Zussenliefde

© Pixabay
Stephanie Rogeau
Stephanie Rogeau Medewerker KW

Ze wonen allebei in Kortrijk en delen een liefde voor het goede leven en schrijven. Verder hebben onze twee columnisten weinig gemeen. Wekelijks geven ze hier een inkijkje in hun uiteenlopende levens. Deze week is dat Stephanie Coorevits (37), auteur, psychologe en televisiemaakster.

Iedereen die mij een beetje kent, weet hoe belangrijk mijn siblings voor mij zijn. Het is een van de eerste dingen die ik meedeel aan een nieuw lief: ‘Jij zal altijd op de tweede plaats komen, er is niemand van wie ik meer hou dan van hen en als we ooit op een punt zouden komen waar ik moet kiezen tussen jullie, dan zal jij altijd verliezen’. Wellicht is dat de reden dat ik niet vaak een nieuw lief heb maar op die manier is het wel onmiddellijk duidelijk voor iedereen.

Nu was dat niet altijd zo. Als kinderen maakten we vaak ruzie en met name tussen Liselotte (de niet bekende zus) en ik boterde het lange tijd niet. Zeker onze puberteit werd gekenmerkt door epische ruzies. Ik herinner me een middag waarop Lot en ik samen thuis waren om te lunchen. Hoe de ruzie precies begon weet ik niet meer maar ze eindigde in elk geval met ik die een pot preparé op haar hoofd uitsmeerde en zij die me gillend achterna rende met een mes in haar hand.

“Eens zal ze voor haar lief zitten en zeggen: ‘Jij zal altijd op de tweede plaats komen’”

Achteraf bekeken, denk ik dat we gewoon te verschillend waren. Lot is gesloten, ordelijk, voorzichtig en intellectueel. Ik ben open, chaotisch, avontuurlijk en emotioneel. Het water was, om het met de woorden van de onvolprezen Willy Sommers te zeggen, veel te diep. En toch was er een domein waarop we altijd dicht bij elkaar kwamen: met muziek. In mijn gezin werd er voortdurend gezongen en gedanst. Niet dat we talent hadden maar we deden het graag en vol overgave. Het begon toen we klein waren: mijn vader zette de plaat van Vader Abraham op, wij waren de smurfen en hij Gargamel. Later stonden we op zijn tenen terwijl hij ons door de kamer walste op Claude François. En nog later zongen we, armen in elkaar gehaakt, rond de ronde keukentafel mee met Vlaamse klassiekers. Op die momenten waren we één: mijn zussen en ik.

Afgelopen weekend ging ik op bezoek bij Lot en de kindjes en verklaarde mijn nichtje dat haar mama heel goed kon zingen en of ik eventueel eens een duet met haar wilde aangaan. Daar het kind duidelijk toondoof is, zette ik mijn scrupules opzij en vroeg Zo ver weg aan van Mama’s Jasje. Vanaf de eerste toon zaten we er helemaal in: met gesloten ogen en veel gesticulatie brulden we het lied woord voor woord mee. Ik nam haar broertje in mijn armen en zwierde hem rond terwijl mijn zus met haar dochter hetzelfde deed en zag beide kindjes stralend naar elkaar kijken. En op dat moment wist ik het: hoeveel ruzie ze ook met haar broer zal maken, eens zal ze voor haar lief zitten en zeggen: ‘Jij zal altijd op de tweede plaats komen. Als ik moet kiezen tussen jou of mijn broer, dan zal jij altijd verliezen’.