Martin Heylen ging op zoek naar zijn Amerikaanse familie: “Plots wordt je voorhoofd herkend in de VS”
Een paar jaar geleden ontdekte reportagemaker Martin Heylen tot zijn grote verbazing dat er nog een hele familietak in de Verenigde Staten woont. Dat leverde het boek ‘Ik dacht dat ik een kleine familie had’ op, dat maandag wordt voorgesteld op Boektopia in Kortrijk. Voor hij het wist, zat hij op een rollercoaster van emoties, waarvan hij nog steeds moet bekomen. “En dan te zeggen dat ik eigenlijk geen familiemens ben.”
Honderd jaar geleden volgden de grootouders van Martin Heylen hun American dream en stapten ze de Red Star Line op. Een beslissing die al generaties lang nazindert. Want hoewel ze acht jaar later terugkeerden, had die periode een diepe indruk nagelaten op de vader van Martin. “Heel mijn jeugd heeft hij me zo zot als een achterdeur gemaakt met zijn verhalen over het wilde westen”, glimlacht Martin. Het hoeft dan ook geen betoog waar de zin om zelf de wereld te ontdekken ontsproot.
Drie jaar geleden kregen al die verhalen een verrassende wending. Uit een passagierslijst van de Red Star Line, die Martin toevallig in handen kreeg, bleek dat de drie broers en zus van zijn oma Irma De Keyzer ook naar de States waren getrokken én er waren gebleven.
Na wat onderzoek via geboorteaktes en genealogische sites bleek er voor Martin een compleet onbekende familietak te bestaan, met tientallen Amerikaanse bloedverwanten. “Meer nog, het bleek ook dat de roots van onze familie in de Kempen ligt. Ik schrok me bijna dood, ik dacht al heel mijn leven dat die in het Meetjesland lagen. Ik wilde meer weten, maar ook uitzoeken wat voor indruk het op mij zou maken.”
Manneke Pis in de tuin
Dus stapte Martin het vliegtuig op en landde hij in Michigan. “Ik dacht altijd dat ik het gezicht van mijn moeder had en het karakter van mijn vader. En dat mijn broer het gezicht en de haarlijn van mijn vader en het karakter van mijn moeder had. Maar opeens bleek ik het voorhoofd van de De Keyzers te hebben en schrikt iemand omdat ik de ogen van zijn vader heb. Aan de andere kant van de oceaan. Héél bizar.”
“Ook al omdat ze zeiden: Oh, but I remember peetje en meetje. En mijn achternicht Diana herinnerde zich hoe meetje dan vloekte in the old language: godverdoeme en nondedju. En ze zijn bezig over wafelijzers en mastellen, terwijl buiten de Amerikaanse vlag wappert en er een Manneke Pis in de tuin staat. In een kroeg verderop hing een Vlaamse leeuw, of een Belgian lion zoals ze daar zeiden. Ze deden daar ook aan featherbowling of rollebollen. Onlangs zag ik het ook nog in Jabbeke. De overblijfselen van de Belgische migratie worden daar wel gekoesterd. Al voelde ik mij als in een Afrikaans dorp. Ik werd er verwelkomd met geschenken zoals t-shirts en legermedailles, en gaf pralines in ruil. Waarna de burgemeester erbij kwam en ik vernam dat zijn grootvader uit Ertvelde kwam.”
Alles wat Martin dacht van de familiegeschiedenis werd overhoop gegooid. “Je denkt dat, hé. Dat je weet wie je bent. Maar het blijft een eeuwige zoektocht: wie ben ik en waarom doe ik dat? En dan komen er ervaringen op je pad waarbij je jezelf onthecht en in vraag stelt. Die dragen ertoe bij dat je weer iets meer weet. In dat opzicht was het een boeiende reis en dat is het eigenlijk nog altijd. Want ik heb nog altijd contact met hen en ga volgend jaar ook terug met mijn vrouw.”
Verlangen van honderd jaar
Martin liep letterlijk in de schoenen van zijn voorouders. “In Detroit begon ik mij voor te stellen hoe mijn vader als drie- of vierjarig manneke naar die onmetelijk hoge wolkenkrabbers keek. Of de omgeving waar zijn zus over de prairie galoppeerde. Dat is een heel intense ervaring, om nog maar te zwijgen over de ontroering die daarmee gepaard ging. Ik hield het niet meer droog en droomde ook heel slecht. Allerlei dingen uit mijn jeugd, die ik lang had verdrongen, kwamen weer naar boven. Maar ook bij hen: toen ze mij letterlijk en figuurlijk in hun armen sloten, was het alsof een verlangen van honderd jaar oud weer vervuld werd.”
Ook de definitie van familie moest Martin herzien. “Ik ken dat niet. Ik ken familiewarmte van mijn eigen gezin en binnen mijn schoonfamilie. Waar ik opgegroeid ben, was geen knusheid. Dat was een café. En mijn vader was de baan op met de vrachtwagen. Ik speelde in de keuken, terwijl mijn broer – die tien jaar ouder is – met zijn vrienden of vriendinnen bezig was. Nu werd ik opeens geconfronteerd met een beeld hoe het ook zou kunnen zijn. En ik heb het allemaal toegelaten. Als ik het doe, doe ik het goed. Zelfs al stond ik daar te snotteren met een camera op mijn neus.”
“En dan te zeggen dat ik eigenlijk geen familiemens ben. Nooit geweest, niet geleerd. Ik kan sociaal zijn, maar eigenlijk ben ik vrij verlegen en wat teruggetrokken. Toen ik met mijn vrouw trouwde, moesten we elke maand wel naar een trouwfeest. Ze had 55 nichten en neven. Ik dacht op den duur: nee, laat mij gerust, laat ons iets anders doen. (lacht) Ik heb liever een kleine kring rond mij, dat levert aan tafel ook veel waardevollere gesprekken op. Met te veel volk overheerst vaak de luidste. Maar de stille, dát zijn de interessante.”
Martin goot zijn ontdekkingstocht in het boek ‘Ik dacht dat ik een kleine familie had’. Hij stelt dat op maandag 31 oktober om 15.45 uur voor op Boektopia in Kortrijk. Om 16.45 uur houdt hij er een signeersessie.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier