolgens toont hij me waar ik de zelfrijzende bloem kan vinden.
Een minuut eerder heb ik een forse man, die met zijn winkelkar tegen de aangewezen richting in reed, vriendelijk maar beslist gewezen op de witte pijlen die in de winkel op de grond zijn geschilderd. De reus mompelde iets onververstaanbaars waarin ik toch het in onbruik geraakte, aan het Frans ontleende scheldwoord ‘mutten’ meende te ontwaren. Daarna draaide hij zijn kar en verdween luid protesterend om de hoek. Ik ben hem niet meer tegengekomen.
Ik heb een zwak voor mensen die weleens tegen de stroom invaren. Alleen niet als ze anderen in gevaar brengen
Is het mogelijk dat we, sinds de beproeving waaronder we sinds vrijdag dertien maart gebukt gaan, allemaal een beetje verloren lopen? Dat we zodanig op zoek zijn naar andere manieren om ons tot elkaar te verhouden dat we de weg zijn kwijtgeraakt? Of is het gewoon kwade wil? Gisteren nog zag ik hoe een koerier stopte voor de eenrichtingsstraat waarop het raam van mijn schrijfkamer uitkijkt. Hij blikte eerst naar links, dan naar rechts, leek nog heel eventjes te twijfelen en stuurde zijn bestelwagen dan achteloos de sens unique in, zijn vuist ballend naar andere weggebruikers die hem toeterend en foeterend diets wilden maken hoe gevaarlijk zijn manoeuvre was.
Ik ben geen ‘mutten’, geen schaap dat willoos de kudde volgt. Ik heb zelfs een zwak voor mensen die niet aan eenrichtingsdenken doen, weleens tegen de stroom invaren en tegen andermans kar rijden. Alleen niet als ze daarbij anderen in gevaar brengen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier