Knallend de lente in
Traditioneel, al de volle vijf jaar dat ik op mijn appartement woon, wordt de lente ingeluid door de vogeltjes. Na hun winterslaap huizen ze in de drie grote bomen die tot aan mijn slaapkamerraam op de vijfde verdieping reiken. De eerste keer dat ik ze hoor, voel ik evenveel kriebels als de dartele diertjes laten horen. Langzaamaan, week per week, zwelt hun gezang aan tot een oorverdovend hofmakerijkoor. En daar beginnen ze graag aan rond half vijf ’s morgens. Ik ben zelf een vroege vogel, maar rek het toch liever tot een uur of zes.
Dit jaar staat mijn gebouw in de stellingen nog voor de lente kan uitbreken. Klaar voor acht maanden lang hels kabaal van vallend beton, drilboren, loeiharde muziek en schreeuwende werkmannen. Vanaf zes uur. Dat weet ik nog vooraleer ze eraan begonnen zijn. Want vorig jaar waren de buren aan de beurt en het jaar daarvoor de andere buren. Stilte is een illusie wanneer je leeft in de stad en tussen een volk met een baksteen in de maag. Maar dit jaar is dus mijn eigen gebouw aan de beurt. Dat betekent nog meer lawaai. Zoals iedereen dat zou doen kijk ik er zwaar tegenop. Ik heb een zwak voor geluid. Zowel positief als negatief. Het is de sensatie die bij mij het hardst van allemaal binnenkomt. En wanneer ik moe ben of stress heb, worden vele geluiden zo ondragelijk dat het pijn doet. Dan hapert élke klank in een straal van 30 meter in het spinnenweb van mijn hoofd en trilt die tot tegen de rand en terug.
Stilte is een illusie wanneer je leeft tussen een volk met een baksteen in de maag
Gisteren werd ik nog eens aangenaam verrast door mijn scherpe gehoor. Van aan mijn thuisbureau tuurde ik naar de onheilspellende – nog onaangeroerde – stellingen buiten. Op de radio speelden strijkers, het soort dat je brein rustig wiegt. En toen hoorde ik het. Een kranig vogeltje, eenzaam in de grote boom nog zonder blaadjes, maar met prille knopjes, dat bij gebrek aan soortgenootjes de muziek had gekozen om mee in dialoog te gaan. Terwijl het nummer richting apotheose ging, pikte het vogeltje in. Eerst nog voorzichtig verkennend, stilaan dapperder, tot de twee een perfecte symbiose vormden. Knallend de lente in.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier