De Fietsstraat
Stephanie Coorevits en Siel Verhanneman. Ze wonen allebei in Kortrijk en delen een liefde voor het goede leven en schrijven. Verder hebben onze twee columnisten weinig gemeen. Wekelijks geven ze hier een inkijkje in hun uiteenlopende levens. Deze week is dat Siel Verhanneman (32), auteur en dichter.
“Dat was niet echt de bedoeling, hè, Siel?” Dat waren de woorden van mijn therapeut, een hele tijd terug. Ik had een oefening meegekregen om mijn kwaadheid te leren uiten. Woede en ik, het wringt. Ik heb mezelf al op jonge leeftijd het recht ontnomen kwaad te mogen zijn. Boosheid is altijd een te kleine jas bij mij: het past me gewoon niet, werkt meer tegen dan dat het me ergens voor beschermt en bijgevolg vliegt het snel de kast weer in.
Ik maakte boosheid naar de andere altijd te klein waardoor ik mezelf vaak hoorde verontschuldigen voor een fout die ik niet had gemaakt, of ik werd te luid waardoor mijn verwijten op een heel dramatische manier bij de betrokkene landden, waarop die natuurlijk in tranen uitbarstte en ik maar aan het troosten ging, die vervloekte ‘sorry’ weer naar boven haalde.
Oefenen dus, vond mijn therapeute. De opdracht: borden kopen in de Kringloopwinkel en die tegen de muur kapot gooien, iets wat ik ook effectief deed. Enkel, en daar ging haar verzuchting over, ik maakte er een *pOëtisCh pRojEcTje* van. Het begon bij de keuze van de borden die ik heel secuur had gedaan (veel ouderwetse bloemenprints) en eens thuis schreef ik op de borden in mooie, fijne letters allemaal zaken waar ik kwaad om was. Die knalde ik tegen de muur in de tuin terwijl ik het hele proces op foto vastlegde, ik herschikte zelfs hier en daar een scherf. Achteraf schreef ik er een monoloog over die ik voordroeg op een literair festival. Van die pure, rauwe furiositeit werd ik niet verlost, ik hield er enkel een goede performance aan over.
“Boosheid is altijd een te kleine jas bij mij: het past me gewoon niet”
Gelukkig, GELUKKIG, werd Kortrijk onlangs bezaaid met Fietsstraten en aangezien jullie allemaal reeds getuige waren van mijn bekentenis geen rijbewijs te hebben, zijn die van groot belang voor mij. Een stukje paradijs in het verkeer voor mijn stalen ros en ik. En nu kun je even het spoor bijster zijn wat dit nog met mijn kwaadheid te maken heeft, wel àlles. De Fietsstraat blijkt voor mij de plek bij uitstek te zijn waar alles aan het concept woede mij wel goed afgaat. Durft een auto mij in te halen of zelfs maar een poging te doen door veel te kortbij te rijden en mij met zijn neus aan de kant te duwen, dan voel ik het bloed in mijn oren en polsen al koken.
Met overdreven, theatrale armgebaren wijs ik naar het bord “Fietser, neem uw plaats in voor de auto” wat volgens mij dringend moet veranderen naar “Auto, neem uw plaats in achter de fietser” en meteen erna glijdt mijn arm naar de witte fiets die in het midden van het wegdek staat afgebeeld. Luidkeels roep ik: “FIETSSTRAAT MENEER!!!!”, een vuist in de lucht en een zucht, eigenlijk meer een gegrom die onmogelijk hoorbaar is voor de bestuurder. En ze vlammen voorbij, het kan hen natuurlijk niks schelen. Maar ik heb genoten! Wàt een opluchting om de kwade trien van de Fietsstraat te zijn. Zo bevrijdend zelfs dat wanneer ik goedgemutst zo’n Fietsstraat insla en ik in de verte het gebrom van de eerste auto al hoor, ik stiekem hoop dat hij me probeert voorbij te steken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier