Uitbrander
Jan Devriese leeft tussen deadlines. De Brugse stukjesschrijver maakte 45 jaar geleden zijn allereerste artikel, toevallig (of niet?) voor deze krant. Na een lange omzwerving is de cirkel rond en de pen weer thuis. Elke twee weken zal Jan hier wat woorden in een meer dan aanvaardbare volgorde zetten. Hij wisselt af met Laura Schuyesmans, die leeft met een deadline.
Er zijn veel dingen waar je met je verstand niet bij kunt: kwantumfysica, bijvoorbeeld, vijfdimensionaal bewustzijn, waarom mensen gaan zwemmen in water waar het krioelt van de haaien, schlagerfestivals, driekwartbroeken voor mannen, een broodje mitraillette, cruiseschepen, het succes van vogelpik op tv, opperwezens, binnenspeeltuinen. En hoe Lesly (13), Soleiny (9), Tien Noriel (4) en Cristin (1) veertig dagen hebben overleefd in de Colombiaanse jungle.
De Colombiaanse jungle is niet te vergelijken met het Wijnendalebos. Zeker, in het Wijnendalebos leven de baardvleermuis, de hazelworm en de goudvink, maar die zijn net iets minder gevaarlijk dan de poema, de boa constrictor en de anaconda. Het ergste wat je in het Wijnendalebos kan overkomen, is dat je tijdens het wandelen in je rust wordt gestoord door een jolige Nederlander. In de Colombiaanse jungle kun je op vele manieren een pijnlijke dood sterven.
Je moet daar, bijvoorbeeld, al uitkijken tegen welke boom je even gaat leunen. Ik heb het met eigen ogen gezien, toen ik mij vele jaren geleden in de jungle van buurland Venezuela bevond. Iemand uit ons argeloos Europees gezelschap wou een vervelende klodder modder uit zijn laarzen peuteren en maakte aanstalten om daarbij met één hand steun te zoeken bij een boom.
De jungle in Colombia is niet te vergelijken met het Wijnendalebos
No!, riep de gids – zo’n diva die blootsvoets door de jungle huppelt – nog net bijtijds. Hij tikte met een stok even tegen de boom en nog vóór je cuba libre kon zeggen, zat die boom onder de rode mieren, in mijn herinnering een paar miljoen en allemaal klaar om te bijten. Je wil in de jungle niet plots een paar miljoen mierenbeten krijgen. En al zeker niet als je één jaar bent.
Oké, de vier kinderen ‘zijn van daar’. En de oudsten hadden ongetwijfeld al een paar levensbelangrijke lessen geleerd – dat ene besje mag je eten, van dat andere krijg je slopende spuitpoep – maar de nacht zit vol duistere gevaren, en kinderen van vier en één stappen nog niet echt flink. En dus waren ze in veertig dagen amper vijf kilometer ver geraakt, van de plek waar hun vliegtuig was neergestort en ze hun stervende moeder hadden moeten achterlaten.
Vorige zondag zaten wij om een uur of zeven op een terrasje op de Oostendse zeedijk. Aan het tafeltje naast het onze schoot een vrouw plots in paniek omdat ze de kinderen niet meer zag – ze had het te druk gehad met witte wijn drinken en kletsen. Toen de kinderen finaal gevonden waren, kreeg eentje ervan een uitbrander omdat het was weggegaan zonder smartphone. Een kind van tien.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier