Jan Vantoortelboom wint Literatuurprijs met Mauk: “In drie van mijn romans fungeert Elverdinge als decor”
Pas in 2011 beginnen schrijven en met je zesde roman al de Boekenbon Literatuurprijs 2023 winnen: dat is wat gewezen Elverdingenaar Jan Vantoortelboom (48) met ‘Mauk’ gerealiseerd heeft. Ondertussen woont de uitgeweken West-Vlaming in Zeeuws-Vlaanderen. “Wat ik ga doen met het prijzengeld? Een oud karretje kopen voor mijn twee studenten”, lacht hij.
In welk gezin groeide je op in Elverdinge?
“Ik groeide op in een prachtig gezin. Mijn vader en moeder waren hardwerkende, lieve, bescheiden en eenvoudige mensen. Ik had het niet beter kunnen treffen. Mijn vader was zijn hele leven lang mecanicien bij De Lijn in Ieper, en mijn moeder huisvrouw. Ik heb nog een broer Dries. Hij is 3,5 jaar ouder en woont al zijn hele volwassen leven in Slowakije. Dat prachtige gezin, die cocon van liefde en warmte, viel uit elkaar toen mijn moeder op 42-jarige leeftijd stierf. Ik was toen 16. En hier heb je onmiddellijk en zonder twijfel de enige reden van mijn schrijverschap: de vroege dood van een moeder. Pas 20 jaar later kon ik daarover schrijven. In 2018 overleed mijn vader. De ouderlijke woning is verkocht en ik kom niet vaak meer naar Elverdinge. Drie van mijn romans hebben Elverdinge als decor.”
Tot wanneer woonde je in Elverdinge en merken we daar iets van in je boeken?
“Tot ik in Gent ging studeren. Elverdinge figureert als decor in drie van mijn boeken, mijn echt West-Vlaamse romans: De Verzonken Jongen, Meester Mitraillette en Jagersmaan. Het is een mooi dorp met veel groen. Vooral de Bosdreef, helaas zijn nu de populieren gerooid, vond ik het mooist, met uitzicht op het kasteel van de straat waar ik opgroeide, de Sint-Livinusstraat 61. Ik reed er op mijn driewieler al door en later op mijn brommertje.”
Heb je op de schoolbanken de liefde voor de taal ontdekt?
“Niet onmiddellijk. Eerst ging ik naar de jongensschool in Elverdinge. Toen nog strikt gescheiden van de meisjesschool. Als ik dat hier in Nederland vertel, vinden de mensen dat raar. Hier was onderwijs al vanaf de jaren 50 gemengd. Ook het middelbaar was in mijn tijd alleen voor de jongens, dat was in het Sint-Vincentiuscollege in Ieper. Een fantastische tijd, niet voor de vakken, maar voor de vrienden. Soms lachte ik zo hard en veel dat ik thuis niet meer kon lachen. We deden wat alle jongens op die leeftijd deden: onnozel doen en kattenkwaad uithalen. Zelf had ik al vroeg de liefde voor taal, vooral Engels, te pakken. Geen idee hoe dat kwam, eigenlijk.”
“Ik schrijf als ik voel dat ik moet schrijven”
Wat deed je na je studies Germaanse filologie aan de UGent?
“Ik heb daarna een poos in de internet- en telefoniesector gewerkt, want ik was geselecteerd voor een gratis opleiding van 6 maanden aan Flanders Language Valley, nog voor dat grote schandaal begon. Tijdens een van die jobs installeerde ik software en hardware in 5-sterren hotels in Europa. Maar altijd bleef het knagen omdat ik diep in mijn hart iets met boeken wilde doen. Dus heb ik de overstap naar het onderwijs gemaakt, daar kon ik nog wat met literatuur doen, was mijn idee. Het middelbaar was een ramp. Ik moest er meer politieagent spelen dan wat ook, dus al snel had ik er geen goesting meer in. Daarna, omdat mijn vrouw Zeeuwse is, ben ik verhuisd naar Zeeuws-Vlaanderen en heb een job gevonden als docent Engels aan de Hogeschool Zeeland. Geen politie meer spelen, maar wel een beroepshogeschool, dus niets met literatuur te maken… Uiteindelijk ben ik dan maar zelf gaan schrijven…” (lacht)
Hoe ziet je leven er in Zeeuws-Vlaanderen uit?
“Ik heb hier een keuterboerderijtje met heel veel dieren: hond, katten, konijnen, kippen, geiten en een varken. Ik heb me altijd omringd met dieren en vind het belangrijk dat mijn kinderen dat ook doen. Wat kinderen betreft: ik heb er 4. Een zoon Luka van 20, een dochter Romy van 18, beiden studeren ze in Breda, en een eeneiige tweeling Remi en Silas van 12. Ik geniet hier ook van mijn dieren en het gewoon rondkuieren. Sedert een paar jaren probeer ik ook bijen te houden, maar het mislukt telkens. Na de winter zijn ze weg. Ik ben trouwens geen gedisciplineerd schrijver meer. Ik schrijf als ik voel dat ik moet schrijven, dat is op dit moment zo’n 7 maanden geleden. Ik ben ook een buitenmens en dus schrijf ik vooral als het weer slecht wordt, in de herfst- en wintermaanden. Nu was het lang mooi weer, dus ja. En waar ik ook erg van geniet: mensen met echte schrijfambities helpen beter worden, zodat ze misschien ooit hun droom kunnen verwezenlijken: een roman schrijven.”
Heb je beginnersfouten gemaakt toen je met het schrijverschap startte?
“Niet echt, want als iets een passie is en je jezelf steeds ontwikkelt, dan noem ik dat geen fouten. Er was alleen een diep verdriet, een litteken van binnen, dat steeds groter werd. Op mijn 36ste besefte ik dat ik daar iets moest aan doen. Ik ben nooit naar een psycholoog of een psychiater geweest om te praten over de dood van mijn moeder, wat wel een trauma is geweest natuurlijk. Ik ben begonnen met schrijven en dat heeft me genezen en zoveel moois gebracht.”
Kun je ondertussen leven van het schrijven?
“In feite wel, maar niet van de verkoop van boeken alleen. Ik werk inmiddels niet meer op de hogeschool. Ik waagde drie jaar geleden de sprong in het diepe en richtte mijn eigen bedrijfje www.Schrijfvrijer.nl op. Ik begeleid tientallen schrijvers uit België en Nederland, ook soms al gevestigde auteurs, die zich aan een roman willen wagen. Daarnaast schrijf ik columns voor de PZC en verhuur ik een schrijfhuisje hier op mijn erf. Dat heb ik voor een groot deel samen met mijn schoonvader en vrouw gebouwd na de dood van mijn vader. Ik had toen een schrijfdipje en wilde eens iets anders doen.”
Wat ga je aanvangen met die 50.000 euro prijzengeld die de voormalige AKO-literatuurprijs je heeft opgeleverd? Als spaarzame West-Vlaming investeren in de staatsbon van minister Van Peteghem?
(lacht uitbundig) “Ik zal doen wat elke schrijver zou moeten kunnen doen: tijd kopen om te schrijven. En een oud karretje voor mijn twee studenten op de kop tikken, zodat ze niet meer naar het busstation moeten ‘tsjolen’. Blij dat ik nog eens zo’n mooi West-Vlaams woord kan gebruiken. Het openbaar vervoer in Zeeuws-Vlaanderen is ronduit slecht.”
Jan Vantoortelboom is op woensdag 6 december om 19.30 uur te gast in de Ieperse bibliotheek. Inschrijven kan hier.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier