Ooit telde de stad vijf bioscopen. Stadsgids Belinda Eelbode verdiepte zich in hun geschiedenis en schreef er een scriptie over. Op 18 april vertelt ze in De Kiem nog eens over de gouden tijden van de Roeselaarse cinema, waar sommigen hun lief vonden in de fluwelen zetels van de Pax, de Rex, de Nova, Oud Rousselare, de Cityscoop of – voor de oudsten onder ons – de Patria.
Belinda Eelbode heeft wel iets met cinema’s. “Ik ben genoemd naar de titel van een film uit 1948 die mijn ouders toen zagen. Johnny Belinda, met Jane Wyman in de hoofdrol, speelde toen allicht ook al in de Roeselaarse zalen, maar in welke cinema, dat weet ik niet, want er waren er toen wel vijf.”
“De eerste bioscopen kwamen er rond 1910, maar de gouden tijden lagen toch tussen 1945 en 1960. Al die tijd namen vijf zalen het tegen elkaar op, al kon je van echte concurrentie niet echt spreken. Elke cinema had zijn eigen genre en daar hielden ze zich aan. Alleen tijdens de oorlog werd noodgedwongen de Deutsche Wochenschau, het oorlogsjournaal van de Duitsers, in alle zalen getoond.”
Zandzakjes
“Op het Stationsplein bevond zich Oud Rousselare. De gevel is nu nog intact. Daar kon je vooral heldhaftige films zien, zoals Jeanne d’Arc, met Ingrid Bergman. Later werd de zaal omgedoopt tot Cinema Rex. Net om de hoek, in de Ooststraat, vond je de kleinste bioscoop van de stad, de Nova, ook wel Ramoudtjescinema of ‘t schoendozeke of ‘t autobuzeke genoemd. Ook die gevel is nog redelijk herkenbaar. Daar moest je zijn als liefhebber van oorlogs- en cowboyfilms. Eugeen Ramoudt deed altijd flink zijn best om de klanten te lokken. Zo moest je om een oorlogsfilm te zien in de Nova vaak tussen muren van zandzakjes lopen. Toen al wisten ze dat beleving belangrijk is.”
“In de Gasstraat had de familie Huysentruyt al in de jaren twintig een grote bioscoop gebouwd, met eerst één, dan drie – de Triociné – en later zes zalen. Die cinema kreeg verschillende namen, maar we kennen hem nu onder de naam Cityscoop en het is nog altijd dezelfde familie die deze grootste private bioscoop van Vlaanderen runt. De eerste zaal stond waar de huidige parking van de cinema is.”
Pastoor
Wie naar de Cityscoop kwam, kon al eens een pikante film op de affiche vinden. Vooral de Franse films met Fernandel en die met veel vrouwelijk schoon trokken volk, al had de pastoor de week ervoor op zijn kansel nog gewaarschuwd voor dat verderfelijk gebeuren. Die kon al niet lachen met titels als De Zonde van de Kloosternon. Vaak begrepen de kijkers ook geen letter van de dialogen, want ondertitels bestonden nog niet. Ook leuk: je kon toen nog kiezen voor een zwart-witversie of een voorstelling in kleur.”
“Op de Grote Markt kon je de Pax vinden. Van die verdwenen bioscoop zie je nog enkele art-decodetails in de Hema. Daar draaide Jules Babylon vooral goedgekeurde films. Babylon was lid van de Katholieke Filmliga en moest zich in zijn keuze dus beperken tot kuise films zoals De Witte. Daar moest je ook zijn voor de Vlaamse film. Zijn zoon Luc zette het werk van zijn vader verder en nam ook Oud Rousselare over onder de naam Rex. Dat werd de plek voor films zoals Emmanuelle – exit filmcensuur, dus.”
Afficheschilder
“De eerste Roeselaarse bioscoop was de Patria. Die zaal kon je bereiken langs een klein steegje in de Noordstraat. Dat was een toneelzaal waar ook films werden gedraaid en zij waren dan weer gespecialiseerd in familiefilms als Sneeuwwitje.”
“De reclame voor de films werd in al deze zalen verzorgd door Roger Noyez. Hij was wat we noemen de calicotschilder van dienst. Hij kreeg van de zaaluitbaters de titel van de film en repte zich dan naar hun ingangen om er levensgrote, twee meter hoge affiches te schilderen. Voor de ene zaal mocht dat al met een streepje bloot, bij de andere moest hij de decolletés wat bijschilderen. Na de voorstellingen overdekte hij de affiche met witte verf om nadien de aankondiging van de nieuwe prent te schilderen.”
“Ooit kon je kiezen tussen een zwart-wit- versie of een voorstelling in kleur”
“Alle cinema’s hadden ook een eigen volwaardig café. Cityscoop werd trouwens ook wel Kraentjiescinema genoemd, allicht naar de naam van het café daar er al was gevestigd. Zo’n café was belangrijk, want de Roeselaarse filmliefhebbers kwamen op zondagnamiddag al om drie uur aan, om te genieten van een frisse pint. Daarna volgde de film om vijf uur, en nadien werd alles nog eens besproken en doorgespoeld aan de toog. Naar de cinema gaan was toen dus vaak een verhaal van wel zes uur”, aldus nog Belinda Eelbode.
De geschiedenis van de Roeselaarse cinema’s, doorspekt met leuke weetjes en ongekende details, doet Belinda Eelbode nog eens uit de doeken op een lezing van de Gidsenkring Roeselare op donderdag 18 april om 19 uur in zaal De Kiem in de Sint-Hubrechtsstraat. Een kaartje voor de film in 1909 kostte 0,50 frank. Deze causerie bijwonen kan voor vijf euro. Inschrijven via carine.huughe@gidsenkringroeselare.be of via 0473 96 83 77.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier