Op zoek naar West-Vlaamse sporen in Charleroi: grauwe industriestad lokte in 19de eeuw duizenden arme Vlamingen

Pascal Verbeken deelt zijn favoriete steenkoolbergen, industriesites, buurten, Vlaamse sporen, fotografie, kunst, curiosa, fenomenen, musea, parken, cafés en eethuizen. © Jelle Vermeersch
Ann De Craemer
Ann De Craemer Schrijfster

Charleroi is even onbekend als onbemind. Maar de stad heeft een fascinerende geschiedenis waar ook West-Vlamingen deel van uitmaken. Schrijfster Ann De Craemer ging op verkenning met journalist Pascal Verbeken, auteur van ‘Mijn Charleroi. Een gids voor ontdekkingsreizigers’.

In de late ochtend neemt Verbeken me mee La Docherie, een harde arbeiderswijk van Charleroi waar veel West-Vlamingen terechtkwamen. Ze behoorden tot het half miljoen Vlamingen dat ooit naar Wallonië migreerde om er te gaan werken in de fabrieken, steenkoolmijnen en landbouw. De Vlaamse trek kende een eerste grote golf in de jaren 40 van de 19de eeuw, na enkele opeenvolgende mislukte oogsten.

Verbeken: ‘Het West-Vlaamse platteland hongerde en werd getroffen door cholera, pokken en tyfus. Mensen aten paardenkadavers en aardappelschillen die ze uit vuilnishopen haalden. Tussen 1845 en 1857 deed Brugge de stadspoorten dicht om bedelaarsbendes buiten te houden. In Meulebeke bewapende de burgemeester de armen in zijn gemeente met stokken en bezems om bedelaarsbendes op afstand te houden. In ruil kregen de hongerende inwoners voedsel. Een deel van die sukkelaars is naar Wallonië getrokken, onder meer naar deze buurt.’

Blauw-zwart in Charleroi

We houden even halt, want het is puffen geblazen in de steile straatjes van La Docherie. Tot in de jaren 70 waren hier eucharistievieringen in het Vlaams. “Over West-Vlamingen heb ik geen precieze cijfers, maar in zijn Waalse reisreportages uit 1954 citeert journalist Gaston Durnez het cijfer van meer dan 25.000 Vlamingen op een bevolking van 200.000 Carolo’s. Dat is één op acht. Voor mijn documentaire Arm Wallonië sprak ik de gepensioneerde staalarbeider André Van Damme uit Pervijze. Ook een ingeweken “Dochard”. Hij vertelde dat als je alle Vlaamse namen uit het telefoonboek van Charleroi zou schrappen, er niet veel overblijft. Een overdrijving, maar het ging wel om een heel grote groep.’ En dan komt Verbeken met een verhaal dat Club Brugge-supporters graag zullen horen. De blauwzwarte kleuren van voetbalclub Association Sportive Docherie werden gekozen door ingeweken Club Brugge-supporters.”

“Als je alle Vlaamse namen uit het telefoonboek van Charleroi schrapt, blijft er niet veel over”

Onze volgende halte is het kerkhof van Dampremy, aan de rand van een enorm industriegebied. Een bos van schoorstenen en een hoogoven steken boven de kerkhofmuur uit. Er wordt al lang geen West-Vlaams meer gesproken in de straten van Charleroi. De meest tastbare herinnering aan de Vlaamse vloedgolf zijn de familienamen op deze grafstenen. Zowat elk kerkhof van Charleroi is een stil museum van de Vlaamse immigratie. Soms is een op vijf graven voorzien van een Vlaamse achternaam. Dampremy ligt er treurig bij. Verbeken beschrijft het in zijn prachtige stijl als volgt: ‘Op een steil aflopende helling van gruis en sintels liggen verzakte grafstenen en scheve houten kruisjes van kindergraven en armengraven, kriskras door elkaar. Hun portretten in grafmedaillons van email zijn onherkenbaar vervaagd door zon en regen.’

Gustaaf Vermeersch

We trekken verder naar onze laatste West-Vlaamse halte: deelgemeente Monceau, waar schrijver Gustaaf Vermeersch uit Veurne-Ambacht terechtkwam. Hij werd door Louis Paul Boon, die hem fel bewonderde, vergeleken met Albert Camus. Schrijven deed Vermeersch na zijn uren. Hij was conducteur en toen hij werd benoemd tot hoofdtreinwachter, werd hij overgeplaatst naar Wallonië, op de lijn Charleroi-Aarlen. Vermeersch was de grote promotor van de Nederlandse taal en cultuur bij de duizenden Vlamingen in Charleroi. Hij opende een bibliotheekje, stichtte een ziekenfonds en organiseerde Nederlandstalig onderwijs in Marchienne en Monceau. Een succes werd het niet. Velen waren ongeschoold, vreesden represailles en wilden vooral met rust gelaten worden.

© Pascal Verbeken

Verbeken licht toe: “De Vlamingen ‘walloniseerden’ echt in sneltempo. Dat had veel te maken met de status van het Nederlands of de Vlaamse dialecten in het oude België. Frans was toen immers de taal van de macht, het geld, de cultuur en het prestige. Voor de Vlamingen die uit achtergestelde gebieden als West-Vlaanderen kwamen, was Frans leren een sociale promotie. Ik sprak meerdere getuigen, kinderen of kleinkinderen van Vlaamse inwijkelingen in de stad, die vertelden dat ze zelfs gestraft werden als ze buitenshuis Nederlands durfden te praten. Vandaag zijn de meesten hun roots vergeten.’

‘Mijn Charleroi. Een gids voor ontdekkingsreizigers’ is het zevende boek van Pascal Verbeken. Het is het verhaal van een stad die een nieuwe toekomst zoekt. Verbeken deelt zijn favoriete steenkoolbergen, industriesites, buurten, Vlaamse sporen, fotografie, kunst, curiosa, fenomenen, musea, parken, cafés en eethuizen (véél Italianen!). Aanraders zijn de twee wandelingen (centrumwandeling van 5 km en industriewandeling van 10 km) die hij uitstippelde voor het boek. ‘Mijn Charleroi. Een gids voor ontdekkingsreizigers’ is uitgegeven bij Luster, 240 p., 25 euro.

Lees meer over: