De Poëzieweek 2021, van 28 januari tot 3 februari, viert alles wat mensen samen kunnen doen en samenbrengt. Poëzie als bindmiddel dus, want die functie lijken gedichten vandaag veelal te vervullen. Ook Siel Verhanneman slaagt erin een ruim en vaak onverwacht jong publiek met haar poëzie te intrigeren. Ze schrijft momenteel haar derde gedichtenbundel, is zwanger van een eerste kind. En stilaan groeit ook de gedachte dat het leven mooi kan zijn.
Die avond post Siel Verhanneman een nieuw gedicht op Instagram, nostalgie de la boue , waarin een eend haar modder mist en waarin ik lees dat de eend in kwestie nog altijd geen diva is. En er tot dusver geen behoefte aan heeft dat ooit te worden. Het beeld van de eend zoals haar gedicht dat in mijn hoofd oproept schuift over dat van Siel zoals ze diezelfde voormiddag – op ruim twee meter afstand en met wijd open raam – tegenover me zat in de zetel in haar woonkamer, geruggensteund door een nog opgetuigde, lichtjes scheef zakkende plastieken kerstboom. De kerstboom staat er nog omdat Siel en haar vriend Vincent in mei hun eerste kind verwachten. “We zijn eindelijk in gang geschoten om een babykamer in te richten en daar zijn we dan ’s avonds zo moe van dat we er niet toe komen om de kerstboom op te bergen.” Siel heeft een been onder haar bollende lijf getrokken. Zo leek ze me wel comfortabel te zitten, broedend op wat komen gaat. Het verschil met de eend is dat die het in het gedicht allemaal voor elkaar lijkt te hebben. Maar Siel is dan ook geen eend en ze schrijft haar gedichten zelf.
Stukje bij beetje begin ik mezelf als een volwaardig schrijver te zien
En hoe. Nadat haar poëzie op Instagram al een ruim publiek vond, was ook haar eerste dichtbundel meteen raak. Uitgeverij Manteau/Angèle nam een herdruk van die eerste bundelintussen een van de best verkochte in Vlaanderen en Nederlandvoor haar rekening en publiceerde een tweede dichtbundel. In 2019 verscheen haar eerste literaire roman en momenteel werkt ze volop aan een derde dichtbundel die als alles goed gaat in januari 2022 uitkomt bij Arbeiderspers, de Nederlandse uitgeverij die haar sinds begin dit jaar onder de vleugels neemt. En toen die nog georganiseerd werden, was ze een veel gevraagde gast op literaire festivals. Siel behoort ontegensprekelijk tot de nieuwe lichting schrijvers van poëzie, naast namen als Charlotte Van den Broeck, Maartje Wortel en Maud Vanhauwaert om er maar een paar te noemen. Volgens Mappalibri, een zelfverklaarde ‘site voor lezers die zoeken naar kwaliteit’ wordt ze zonder twijfel een van de meest vooraanstaande en knapste dichteressen van ons taalgebied. Een compliment dat ze met een bescheiden lachje van zich afschudt. Er wordt zo veel gezegd…
“Ik blijf er moeite mee hebben om mezelf als een volwaardig schrijver te zien, maar stukje bij beetje wint de gedachte veld dat ik dat eigenlijk wél ben. Vorig jaar stond ik op het podium tijdens de openingsavond van de Poëzieweek en was ik een van de tien dichters van wie het werk in het Poëziegeschenk werd opgenomen. Sindsdien voel ik wel dat ik erbij hoor. Peter Verhelst nam voorbije zomer een gedicht van me op in een bloemlezing voor Watou. Ik durf al te denken dat hij dat niet doet omdat hij me slecht vindt.”
“Het is mijn aard. Ik ben geen netwerker, het duurt lang voor ik iemand zelfs maar durf aan te spreken. Nog altijd kom ik het best overeen met auteurs die net als ik meer teruggetrokken zijn.”
Zijn niet alle dichters dat?
“Toch niet. Er is een lichting opgestaan die zich echt wel laat horen. Zoals Maud Vanhauwaert een publiek op sleeptouw kan nemen, of Carmien Michels haar slam poetry brengt… Het is iets anders dan wat ik doe, maar er borrelt echt wel nieuw leven in poëziemiddens.”
Wat heb je geleerd uit het parcours dat je de voorbije tien jaar aflegde?
“Dat het feit dat ik zo weinig in schrijverskringen vertoef geen nadeel hoeft te zijn. Door gewoon mezelf te blijven en mijn eigen ritme aan te houden lukt het blijkbaar ook wel. En dat ik de term Instagramdichter die ik lang als een vervelend label beschouwde, juist moet omarmen. Instagram is waar het allemaal begon. Ik heb er een publiek gevonden dat doorgaans niet zo gauw naar poëzie grijpt, maar dat zich toch aangesprokenvoelde door mijn gedichten en me sindsdien blijft volgen. Vroeger geneerde ik me een beetje voor de term, nu ben ik er trots op dat ik op die manier een eigen en nieuw publiek aangeboord heb.”
Thema van deze Poëzieweek is ‘samen’. Wat roept het woord bij jou op?
“Een dubbel gevoel. Er valt gewoon niet veel samen te doen. Voor de Poëzieweek werd me gevraagd een filmpje te maken in plaats van de geplande voordracht te geven.Natuurlijk doe ik dat, maar het is niet hetzelfde. Er zit een scherm tussen mijn publiek en mij, en dat neemt de authenticiteit weg. Het werkt ontmoedigend.”
“ Samen is een beladen woord geworden. Je kunt proberen om het gemis eraan te verzachten, en dat moeten we ook doen, maar er gaat niets boven het echte delen met elkaar.”
Je woont met plezier in een straat waar de bewoners elkaar kennen, ’s zomers soms een glas delen in hun voortuintjes, vertelde je eerder.
“We zijn sinds de lockdown nog closer geworden. We helpen de buurvrouw die slecht te been is met een boodschap, op de verjaardag van mijn lief stond onze buurjongen op de stoep met een pot Nutella. Mooi!”
Ik schrijf vanuit een gevoel, als ik mijn woorden herlees, begrijp ik mezelf beter
Heb jij veel volk om je heen nodig?
“Ja, en tegelijk heb ik nood aan alleen zijn. Het is precies wat ik momenteel erg mis: alleen kunnen zijn onder vrienden of kennissen.”
“De schrijver in mij verdwijnt graag in een grote groep, om te observeren wat er om zich heen gebeurt, hoe mensen zich gedragen. In een kleine bubbel ben ik verplicht om met de ander in interactie te gaan, en dat doe ik eigenlijk liefst niet. Wat van mij niet de meest sympathieke mens maakt.”
Geen interesse voor wat je naaste beroert?
“Oh, maar als ik merk dat iemand die ik goed ken ergens mee zit, dan vraag ik eindeloos door. Want dan ben ik ervan overtuigd dat ik dé redder in nood ben. En dat blijkt dan ook niet altijd gepast te zijn.” (lacht)
Wat doet schrijven met jou?
“Het geeft me het gevoel weg van de wereld te zijn. Het brengt me op een plekje in mezelf waar niets is buiten mij. Ik denk dat mensen die pakweg intensief sporten of muziek maken dat wel herkennen.”
“Maar het helpt me ook relativeren. Ik schrijf vanuit een gevoel, en als ik mijn woorden dan herlees begrijp ik mezelf beter.”
Je eerste dichtbundels hadden pijn en afscheid als thema, nadat in 2013 je vader overleed en drie jaar later je zus. Trek je dat thema door in nummer drie?
“Verdriet en rouw blijven erin aanwezig, maar veel minder prominent. Ik ben deze keer vertrokken vanuit mijn passie voor kunst en dan vooral schilderkunst. Ik ben geen kunstkenner maar ik hou ervan om naar schilderijen te kijken en na te gaan wat ze in me teweegbrengen. Het intrigeert me ook dat dat zo persoonlijk is, wat mij treft in een kunstwerk doet dat niet noodzakelijk bij iemand anders. Het heeft te maken met je verleden, met hoe je je die dag voelt… Dat onderzoek ik in mijn nieuwe gedichten, in alweer een poging mezelf beter te begrijpen. En wie weet lukt het me om op die manier, net zoals ik eerder voor sommigen poëzie toegankelijker maakte, ook hun interesse voor kunst te wekken. Je hoeft echt niet alles over een schilder of zijn werk te weten, dat interesseert mij zelfs nauwelijks. Wat telt is of het werk je raakt, en waarom het dat doet.”
“Schrijven over wat kunst met me doet is bovendien een manier om na te gaan of mijn poëzie ook overeind blijft zonder verlies en pijn. Het verdriet zal nooit verdwijnen, maar mijn rouwproces is veranderd. Ik merk dat ik er stilaan positieve gedachten in toelaat. Wat zou papa van mijn poëzie gevonden hebben? Zou mijn zus ook al kindjes gehad hebben? Die gedachten doen ook pijn, maar ze werpen tegelijk een ander licht op het verdriet.”
Kun je jezelf in iets anders dan in schrijven verliezen?
“Dan denk ik opnieuw aan kijken naar kunst. Ik ga enorm graag naar musea. Tot vervelens toe wandel ik door dezelfde twee gangen in het Gentse MSK, waar donkere kleuren overvloeien in lavendel en munt… Dan valt echt alles van me af. En dat heb ik verder ook als ik iets ga doen met mijn jongere broer met wie ik een heel nauwe band heb. Mij krijg je normaal niet op de glijbanenin een zwembad, maar als hij dan roept ‘ gewoon doen! ’ dan denk ik niet meer na en suis ik door zo’n buis naar beneden. Hij slaagt erin om mij op zulke uitstapjes twee uur lang alleen maar bezig te houden met de vraag of we het nog eens met of zonder zwemband doen.”
En straks worden je gedachten ook in beslag genomen door jullie eerste kindje.
“Ik was daar al jong klaar voor. Maar toen overleed mijn zus, en dat hakte er zowel bij mij als bij mijn vriend zo hard in dat we een hele tijd nodig hebben gehad om onszelf weer overeind te krijgen. Toen we er de tijd rijp voor achtten, lukte het niet om zwanger te worden. En daarin zag ik dus het volgende onheil op ons pad. Toen het toch gebeurde, was ik overgelukkigen tegelijk doodsbang voor een nieuw verlies. Maar stilaan voel ik me rustiger en laat ik de gedachte toe dat dit iets moois wordt, een nieuw leven. Dat wij het zelf in leven gaan moeten houden, lijkt me nu nog een gekke gedachte. Maar het komt zeker goed.”