Glenn Martens, creatief directeur van het Franse label Y/Project, is een van de meest beloftevolle modeontwerpers van het laatste decennium. Hij vertegenwoordigt een
nieuwe generatie die de tijdsgeest van vandaag perfect weet te vertalen. Zijn ontwerpen zijn eclectisch, een tikje tegendraads en veelzijdig. Geen wonder dat hij al veel prijzen in de wacht gesleept heeft.
We ontmoeten Glenn Martens in hartje Brugge, op een terras aan het Jan Van Eyckplein. Glenn is geboren en getogen in Brugge, een stad die hem is blijven inspireren voor zijn werk.
“Ik heb altijd van de esthetiek van Brugge gehouden. Het is vooral de uniformiteit van de stad die mij aanspreekt. Venetië en Parijs hebben dat ook. Misschien voel ik mij daarom zo goed thuis in Parijs. Net als Brugge ademt Parijs geschiedenis uit. Waar je ook wandelt, overal vind je bordjes aan huizen waar beroemde schilders, componisten, schrijvers en filosofen geleefd hebben. Ik woon nu 12 jaar in Parijs en ik bekijk de stad nog altijd met een verwonderde blik à la Amélie Poulain.”
“Tijdens mijn studies aan de Antwerpse Modeacademie was ik geobsedeerd door de melancholie en de esthetiek van Brugge. In de winter is Brugge heel deprimerend, maar ook extreem mooi. Het is hier vaak mistig, regenachtig en grijs. Ik hou van de weerspiegeling van de grijze wolken en de rode bakstenen gebouwen in het water. Na de academie heb ik die melancholie stilaan achter mij gelaten. De gotische elegantie van Brugge zit nog altijd in mijn werk, maar ondertussen woon ik al zolang in Parijs en is die Franse joie de vivre er ook helemaal ingeslopen. Y/Project is echt wel een Frans merk.”
Hoe was je jeugd in Brugge?
“Mijn ouders zijn gescheiden toen ik drie jaar was, maar ik ben altijd goed omringd geweest. In de week woonde ik bij mijn mama in Sint-Andries, in het weekend ging ik naar mijn vader die in hartje Brugge woonde. Hij nam me vaak mee naar musea en naar de prachtige gebouwen hier in de stad. Ik heb mijn middelbaar onderwijs aan het Sint-Lodewijkscollege gevolgd. Het is een klassiek college met een traditionele manier van lesgeven, ik heb daar een degelijke bagage voor het leven meegekregen. Ik zong in het koor Ons Dorado, dat met het Sint-Lodewijkscollege verbonden was. Paul Hanoulle, dirigent en priester, had het koor opgericht in de jaren zestig. Hij was een goede vriend van Carl Orff, de bekende componist en muziekpedagoog. Orff heeft veel muziek geschreven voor Ons Dorado. Het koor was zelfs zo vermaard dat het de paasmis in het Vaticaan mocht opluisteren. Elke paasvakantie gingen we op concertreis met het koor. Als knaap van 12 was dat een ongelooflijke ervaring.”
Mijn roots zijn heel eclectisch, ik laveerde tussen avant-garde en bourgeois
“Brugge is een heel rustige, geborgen stad, er valt weinig te beleven voor jongeren. Als puber moet je inventief zijn om je bezig te houden, zoals ‘s nachts in de reien gaan zwemmen of langs de stellingen van de Onze-Lieve-Vrouwekerk naar boven klimmen tot bij de haan. We haalden halsbrekende toeren uit, maar het liep altijd goed af. Ik mag zeggen dat ik een fantastische jeugd in Brugge beleefd heb.”
Wanneer is het besef gekomen dat je de artistieke toer op wou?
“Het idee om een creatieve richting in te slaan, is pas na mijn humaniora gekomen. Ik heb Latijn-moderne talen gedaan en ik dacht eerder om daarna geschiedenis te studeren. Los van het feit dat ik graag en goed tekende, had ik niet echt een artistieke roeping. Als kind kwam ik wel vaak in contact met het artistieke milieu door mijn opa, Michel Martens.
Hij was een gerespecteerd kunstenaar en heeft onder meer de glasramen van de Sint-Petrus-en-Pauluskerk in Oostende ontworpen. De spiegelzuil in het Antwerpse Middelheim museumpark is ook van zijn hand. Toen ik tijdens de weekends bij mijn papa was, gingen we vaak op bezoek bij mijn opa. Hij was echt het cliché van de sixties kunstenaar: extreem avant-gardistisch. Als kind begreep ik die kunstwereld niet, maar ik vond het wel spectaculair en fascinerend. In de familie van mijn mama waren er veel militairen. Mijn grootvader en overgrootvader waren kolonels. Het was een heel traditionele bourgeois familie, een hechte clan die goed voor elkaar zorgde. Mijn roots zijn dus heel eclectisch. Tussen die uitersten laveerde ik.”
Op het moment dat je te veel aandacht hecht aan je plaats in de modewereld, word je ook snel de slaaf ervan
“Na mijn humaniora had ik door dat ik iets te hyperactief was om een traditionele studierichting te volgen. Mijn vader had met mij afgesproken dat ik mocht studeren wat en hoelang ik wou, zolang ik maar slaagde. Ik vond interieurvormgeving een goede keuze. Ik heb dat aan Sint-Lucas in Gent gevolgd. In Gent heb ik ook de alternatieve, creatieve wereld leren kennen. Ik ben op mijn 21ste afgestudeerd, veel te jong om te gaan werken. Ik zocht nog naar een bijkomende opleiding.”
Waarom heb je interieurvorming geruild voor mode?
“Heel toevallig. Na mijn studies aan Sint-Lucas ben ik anderhalve maand door Europa getrokken en had ik tijd om na te denken. Ik herinnerde mij dat we als interieurstudenten de Antwerpse ModeNatie bezocht hebben, het gebouw waar ook het MoMu en de Antwerpse Modeacademie gevestigd zijn. Ik vond het wel een aangename omgeving om te studeren. Meteen na mijn reis zocht ik informatie op over de modeacademie en ik zag dat de laatste inschrijvingsperiode over twee dagen eindigde. Ik ben ernaartoe getrokken met een portfolio interieurontwerp en vakantiefoto’s, zaken die niets met mode te maken hadden. Tot mijn eigen grote verbazing werd ik toegelaten, als een van de 80 uitverkorenen op de 400 kandidaten. Het was eigenlijk een heel ondoordachte beslissing, zeg maar een ‘accident de parcours’. Ik stond er zelfs niet bij stil dat je in de modeacademie moest naaien. Los van Karl Lagerfeld en Alexander McQueen kende ik nauwelijks ontwerpers. Gezien mijn grote achterstand heb ik het de eerste twee jaar heel moeilijk gehad. In mijn derde jaar heb ik de klik gemaakt. Ineens snapte ik alles, ik was vertrokken. De modeacademie was een geweldige ervaring: je zit in een klas vol flamboyante personen uit alle hoeken van de wereld. Omdat het tempo en het niveau zo hoog liggen, heb je nauwelijks tijd om mensen buiten die creatieve bubbel te ontmoeten. De opleiding is sterk gericht op zelfstudie: je moet jezelf voortdurend in vraag stellen. Op die manier word je een creatief zelfstandig persoon met een eigen identiteit. Dat is ook de reden waarom de Antwerpse Modeacademie creatieve directeurs vormt, geen assistenten.”
Na jouw studies ben je meteen naar Parijs getrokken, een bewuste keuze?
“Het was een droom die sneller dan verwacht uitgekomen is. Ik ben afgestudeerd als primus van mijn jaar. In de internationale jury zat Samuel Drira, de man achter het Parijse magazine Encens. Hij vond mijn werk goed en hij heeft mij in contact gebracht met Jean Paul Gaultier. Ik kon er meteen aan de slag, als junior designer in de afdeling mannen en precollectie vrouwen. Het was ideaal om te starten in een vermaard, maar onafhankelijk modehuis. De sfeer bij Jean Paul Gaultier was fantastisch, er heerste een echte joie de vivre op z’n Frans. Ik ben er een jaar gebleven. Daarna kon ik aan de slag als rechterhand van Yohan Serfaty, een ontwerper die vooral met leder werkte en een investeerder had in Istanbul. Het was een klein modehuis met een beperkt team zodat ik zelf heel veel kon doen en leren. Na een tijd moest Serfaty zijn collectie opdoeken omdat de investeerder het liet afweten. Ik stond op straat en heb dan maar beslist om in 2012 mijn eigen merk op te richten. Om mijn collectie te bekostigen, werkte ik tegelijk als freelancer voor Bruno Pieters en voor Hugo Boss.”
“In 2013 ben ik bij Y/Project begonnen, een collectie die Yohan Serfaty opgericht had, samen met een zakenpartner. Na de dood van Serfaty werd ik gevraagd om hem op te volgen als creatief directeur. Omdat die job moeilijk verenigbaar was met mijn eigen collectie, ben ik na drie seizoenen met de Glenn Martens-collectie gestopt. De start bij Y/Project was niet evident: ik stapte in een modehuis dat in rouw was, zowel het team als de klanten. De ontwerper was letterlijk en figuurlijk het gezicht van het label. Hij was een opvallende, enigmatische persoonlijkheid, een Tim Burton-figuur.
Mode is een sprookje voor volwassenen, zoiets als Sneeuwwitje.
Het feit dat hij tien jaar ziek geweest was, had misschien een invloed op de esthetiek van zijn creaties, het was een zwaar, donker label. Ik kon niet in de huid kruipen van Serfaty, ik ben van nature een positivo. We hebben beslist om een zachte overgang te maken en stilaan naar een nieuw beeld te werken. Die transitie is een driejarenplan geweest. Achteraf gezien was het gemakkelijker geweest om van bij de start van nul te beginnen, maar het heeft mij wel de tijd gegeven om mij rustig in te werken, ver van de spotlights. Op die manier kon ik mij veroorloven om beginnersfouten te maken en te experimenteren. Na drie jaar, in 2016, toen we finalist werden van de LVMH-prijs, waren we klaar om naar buiten te komen en hebben we ook ons eerste vrouwendefilé gegeven. Op dat moment waren onze identiteit en onze richting duidelijk vastgelegd.”
Y/Project rijft de ene na de andere prijs binnen en wordt zelfs gekopieerd door grote merken. Hoe kijk je tegen dit succes aan?
“Ik merk inderdaad dat de hele modewereld ons in de gaten houdt en dat we gekopieerd worden, maar ik ben daar niet echt mee bezig. Het is natuurlijk fijn voor je ego om beschouwd te worden als ‘one of the most loved brands in the world’, maar ik wil niet dat het mijn leven bepaalt. Op het moment dat je te veel aandacht hecht aan je plaats in de modewereld, word je ook snel de slaaf ervan. Ik vind de modeweken en de sfeer errond heel tof, maar eenmaal ze voorbij zijn, neem ik mijn normale leven weer op. Ik kan gemakkelijk loskoppelen. Als ik uit mijn kantoor stap, laat ik het werk achter mij. Anderzijds voel ik mij heel verantwoordelijk voor mijn medewerkers. Ik moet wel blijven zorgen dat de 25 mensen in mijn team hun brood blijven verdienen. Eén zwak seizoen kan al een zware impact hebben.”
Voor de juwelen van Y/Project werk je samen met Stephanie D’Heygere. Vanwaar deze samenwerking?
“Stephanie is een goede vriendin van op de modeacademie, ze zat een jaar lager dan ik. We waren de enige West-Vlamingen, we vormden de Brugs-Kortrijkse cocon op de academie. Stephanie woont ook in Parijs en heeft lang accessoires voor Dior ontworpen voor ze haar eigen label opstartte. Toen wij de Y/Projectcollectie met accessoires uitgebreid hebben, heb ik haar gevraagd om riemen en juwelen voor ons te ontwerpen. Het is een heel fijne samenwerking geworden, Stephanie weet heel duidelijk wat ik wil en speelt daar ook perfect op in. Ik hou ervan om samen te werken binnen een soort familiegevoel. Als ontwerper kan je een beeld neerzetten, maar je kan niet in alles gespecialiseerd zijn. Elk product heeft zijn technische specificiteit, daarvoor heb je specialisten nodig die je creatieve ideeën kunnen vertalen en die ook meedenken.”
Wat zijn je ambities voor de toekomst?
“Ik wil nog lang doorgaan met Y/Project, het is mijn kind geworden. Ik wil met ons team blijven groeien en evolueren. Als onafhankelijk modehuis zullen we altijd wel een nichemerk blijven, wat ik perfect vind. Dat laat mij ook toe om absurde dingen op de catwalk te blijven brengen, als pure expressie van creativiteit, niet om een commercieel product te showen. Uiteraard moet de collectie verkopen, maar er moet meer zijn dat dat. Ik wil blijven experimenteren, mijn grenzen verleggen. Zoals kleren maken die je op verschillende manieren kan dragen en ook duurzame kleren brengen. We werken hard, maar we amuseren ons ook. Daarvoor doe ik het, niet voor de roem. Ik ben geen da Vinci, over honderd jaar weet niemand meer wie ik ben, hoeveel prijzen ik ook binnenhaal. Ik denk in ‘hier en nu’: het is belangrijk dat ik nú dingen kan doen die ik graag doe, samen met mensen die ik graag heb. Ik vind het ook een mooie gedachte dat ik mensen gelukkig kan maken en dankzij mijn kleren kan doen wegdromen. Mode draait hierom: mensen een goed gevoel geven, de dagelijkse sleur doorbreken door schoonheid te brengen. Mode is een sprookje voor volwassenen, zoiets als Sneeuwwitje. (Lut Clincke)
Wie is Glenn Martens? h2>
– Glenn Martens is geboren in Brugge in 1983. p>
– Hij loopt school aan het Sint-Lodewijkscollege in Brugge. In 2004 behaalt hij zijn diploma interieurvormgeving aan Sint-Lucas in Gent, in 2008 zijn master modeontwerp aan de Modeacademie van Antwerpen. p>
– In 2008 vertrekt hij naar Parijs en werkt hij achtereenvolgens bij Jean Paul Gaultier en Yohan Serfaty en freelance voor Bruno Pieters en Hugo Boss. In 2012 richt hij zijn eigen label op. In 2013 wordt hij creatief directeur van Y/Project. p>
– In 2016 is hij finalist van de LVMH-prijs en geeft hij zijn eerste vrouwendefilé in Parijs. Een jaar later wint hij de prestigieuze ANDAM-modeprijs en in 2018 wordt hij uitgeroepen tot ‘Designer of the Year’ tijdens de Belgian Fashion Awards. In 2020 wint hij opnieuw de ANDAM-modeprijs en lanceert hij zijn duurzame lijn Evergreen. p>
Mode
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier