18 februari 2021, 11:05Bijgewerkt op: 5 december 2021, 20:34
De jonge textielkunstenaar Thomas Renwart gooit momenteel hoge ogen als Les Monseigneurs met zijn intrigerende wandtapijten. Met een boek en voorstelling belooft hij als recente winnaar van twee Henry van de Velde Awards alweer een baken te verzetten. Wij mochten bij hem op bezoek in zijn atelier in hartje Gent. “Mijn werk mag niet gratuit zijn.”
De deur van het atelier kraakt lichtjes als we binnenstappen. Thomas staat voor het raam te roken, met achter hem lege wijnflessen en enkele gedroogde strobloemen, ook wel eens ‘de onsterfelijke’ genoemd. Tijdens het gesprek komen eindigheid, toeval en lotsbestemming vaak aan bod, tussen de drukke muren waaraan tapijten, tekeningen, ontwerpen, Franse quotes, losse ideeën en foto’s van narcissen hangen, zijn lievelingsbloemen overigens. Ze staan in een kleurrijke vaas centraal in de kamer, in de tuin kweekt hij ze zelf om ze onderdeel te laten worden van een kunstwerk. Thomas praat innemend over zijn vak, gepassioneerd als het over texturen gaat en vol liefde als hij aan Carla Bruni denkt, of aan zijn thuis, in het stille dorp Poeke, op een zucht van de West-Vlaamse grens. Heel af en toe popt er een vrolijkedandy doorheen zijn persona, als een pittige klaproos in een boeket veldbloemen.
Thomas Renwart is anderhalf jaar nadat hij afstudeerde aan LUCA in Gent bezig aan een indrukwekkend parcours als textielkunstenaar. Tot vorig jaar maakte hij deel uit van het tweedelige kunstcollectief Les Monseigneurs, waarvan hij de titel nu alleen draagt. Thomas maakte indruk op de Henry van de Velde Awards en heeft enkele interessante tentoonstellingen op til staan, onder meer in de Bruthausgallery in Waregem. Daar wordt ook het boek Comme si de rien n’était voorgesteld, dat een intieme kijk geeft op het creatieve proces van Thomas. Maar hij is naar eigen zeggen vooral blij met de reacties die daar nu al uit voortvloeien. De gesprekken en levensverhalen die hem inspiratie opleveren. “Dat is het mooiste aan de job, denk ik. Ik heb die generositeit gemist. Je werk tonen is maar een klein deel van het proces.”
Blijft je werk in ontwikkeling?
“Dat hangt ervan af. Bij mij zijn er drie grote actoren die steevast terugkomen: de narcis, het sneeuwklokje en de vlinder. De narcis is de eerste grote klepper van het jaar die bloeit in de natuur. Als kind zag ik ze massaal staan in de tuin. Die trompetten trots de lucht in, bijna als een koor. Ik vóélde die muziek. Die fascinatie is er altijd geweest. Er zit ook een gelaagdheid in. Ik weet pas recent dat ‘narcis’ vroeger een scheldwoord was voor homoseksuelen. Zo’n mooie bloem om mensen zoals ik te ‘beschuldigen’ als het ware, daar gaat een vreemde maar mooie dubieusiteit van uit. Die kennis maakt ook dat de taferelen veranderen en de bloemen een nieuwe laag krijgen.”
Naast de narcis heb je ook een fascinatie voor het sneeuwklokje?
“Het sneeuwklokje is de personificatie van mijn grootmoeder, die intussen overleden is. Op een beeldende manier, omdat mijn grootmoeder prachtig spierwit haar had. Ze was ook figuurlijk een perce-neige ,zoals het zo mooi klinkt in het Frans, een bloem die door de sneeuw dringt. Mijn grootmoeder was iemanddie altijd het beste uit iedereen kon halen. Ze was de eerste die mijn geaardheid kon raden, ze was heel vooruitdenkend voor haar leeftijd. Waar feminisme vandaag voor staat, droeg zij al uit avant la lettre.”
“ Na haar dood heeft ze voor mij een boekje nagelaten met allemaal gedachten, quotes en wijsheden, als een soort kompas. Ze was 99 toen ze stierf. Eigenlijk is mijn fascinatie voor botaniek en bloemen er gekomen door mijn ouders en grootmoeder. Mijn eigen boek opent ook met een foto van de broeikas bij hen, letterlijk een plek waar ik het leven ontdekte. Eentje waar ik de generositeit van groei zag, waar je heel veel kreeg op een kleine plaats. Mijn eerste kennismaking met soorten materiaal ook.”
“Ik wil vooral verwonderd blijven en speels omgaan met de dingen”
Had je een soort aha-erlebnis als kind of tiener waarbij je wist: dit is de richting die ik uit wil?
“Ik was altijd al erg bezig met verzamelen, maar eerderspontaan of intuïtief. Ik denk dat ik 14 was toen ik voor het eerst gedroogde bloemenwerken toonde op een expo voor hobbykunstenaars in het kasteel van Poeke. Dat smaakte naar meer.”
Gedroogde bloemen zijn vandaag nog altijd een essentieel onderdeel in je werk.
“Bij het drogen verstil je iets levends. Je trekt er het levenuit en geeft er iets nieuws aan. De bloem blijft langer bewaard, het drogen geeft ze een nieuwe vorm. Het is het niet willen verliezen van een moment, denk ik. Een moment in het leven. Bloemen zijn een soort weergave daarvan, een schatkist van die kleine momenten.”
Ze zijn ook heel fragiel om mee te werken.
“En toch ook niet. Dat hangt af van de bloem. Soms voelenze bijna lederachtig of als zijde aan. Dat is een heel fijn onderzoek om te doen, kijken hoelang de kleur blijft bijvoorbeeld, of wat het effect is op andere texturen. Daarom probeer ik ook nieuwe soorten narcissen te kweken.”
Die redenering rond bloemende fragiliteit en vergankelijkheidkan je ook associëren met vlinders.
(knikt) “Die zijn ook heel belangrijk voor mij. De zomer waarin mijn grootmoeder overleed, kwam er telkens één vlinder op mijn schouder zitten, een atalanta. Dat was een soort affirmatie dat ze in die vorm was teruggekomen, en zo kregen vlinders een grote symbolische waarde. Die hebben ze altijd al gehad.”
De vlinder symboliseert immers de onsterfelijkheid van de ziel.
“Een mooi voorbeeld is de terugkeer van de monarchvlinders die op 31 oktoberop de vooravond van Día de Muertos ( vergelijkbaar met Allerheiligen bij ons, red. )van Canada terug naar Mexico vliegen. (denkt na) Vorige zomer, toen Les Monseigneurs niet langer een duo was, moest ik mij als solokunstenaar herpositioneren. Op een gegeven moment vlogen er tientallen vlinders voor mij uit toen ik buitenkwam. Dat voelde aan als een soort nieuwe energie, waardoor ze ook heel prominent zijn geworden in mijn werk. Ik sloot een hoofdstuk af en begon meteen een nieuw.”
Kon je dat makkelijk loslaten? Was dat een lang proces?
“Dat was een redelijk kort proces. Ik dacht al snel: get your shit together . Kort daarna kwam de vraag van de uitgeverij om een boek te maken. Ik wilde niet doen alsof er niets was gebeurd. Vandaar ook de titel Comme si de rien n’était . Het werd geschreven door Anne-FrançoiseMoyson. Zij interviewde mij ooit voor Le Vif en zei na het meer dan vijf uur durende interview: merci pour ce grand cadeau . Terwijl dat voor mij ook zo aanvoelde. Dit boek is niet alleen van mij, maar ook van de hele beweging die achter mij staat. Er zijn zaken in het boek die verwijzen naar de voorgaande samenwerking van Les Monseigneurs, uit respect, maar het accentueert ook dat gisteren leven geen zin heeft. De laatste pagina is een open vraag: n’oubliez-moi pas s’il vous plait . Niemand weet hoe het verder moet, maar het laat ook ruimte voor meer. Het zou heel fijn zijn mocht het boek uitmonden in een trilogie.”
“Als ik voel dat ik te veel in een comfortzone raak, dan wil ik daar uit”
Heb je het gevoel dat je nog in je cocon zit, of al uitgebroken bent?
“Ik denk dat je dat nooit bent. Ik ben daar ook niet mee bezig. Ik doe mijn eigen ding en vind het een gigantisch voorrecht dat ik anderhalf jaar nadat ik afstudeerde in deze positie zit.”
Had je die appreciatie verwacht, want die is er wel degelijk?
“Nee, totaal niet. Ik denk ook niet dat ik het ten volle besef. Of dat voor meer druk zorgt? Ik voel me comfortabel met mijn identiteit als kunstenaar. Ik probeer zoveel mogelijk naar mijn eigen verwachtingen en intuïtie te luisteren. Ik voel dat ik nog veel verhalen te vertellen heb. En is over twintig jaar alles verteld, dan ga ik daar niet op blijven teren. Het moet relevant blijven. Misschien denk ik er ook te veel over na, maar dat houdt me wel met de voeten op de grond.”
Hoe gaat het creatieve proces in zijn werk bij jou?
“Ik kijk veel in boeken, maar muziek en poëzie zijn ook belangrijke factoren. Ik voed mij eerst heel hard met impulsen, die je doorgaans ook in concerten of theater vindt. Dat moet je leren, om die voedingsbodem te leggen.Er is een boek dat in dat proces heel veel heeft betekend: L’autre Moitié du Songe m’appartient van Alicia Gallienne.Een Franse dichteres die in 1990stierf op 20-jarige leeftijd aan een bloedziekte. Ze wist dat ze ging sterven en goot alles wat ze wenste, maar niet meer zou kunnen hebben, in een dichtbundel. De titel betekent: de andere helft van de droom is van mij. Dat was een kantelpunt in de emancipatie die ik zocht. Tot op vandaag voed ik mij nog altijd aan dat boek. Het is je sensoren openzetten, door elkaar geschud worden door andermans werk. Na dat boek te lezen begon ook het mijne vorm te krijgen. (denkt na) Meestal begint een idee met een zin, zoals een quote van Carla Bruni. Zij wordt vaak weggezet als ‘de vrouw van’ ( Franse ex-president Nicolas Sarkozy, red. ) of model, maar ze is ook een fantastische schrijfster, een schaduwmens als het ware. Schaduwmensen vind ik heel fascinerend. Ik voel me soms ook zo.”
Was het als kunstenaar snel een uitgemaakte zaak dat je met textiel zou werken?
“Textiel biedt een onuitputtelijke bron van mogelijkheden.Met één draad creëer je een hele identiteit. Het is fascinerend om te zien wat het historisch, maatschappelijk en antropologisch teweeg kan brengen. Denk maar aan de confederate flag ( de vlag van de z uidelijke staten tijdens de Amerikaanse B urgeroorlog staat vandaag symboliek voor slavernij en racisme, red. ). Textiel is als kunstwerk meer dan een stuk doek, het gaat ook om het proces van het weven. Daarom vind ik het fijn om mij technisch te specialiseren en het vakmanschap onder de knie te krijgen. Dat zorgt ervoor dat je weverijen voor uitdagingen stelt, maar ik voel dat er wel een zekere bereidheid is.”
Als het over West-Vlaamse bereidheid gaat, komen we uit bij Joris Vander Borght, die het hele gesprek meevolgt. Joris is curator van de Bruthausgallery in Waregem, waar het werk van Thomas een thuis heeft gevonden.
“Ik leerde Thomas kennen tijdens zijn eindejaarsshow aan LUCA in 2019”, vertelt Joris. “Ik stond echt paf van zijn maturiteit, zowel inhoudelijk, als op het vlak van beeld en techniek. Hij heeft een bewogen anderhalf jaar achter de rug. Het is zeldzaam om te zien hoe snel een kunstenaar evolueert. Alles is voor Thomas een verrassing, een avontuur, een verwondering… Dat is feno menaal om vast te stellen.”
Een kunstenaar wil vaak tijdloos zijn in zijn werk. Kan je om met de vergankelijkheid van wat je doet, Thomas?
“Ja, heel hard. Het is loslaten. Als enkel de herinnering aan mijn werk zou kunnen overblijven, zelfs al is dat maar voor één generatie, dan kan ik daarmee leven. Mijn werk hoeft niet continu in een overzichtstentoonstelling te zitten, het mag ook afgesloten worden. De kunstenaar die het mee in zijn graf neemt, is ook oké. Als ik er niet meer ben, is die relevantie in zekere zin ook weg. Ik hoorde onlangs iemand zeggen dat alles wat je doet oké is, maar dat soort kunstenaar wil ik niet zijn. Je moet een werk leren kennen, het mag niet gratuit zijn. Zo heb ik een werk gemaakt rond een nachtvlinder, een soort icoon voor mijn transitie, wat voor verdeelde reacties zorgde. En ik vond dat zalig. Als ik voel dat ik te veel in een comfortzone raak, dan wil ik daar uit. Het is fascinerend om dingen te doen die je zelf niet had verwacht. De nachtvlinder in kwestie heeft zijn plek gevonden in een heel mooie collectie, daar ben ik heel blij mee.”
“Een vlinder vinden is voor mij echt een cadeau”
Kan je ook dat werk makkelijk loslaten?
“Als het op de juiste plek terechtkomt, wel. Waar ik tegen vecht, is de anekdotiek of nostalgie. Voor mij zit de verlossing al in het maken van het werk. Ik laat het dan al los. De weg is altijd beter dan de eindbestemming is een cliché dat ook hier geldt.”
Zo’n nachtvlinder of dode vlinder etaleren, heeft iets lugubers, maar er zit ook veel schoonheid in.
“Ik zoek ze niet, maar vind ze toevallig. En voor je het weet zit je met een collectie dode vlinders in luciferdoosjes. Ik kan ze niet laten liggen op straat, hoe vreemd dat ook klinkt. Daarom kan ik ook die werken makkelijk loslaten, omdat de essentie – de vlinder in kwestie – bij mij blijft. Dat maakt onderdeel uit van een soort privéarchief van de kunstenaar. Maar zo’n vlinder vinden, dat is voor mij echt een cadeau.”
Hoe zie je jezelf over tien jaar?
“Ik wil zeker nog boeken maken, want ik vond dat een heerlijk proces. Ik denk vooral dat ik verwonderd wil blijven. En even speels kan blijven omgaan met de dingen. Die fascinatie blijven bewaren, op allerlei vlakken. Hoe zich dat gaat manifesteren, weet ik niet. En misschien wil ik het ook niet weten, ik laat het liever op mij afkomen.”
Wie is Thomas Renwart?
Thomas Renwart (25) is afkomstig van Poeke. Hij studeerde in 2019 af aan de LUCA School of Arts in Gent, waar hij indruk maakte met zijn textiel kunst. Daarin staan bloemenen vlinders centraal. Hij werkt vanuit een studio in het hart van Gent, waar hij ook woont. Hij is ook gastdocent aan LUCA.
Hij was lid van het collectief Les Monseigneurs, een naam die hij nu in zijn eentje draagt. Recent viel hij in de prijzen tijdens de Henry van de Velde Awards en binnenkort verschijnt zijn boek Commesi de rien n’était , uitgegeven bij MER. B&L.
Het werk van Thomas is nog tot zondag 21 februari te zien in het Design Museum. Nog tot zondag 11 april loopt de tentoonstelling Partir dans la Nuit in Bruthausgallery in Waregem. Vanaf 27 februari is zijn werk te zien in de expo Chants of a Gargoyle in Waldburger Wouters in Brussel. In juli staat er een duo-expo met Willem Boel gepland in Art Amsterdam.