De Nationale Vereniging van Frituristen hoopt dat de Belgische Frietkotcultuur door Unesco erkend wordt als immaterieel erfgoed. Kristof Verhelle (49) van Frituur Monique uit Gits ademt de frietkotcultuur als geen ander uit. Al 75 jaar bakken hijzelf, zijn ouders én grootouders ambachtelijke, handgesneden frietjes.
In 2014 werd de Belgische frietkotcultuur opgenomen in de Vlaamse inventaris van Immaterieel Cultureel Erfgoed. Later volgden ook de Franse en Duitstalige gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In 2022 is Vlaanderen aan de beurt om een kandidaat naar voor te schuiven voor de Unesco-erkenning als Immaterieel Erfgoed van de Mensheid. De Nationale Vereniging van Frituristen hoopt dat men zal kiezen voor de Belgische Frietkotcultuur. België telt immers 5.000 frituren in allerlei vormen en op allerlei locaties. Eén ervan staat in Gits. Kristof Verhelle zet er het levenswerk van zijn familie verder in een echt frietkot.
De eerste foodtruck
“Mijn grootvader Valère had eigenlijk de eerste foodtruck in 1945”, steekt Kristof van wal. “Aan een oud kotje hing hij twee luifels en zo had hij een frietkar die voortgetrokken werd door een paard, tot hij genoeg centjes had voor een auto. In de jaren ’50-’60 trok hij met zijn frietkot rond op tal van kermissen, koersen en feesten. Ook hier in Gits kwam hij altijd als er kermis was en op de koersen aan De Engel of La Finance.”
Ik heb geen spijt van de verhuis. Ons kot zou niet meer passen in Roeselare
Later kwam het frietkotje op verschillende plaatsen te staan, maar altijd rond de stationsbuurt in Roeselare. Kristof heeft mooie herinneringen aan die tijd en aan het sociale aspect dat eigen is aan de Belgische frietkotcultuur. “Ik heb in de stationsbuurt een prachtige jeugd beleefd. We werkten hard, maar beleefden ook veel plezier. De stationsbuurt was het hart van Roeselare waar commerçanten goede zaken deden. Aan ons frietkot zagen we iedereen passeren: mensen van alle leeftijden die van school of hun werk kwamen, die naar de cinema gingen, die hun eerste lief trakteerden, noem maar op. De kinderen die toen aanschoven, zie ik nu in mijn frituur met hun eigen kinderen, dat is het mooie aan mijn beroep.”
Authentiek frietkot
Een kwart van de Belgen gaat wekelijks naar een frituur om er frietjes te eten of mee naar huis te nemen. Toch verdwijnen de traditionele ‘frietkotjes’ steeds meer en vestigen frituren zich in gebouwen. “Ikzelf ben dat zeker niet van plan”, vertelt Kristof. “Ik ben nu eenmaal van ‘kotjesvolk’ en dat zal altijd zo blijven. In de regio weet ik er nog een paar staan, maar de echte frietkotjes verdwijnen steeds meer.” Kristof is trots op zijn authentieke frietkot: “Ik heb natuurlijk alle moderne toestellen, maar de werking van mijn frituur is nog steeds dezelfde als die van mijn grootvader. De frietjes zijn hier handgesneden en worden nog geserveerd in een puntzak.”
Verhuis naar Gits
Hoewel de roots van Frituur Monique in de stationsbuurt in Roeselare liggen, verhuisde Kristof zeven jaar geleden naar Gits. “Door tal van wegenwerken zag ik er steeds minder volk passeren. Toen mijn contract vernieuwd moest worden, lukte het niet om een overeenkomst te vinden met het stadsbestuur en de NMBS van wie de grond was. Af en toe ga ik nog eens kijken in onze oude buurt, het is sterker dan mezelf”, klinkt het. “Toch heb ik geen spijt van de verhuis. Ons kotje zou nu niet meer passen aan het station in Roeselare. Het is er doods, met veel beton en weinig passage. Je ziet dat veel handelaars er wegtrekken. Veel klanten van vroeger zijn me trouwens gevolgd naar hier. In Gits heb ik een goede plek gevonden waar ons traditionele frietkot kan blijven bestaan.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier