Tien was ik op vrijdag 2 augustus 1996 toen ik om drie uur ’s ochtends met mijn vader speciaal opstond om de olympische finale van de 200 meter in Atlanta live op tv te volgen. Ik keek gefascineerd toe hoe de 28-jarige Belg Patrick Stevens, de enige blanke aan de start, verdienstelijk zevende werd en zag hoe Michael Johnson op weergaloze wijze Frankie Fredericks en Ato Boldon aftroefde en naar een nieuw wereldrecord (19.32) snelde.
Veertien was ik toen ik Eric Moussambani uit Equatoriaal Guinea de 100 meter vrije slag in Sydney in bijna twee minuten zag afwerken, een nieuw persoonlijk én nationaal record. Voor Moussambani, die pas enkele maanden ervoor begon te zwemmen, was het de eerste keer dat hij een 50 meter-bad zag.
Tweeëntwintig was ik toen ik Usain Bolt in Peking naar een fenomenale 9.69 op de 100 meter zag lopen, vier dagen voor hij ook het wereldrecord (19.30!) op de 200 meter van Johnson verbrak.
Tweeëntwintig was ik toen ik Tia Hellebaut op die fantastische 23 augustus in 2008 in datzelfde Vogelneststadion over 2m05 zag springen, commentatoren Kris Meertens en Marc Willems nooit zo hard hoorde schreeuwen als die avond en Blanka Vlasic, het Kroatische wonderkind met de immer trieste blik, na een beklijvend duel van pure ellende afdroop.
Zesentwintig was ik toen ik Lionel Cox, een 31-jarige arbeidsinspecteur in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in Londen zilver zag behalen in het karabijnschieten, als enige amateur tussen alleen maar profs. Het was die keer dat er, twee dagen voor zijn wedstrijd, geen enkele journalist naar zijn persconferentie kwam en het BOIC na afloop doodleuk verkondigde dat men vooraf eigenlijk niet eens wist wie die Lionel Cox was.
Dertig was ik toen ik Greg Van Avermaet vanuit een donkere kroeg in Brugge olympisch kampioen in Rio zag worden. Het was het begin van een stevige feestavond en -nacht, gekruid met een wondermiddel dat sindsdien tot mijn favoriete olympische drank werd gepromoveerd: mojito.
Maar nog meer blijft één olympisch beeld me bij: zesentwintig was ik toen ik op 3 augustus 2012 een fors uit de kluiten gewassen kogelstoter in actie zag en het een minuut later om de Wit-Russische Nadzeya Ostapchuk bleek te gaan. Tien dagen nadien moest Ostapchuk haar gouden medaille inleveren. Ze had twee keer positief getest op anabole steroïden.
De Olympische Spelen: herinneringen voor het leven.
Reageren? tom.vandenbussche@kw.be
Olympische Spelen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier