Zelfde job, 979 euro minder: West-Vlaming verdient het minst van allemaal
Krijgt de West-Vlaming loon naar werken? Helemaal niet, integendeel zelfs. Wij verdienen het minst van alle Vlamingen. Het gemiddeld maandelijks brutoloon ligt hier exact 356 euro lager dan het nationaal gemiddelde. De loonkloof mag dan wel krimpen, nog altijd verdient een West-Vlaamse werknemer bijna 9,5 procent minder.
Eerst het goede nieuws: de kloof tussen het gemiddeld maandelijks brutoloon in West-Vlaanderen en het nationaal gemiddelde wordt almaar kleiner. Het slechte nieuws: ze is er nog en ze is nog altijd het grootste van alle Vlaamse provincies. In 2000 verdiende een werknemer in West-Vlaanderen nog zo’n 12,25 procent minder dan het gemiddelde loon in België, in 2019 is dat nog 9,47 procent minder. Dat blijkt uit cijfers van Statbel op basis van een enquête bij meer dan 118.000 werknemers. Een job in West-Vlaanderen levert gemiddeld 3.402 euro bruto per maand op, 356 euro minder dan het Belgisch gemiddelde en 312 euro lager dan het gemiddelde brutoloon in Vlaanderen.
Ook HR-bedrijf Robert Half ziet in haar Salarisgids een almaar kleinere loonkloof. “Voor bedrijven hier moet het makkelijker worden om talenten te houden of zelfs naar West-Vlaanderen te lokken”, zegt Veronique Elskens van Robert Half. “De geografische talentenpool wordt zo groter.”
Dat laatste is niet onbelangrijk, want met amper twee werkzoekenden per openstaande vacature nijpt de krapte op de arbeidsmarkt hier het hardst. Werknemers uit andere provincies naar hier halen, lijkt dan ook een must. Alleen loopt dat moeilijk, zo gaf Vlaams minister van Werk Hilde Crevits (CD&V) recent nog aan. Vraag is of het loonverschil met de rest van het land in ons nadeel speelt. En of een tegenbeweging puur op salarispolitiek realiseren mogelijk is.
Pendelen loont
Al jaren blijkt uit de cijfers dat pendelen naar Brussel of Antwerpen financieel oplevert. Wie in Brussel werkt, verdient per maand gemiddeld 979 euro meer dan iemand met dezelfde job in West-Vlaanderen. “De hoogte van lonen wordt sterk bepaald door de grootte van het bedrijf en de sector waartoe het behoort”, zegt Xavier Baeten, professor in beloningsmanagement aan de Vlerick Business School en expert op vlak van verloning. “Dat kan een verklaring zijn voor het verschil tussen provincies. In Brussel zijn er aanzienlijk meer hoofdkantoren van grote bedrijven gevestigd. Wat de sector betreft, zien we dat bijvoorbeeld de chemie hogere lonen betaalt. Die chemie is, net als een aantal andere veel betalende sectoren, in West-Vlaanderen iets minder vertegenwoordigd.”
Toch zijn er ook culturele verschillen, zo oppert professor Baeten. “In West-Vlaanderen staan de familiebedrijven traditioneel sterk en we weten dat daar sterker de vinger op de knip wordt gehouden, ook voor de lonen van het topmanagement. Daarnaast kijken West-Vlaamse bedrijven vaker enkel naar bedrijven in de buurt om hun loonpolitiek te bepalen. En belangrijk: de factor nabijheid heeft zijn prijs. Je moet de files of de lange rit naar het werk ergens compenseren. Wie dichter bij het werk woont, heeft dat extraatje minder nodig.” Een andere mogelijke verklaring voor de provinciale loonkloof is volgens de expert de leefkost: die ligt in pakweg Brussel of Antwerpen hoger dan in West-Vlaanderen. En daar houden bedrijven veelal rekening mee.
Groter zal de kloof in de toekomst niet worden, zo geeft professor Baeten aan. “Integendeel zelfs. Als werknemer zijn we een stuk mobieler dan vroeger”, klinkt het. “De bereidheid om zich voor het werk te verplaatsen, zal ook verder toenemen. Maar enkel via een hoger brutoloon de krapte op de West-Vlaamse arbeidsmarkt oplossen, acht ik weinig waarschijnlijk. Dat is een strijd die je bij voorbaat verliest.”
Kneusje Veurne
Naast de verschillen met andere provincies, zijn er ook binnen West-Vlaanderen loonkloven op te merken. Zo verdient iemand die in het arrondissement Veurne werkt met een gemiddelde van 3.016 euro bruto per maand maar liefst 19,72 procent minder dan het nationale gemiddelde. “Regio’s als Veurne en Diksmuide liggen nu eenmaal zowel geografisch als qua mobiliteit afgelegen”, stelt Xavier Baeten.
“Een hoger loon is geen evidentie”
Negen op de tien werkgevers verwacht volgend jaar geen stijging van het vaste loon van de huidige werknemers, zo blijkt uit de Salarisgids van HR-bedrijf Robert Half. Een houding die professor Baeten niet meteen verrast. “Een loonsverhoging bovenop twee indexsprongen is geen evidentie”, zegt hij. “In veel bedrijven heeft men de neiging jaar na jaar een salarisstijging te geven en werknemers verwachten die ook te krijgen. Maar dat is op termijn niet houdbaar, iemand moet de rekening betalen.” Volgens de loonexpert moet zo’n stijging een beloning voor en een gevolg zijn van een groei, in prestaties en competenties. “Het is niet omdat iemand een jaartje langer de job uitoefent, dat er daarom automatisch meer op het loonstrookje hoeft te komen. Wel moet het loon van jonge mensen in de eerste jaren van de job sneller toenemen, net omdat ze in die eerste jaren vaak het meest groeien.” Bonussen, delen in de winst en andere variabele gunsten afhankelijk van het bedrijfsresultaat zijn volgens de professor mogelijke alternatieven. “Al is het belangrijkste dat je als onderneming je klare visie op de loonpolitiek ook duidelijk communiceert.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier