Maak kennis met de frontman van Amenra: zijn muziek dompelt je onder in een wereld van pijn

foto Stefaan Temmerman
Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Volk van overal ter wereld zakt dit weekend af naar Menen. Amenra bestaat 20 jaar en dat wordt er gevierd. De Kortrijkse supergroep werd groot in de schaduw van de metal en de hardcore, maar is met de jaren uitgegroeid tot een band die de meest diverse muziekliefhebbers meesleept in een mysterieus universum van tristesse en pijn. Hun concerten worden door fans ervaren als verpletterende en tegelijk helende belevenissen. Hoe onbereikbaar frontman Colin H. Van Eeckhout er op het podium meestal bij staat – met de rug naar het publiek, of soms ook al eens hangend aan vleeshaken – zo warm, menselijk en vriendelijk is hij wanneer hij ons in sappig West-Vlaams te woord staat.

Hij is opgegroeid in Marke. Zijn moeder woont er nog. “Onze gitarist, Mathieu, woonde vlakbij. In de jaren ’90 was er hier in de streek een hele stroming, H-8000.” Die beweging stond voor hardcore punkmuziek en was grotendeels straight edge. Vrij vertaald, ze leidden een sobere levensstijl, zonder dierlijke voeding, alcohol, sigaretten of andere verslavende middelen. “Zo hebben we samen muziek leren spelen. Eerst met Spineless, onze eerste band. In ’99 zijn we begonnen met Amenra. We hebben wellicht een miljard keer in de streek gespeeld.”

“Iedere vrijdagavond spraken wij af aan de platenwinkel Music Mania, in de Burgemeester Reynaertstraat in Kortrijk, waar er nu een pittakot is. Wij hingen daar altijd rond met die hele meute. Want het gros van ons dronk niet, dus hadden we in cafés niets te zoeken.” Als skaters waren ze daarentegen wel in het skatepark Rampaffairz te vinden, in Wevelgem. Meteen ook de eerste repetitieruimte voor Amenra. “Nu kom ik er opnieuw, met mijn zoontjes die beginnen te skaten. Later repeteerden we jaren boven het werk van mijn vader, in Gullegem.”

https://www.youtube.com/watch?v=1NZRzIVURvI

Het was diens onverwachte dood, 20 jaar geleden, die een onuitwisbare tristesse in de zanger naar boven haalde. De begrafenis vond plaats op 15 mei, de verjaardag van Colin. Hij is inmiddels 40 en de melancholie is gebleven. “Het is het somberheidsgen. Ik kan het trieste zien in de schoonheid”, zegt hij. Met de jaren werden de concerten van Amenra alsmaar intenser, het werden mystieke, mergdoordringende metalmissen waarin er wel eens bloed vloeide om de pijn van het zijn te bezweren. Colin hing zich wel eens op aan haken die dwars door zijn vel staken, enkele jaren liet hij ook zijn tepels weghalen om een fysiek offer te brengen voor een ziek familielid. “Dat fysieke, die haken en andere pijnigingen, zijn in de ogen van mensen misschien destructief. Terwijl ik ondervonden heb dat zo’n ervaringen iets kunnen doen met je. Dat is hetzelfde met mensen die marathons lopen. Je put er kracht uit. Je hebt ondervonden dat je tot meer in staat bent dan je dacht.”

Elektronicagasten

Tegenwoordig repeteren Colin en zijn maten al een eeuwigheid in een oud schooltje in Harelbeke. Maar voor zo’n eigen studio als die van zijn maten van Goose, die andere Kortrijkse megaband, zou hij meteen tekenen. “Dat is een tweede adem voor hen. Het is ongelooflijk wat die eigen ruimte nu met hen doet. De inspiratie druipt ervan af. Ik zat samen met Bert Libeert en Mickael Karkousse en zijn lief in het Atheneum. Als we mekaar tegenkomen of toevallig op hetzelfde festival spelen, zitten we ons wel vaker samen te amuseren. En dan zie je mensen kijken. Ze verwachten niet dat zo’n metalband met die elektronicagasten jolig zit te doen. Maar we zijn van hetzelfde volk. We hebben gewoon een andere deur opengeschopt.”

Ik was als kind heel gestresseerd en angstig. Dat ik op een podium ben geëindigd, is eigenlijk wel eigenaardig

De Colin uit zijn jonge jaren, werd in een documentaire op de tv-zender Viceland door zijn moeder Lydie Ferlin omschreven als een stille, verlegen jongen. “Ik was een enig kind, heel gestresseerd en angstig. Het feit dat ik op een podium ben geëindigd, is eigenlijk wel eigenaardig. Maar ergens wilde ik wel opvallen. Hoewel, waarschijnlijk wil iedereen op zestienjarige leeftijd op de ene of andere manier opgemerkt worden. Bij ons was dat toen met dat skaten, en met hardcore en punk. We kleurden onze haren en hadden piercings en tatoeages. Maar vanbinnen was ik nog altijd diezelfde onzekere jongen.”

https://www.youtube.com/watch?v=CD7bxyzFbC4

In onze band zit er eigenlijk geen enkel showbeest. Iedereen is stil van karakter en introvert. Daarom hebben we de muziek zo hard nodig. Er is bijvoorbeeld iemand van ons die heel moeilijk zijn emoties in woorden kan uiten, maar op het podium heeft hij een rechtstreekse lijn naar het menselijk hart. Een ander bandlid is veel gepest geweest toen hij jong was. Als hij iets maakt, lijkt hij wel een bulldozer. En is zijn muziek een wapen. Eén brok onverdunde woede. Daardoor bieden wij gevoelens die gaan van heel breekbaar, over kwetsbaar naar immens krachtig. We blijven onzeker. Daardoor zijn we ook heel kritisch voor onszelf. We hebben misschien 1.000 concerten of meer gedaan in de voorbije 20 jaar en hooguit bij tien ervan hadden we een min of meer voldaan gevoel.”

Boerderijen en kapelletjes

Het eerste van die tien was misschien wel dat in de Kortrijkse Stadsschouwburg, in 2009. “Dat was voor ons echt het moment dat we onze schouders eens konden oprichten en zeggen: Kijk, we zijn meer dan zomaar een onnozel bandje. Het was ook meer dan een gewoon concert. Er zaten allerlei performances in verwerkt. En dat zonder dat we enige notie van choreografie, scenografie of belichting hadden. Samen met onze maten deden we iets waarmee we onszelf overstegen. Die hele poging had even goed kunnen ontploffen in ons gezicht. Maar ze lukte en dat scherpte onze zelfverzekerdheid aan.”

Colin H. Van Eeckhout, de frontman van Amenra. De West-Vlaamse cultgroep viert haar twintigste verjaardag. (foto Guillaume Decock)
Colin H. Van Eeckhout, de frontman van Amenra. De West-Vlaamse cultgroep viert haar twintigste verjaardag. (foto Guillaume Decock)

Toen kwam alles in een stroomversnelling. In het binnenland deden ze grotere zalen aan en ze waagden zich alsmaar vaker naar het buitenland. Maar tegelijk bleef hun relatie met de eigen streek intact. “Veel bands in ons genre proberen zich zo internationaal mogelijk voor te doen. Ze willen er allemaal als Amerikanen uitzien. Ze zouden het liefst van al Amerikanen zijn en ze gaan hun videoclips daar opnemen. Terwijl wij het gevoel hadden dat we daar geen fuck mee te maken hadden. Dat is onze wereld niet.

“Onze esthetica is gebouwd rond de boerderijen en de kapelletjes langs onze wegen. Die aarden wegeltjes… Als we bandfoto’s nemen, is dat aan ons repetitiehok in Harelbeke. We werken ook graag samen met mensen uit de streek, omdat we mekaar veel beter verstaan. Zoals met Willy Vandeperre, die een big shot is in de modefotografie, of met Stephan Vanfleteren. Aan zulke mensen moet je geen uitleg geven. Ze kennen de sfeer of het gevoel dat je wil overbrengen. Voor onze videoclips gaan we vaak terug naar de Kleiputten van Vandewieles. Daar gingen we zwemmen toen we klein waren. We staken er kattenkwaad uit. Dat contact met de grond waaraan we zijn ontsproten, is als een beschermend deken dat we om ons heen slaan. Niet dat we bang zijn om onze comfortzone te verlaten, maar we vertellen ons verhaal nu eenmaal het best met de beelden uit onze eigen leefwereld. Sommigen zoeken constant inspiratie bij andere artiesten en dingen. Wij schuwen die invloeden van buitenaf een beetje, omdat we liever louter op onze eigen intuïtie voortgaan, we volgen ons eigen buikgevoel.”

Duisternis en tristesse

Toch komen er wel meer invloeden van buitenaf. Omdat gerenommeerde artiesten uit binnen- en buitenlanden tegenwoordig staan aan te schuiven om zich in die verpulverende sfeer van Amenra te wentelen.

“Onze samenwerkingen groeien organisch. Artiesten die met dezelfde materie werken als wij, staan uiteraard een stuk dichter bij ons. Wij werken met duisternis en tristesse. Als dan blijkt dat iemand anders met dezelfde klei werkt, dan heb je een link. Zo las ik eens een interview met Berlinde De Bruyckere waarin ze alleen maar dingen zei die uit mijn mond hadden kunnen komen. Ik herkende me in alles wat ze zei. Als je mekaar dan tegen het lijf loopt, wat superveel gebeurt in Gent, dan heb je meteen gespreksstof. Michael Borremans woont in dezelfde straat als onze gitarist en heeft daar ook zijn atelier. Je moet al je best doen om mekaar niet tegen te komen. En zo geraak je aan de praat en voor je het weet heb je samen een project.”

https://www.youtube.com/watch?v=ZjHOLtudKpQ

Voor ons is het immens dankbaar dat mensen van dat kaliber het zien zitten om samen te werken, om hun naam te linken aan die van ons. En ja, vermoedelijk werkt het ook omgekeerd. Met Johan Tahon, die voor ons verjaardagsfeest een zes meter hoog bronzen sculptuur heeft ontworpen dat in Menen op het Leie-eiland komt te staan, hadden we contact via Jeroen Mylle, een fotograaf uit ons collectief Church of Ra. Hij zei al langer dat we eens met elkaar moesten praten. En zo zijn we bij Johan in zijn atelier beland. Je hebt sowieso iemand nodig die een beetje op dezelfde manier naar wereld kijkt om een klik te hebben. Zondag wordt zijn beeld onthuld met een spectaculair vuurritueel. Meer dan gewoon maar nu en dan een cd’tje uitbrengen, hebben we altijd een wereld van woord, beeld en klank willen creëren waarin mensen zich kunnen nestelen als ze het eens nodig hebben.”

Die wereld staat voor hun 20ste verjaardag in Menen en niet in hun eigen Kortrijk. “Dat komt doordat de directeur van De Steiger, Chiel Vandenberghe, ons die mogelijkheid heeft aangereikt. Het had even goed ergens elders kunnen zijn, maar hij was de eerste en de enige die ons die kans bood. We wilden al langer tonen dat we niet alleen muziek maken. En in Menen mogen we voor het eerst effectief een museum cureren, een tentoonstellingszaal in een CC. En Kortrijk of Menen, het is het land waar de Leie vloeit, de grensstreek. Dat blijft een beetje toeze’s, bij ons. Het voelt gewoon aan als thuis. Mensen spreken er onze taal. Je verstaat mekaar.”