Klemmen en tangen

© Pixabay
Stephanie Rogeau
Stephanie Rogeau Medewerker KW

Ze wonen allebei in Kortrijk en delen een liefde voor het goede leven en schrijven. Verder hebben onze twee columnisten weinig gemeen. Wekelijks geven ze hier een inkijkje in hun uiteenlopende levens. Deze week is dat Stephanie Coorevits (37), auteur, psychologe en televisiemaakster.

Wanneer je dit leest, lieve lezer, is mijn lijdensweg gelukkig achter de rug maar nu is het nog maandag en wil ik in foetushouding op de grond gaan liggen bij de gedachte aan de marteling die me morgen te wachten staat: de tandarts.

Er is werkelijk niets ter wereld waar ik zo tegenop zie. Dan nog liever de gynaecoloog en dat is toch ook geen ponykamp. Tot aan je middel volledig gekleed maar verder spiernaakt, met je benen wijd open in beugels gaan liggen terwijl ze een instrument dat – om geheel onbegrijpelijke redenen – een eendenbek wordt genoemd, in je vagina duwen. Een handeling die heel privé zou moeten zijn maar in mijn geval vaak een groepsgebeuren blijkt te zijn omdat er altijd wel een groepje assistenten aan zijn kijkstage bezig is, net op het moment van mijn jaarlijkse controle. Maar dus nog liever die onewomanshow dan de tandarts.

Het zou helpen mocht ik een sterk gebit hebben. Van die robuuste tanden waarmee je kroonkurken van bierflesjes kan wippen zonder dat er ook maar een schilfertje glazuur van spat. Helaas, mijn tanden zijn gemaakt van rijstpapier. Flinterdunne vierkantjes die breken bij de aanblik van iets waar je harder op moet kauwen dan een smoothie. Dus telkens mijn tandarts vraagt om mijn mond open te doen, mompelt ze iets als ‘Oeioeioei!!, neen, dat ziet er niet goed uit’ of een andere geruststellende variant.

Ze kijken je aan alsof je in je vrije tijd babydieren martelt als je niet drie keer per dag flost

Monddokters anno 2022 nemen hun job ook veel serieuzer dan pakweg dertig jaar geleden. Ooit ging ik naar de tandarts omdat mijn volwassen snijtand niet netjes in de rij naast de andere tanden tevoorschijn kwam maar wel ergens halverwege mijn gehemelte. De dag van vandaag zou zoiets me komen te staan op dertig jaar buitenbeugel maar de instructie die ik toen kreeg was: ‘Gewoon met je tong blijven duwen tegen dat tandje, meisje, en alles komt goed! Nu kijken ze je aan alsof je in je vrije tijd babydieren martelt als je schoorvoetend toegeeft dat je niet drie keer per dag flost.

Mocht je na dit alles denken: ‘Kom op, je bent een volwassen vrouw, verman jezelf een beetje!’ Think again. De laatste keer bij de tandarts heb ik zo duidelijk uiting gegeven aan mijn ongenoegen dat ze op den duur ons lijden begon te vergelijken. ‘Jij ligt in een comfortabele zetel naar tv te kijken terwijl ik hier al twee uur aan het zwoegen ben’, klonk het streng. Waarop ik vol verontwaardiging naar de honderd klemmen en tangen in mijn mond wees en die drilboor bijna in haar oog ramde.

Neen, dierbare lezer, wat er morgen te gebeuren staat, is nog niet duidelijk maar dat het niet plezierig wordt, is wel zeker. Ook niet voor mij.