In ‘Hoe ver zullen we komen’ blikt Hilde Muyllaert (74) vijftig jaar na datum terug op het reisavontuur dat ze samen met een vriendin ondernam als jonge twintiger.
Op 29 december 1972 verscheen in De Standaard een paginagroot artikel over twee West-Vlaamse meisjes die met de rugzak op wereldreis waren geweest. Eén van die meisjes was de nu 74-jarige Hilde Muyllaert uit Oostende. “In de nasleep van mei 68 zag de wereld er helemaal anders uit. Enerzijds had je toen de hippiebeweging met als absoluut hoogtepunt het legendarische Woodstockfestival, anderzijds waren er The Beatles die, George Harrison op kop, India promootten. Iederéén wou daar toen heen”, situeert Hilde. Samen met een vriendin ving ze haar eigen ‘magical mystery tour’ aan; een trektocht van elf maanden kriskras door het land van de maharadja’s.
Eerst naar Ierland
“Ik had Katrien heel toevallig leren kennen op het perron in Brussel-Centraal, en al gauw bleek dat we dezelfde droom hadden”, aldus Hilde, die drie jaar daarvoor afgestudeerd was aan het RITCS als regieassistente. “Ik deed toen losse opdrachten voor de toenmalige BRT (nu VRT, red.), en dat met maar één doel voor ogen: zoveel mogelijk van de wereld zien. Na omzwervingen door Europa, liftend in mijn eentje, vond ik dus in Katrien de ideale reisgezel: we waren allebei nieuwsgierig naar de wereld, allebei nog jong en onbevangen.” Het duo ondernam eerst een trektocht door Ierland om elkaar wat beter te leren kennen, en het klikte wonderwel. “Die reis naar Ierland was memorabel en we waren klaar voor meer. Het was de periode dat India – onder meer dus door The Beatles – volop in de kijker stond, en dus besloten we om daar onze wereldreis aan te vatten. India had iets mysterieus, en voor al wie een beetje non-conformistisch ingesteld was, werkte het als een magneet.”
Dat Katriens oudere zus Annemie en haar partner Theo er net op huwelijksreis waren met hun omgebouwde Ford camionette, was ook een plus. “Misschien konden we elkaar daar ontmoeten, dachten we. Ons plan was om nadien verder via Indonesië door te reizen naar Australië, Japan, en vandaar naar Zuid-Amerika. Geen idee hoe lang we zouden wegblijven, maar het was januari ’72 en we dachten tegen Kerstmis wel terug te zijn. Ik had 31.000 frank bijeen gespaard, Katrien had er 33.000 op haar bankrekening staan”, glimlacht Hilde. Zij was 23, haar reisgezel 24. “India was een cultuurschok voor de twee jonge vrouwen. “Aan de ene kant had je de prachtige paleizen van de maharadja’s, aan de andere kant zag je overal extreme armoede. Dat was ontluisterend, zeker met onze westerse mindset. Het was echt een andere wereld waarin we terechtkwamen.”
Ik heb dikwijls gedacht: wat waren wij toch twee onnozele waaghalzen
In derde klasse
Rondtrekken deden de dames met bus en trein. “In derde klasse – dat betekende in de bagageruimte slapen want soms duurde zo’n treinrit twee of drie dagen. Maar het was wel spotgoedkoop, en iedereen was natuurlijk heel nieuwsgierig naar die twee jonge blanke dames uit het westen. We kregen soms de vreemdste verzoekjes”, lacht Hilde. “Maar echt onveilig hebben we ons nooit gevoeld. De wereld was toen een veel veiligere plek dan nu.”
Contact met het thuisfront was enkel mogelijk via een operator in het postkantoor. “Er waren nog geen gsm’s, het internet bestond nog niet en een brief was wekenlang onderweg. Maar al bij al was dat een zegen: we konden niet anders dan ons volledig onderdompelen in de Indiase cultuur. Overnachten deden we in de ashrams en in kloosters.”
Van Calcutta naar Madras, van Bombay naar Delhi, Kathmandu en de Himalaya: elf maanden lang trok het duo door India en ook een stukje door Nepal. “In die elf maanden legden we meer dan tienduizend kilometer af. Alleen al de treinrit van Madras naar Goa was meer dan duizend kilometer. In Nepal ondernamen we een achtdaagse trektocht in de Himalaya: géén goed idee op turnpantoffels”, glimlacht Hilde. Dat Himalaya-avontuur mondde uit in ‘een zwerftocht door Indië voor de kunst’, aldus De Standaard van 29 december 1972. “We waren daar toevallig een Amerikaan tegengekomen die een handeltje in thangka’s – prachtige geschilderde of geborduurde Tibetaanse kunstwerkjes op zijde – opgezet had en daar goed van kon leven. We volgden zijn voorbeeld, en met de opbrengst van die kunstwerkjes kochten we in België een deux-chevauxtje waarmee we nog eens – via Iran, Afghanistan en Pakistan – naar India teruggegaan zijn. Ook het kunstmagazine ‘Zoeklicht’ op de toenmalige BRTN bracht daar toen verslag van uit”, aldus Hilde. Zelf hield ze tijdens die reizen vlijtig nota’s bij die nu de basis vormden voor het boek dat ze in eigen beheer uitgaf. “Ik vond mijn dagboek heel onverwacht terug toen ik hier thuis in de kasten aan het rommelen was. Tiens, dacht ik, da’s binnenkort vijftig jaar geleden!
Ook Katrien bleek nog over zo’n dagboekje te beschikken en ik heb ze dan gebundeld tot dit boek, geïllustreerd met de tekeningen die Katrien onderweg maakte. Geheel in de geest van toen.”
Blijven reizen
Het boek samenstellen was voor Hilde een ideale bezigheid in tijden van corona en lockdowns. “Ik heb zo heel die reis zelf nog eens herbeleefd en dikwijls gedacht: wat waren wij toch twee onnozele waaghalzen”, glimlacht Hilde. “Om die reden moest ik ook vaak denken aan onze dochter: leuk voor haar om te ontdekken dat mama al een heel leven achter de rug had toen zij er nog niet was. Die reis naar India heeft mijn verdere levensloop bepaald en ik ben blijven reizen. Samen met mijn man, de hele wereld rond.” En haar reisgezel van weleer? “We zijn nog altijd beste vriendinnen”, aldus Hilde.
Op zondag 21 augustus vindt om 14 uur de boekvoorstelling plaats in hotel Le Parisien op de Groentemarkt. ‘Hoe ver zullen we komen’ (257 pagina’s) kost 22,95 euro, bestellen via vincent.rouffaer@icloud.com of op 0475 28 12 74.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier