De nazaten van Hector Goetinck: een blauw-zwarte familiekroniek

Zittend kleinzoon Stanley, geflankeerd door diens kleindochter Axelle en schoondochter Katia, en rechtop achterkleinkinderen Stephan en John. © Christophe De Muynck
Frank Buyse
Frank Buyse Senior writer

Kent u Hector ‘Torten’ Goetinck? Maakte Club Brugge in 1920 voor het eerst landskampioen. In 2020, precies 100 jaar later, wordt de 16de titel verwacht. Stanley Verfaillie kent u wellicht niet. “Mijn moeder wilde mij Marc noemen, maar mijn grootvader langs moeders kant vulde bij de aangifte in het stadhuis mijn naam in: Stanley. Daar moest dan wel officieel Stanislas van gemaakt worden, een heilige. Maar ik werd dus genoemd naar Stanley Van den Eynde, een speler van Beerschot, mijn grootvader vond dat een gentleman.” Wel, die grootvader was Hector Goetinck. En behalve die ‘paarse’ voornaam druipt de verdere familiekroniek verder van blauw-zwart bloed. We brachten de kleinzoon van ‘Torten’ met kinderen en kleinkinderen samen: honderd jaar blauw-zwart bloed, zeg maar.

Hector Goetinck (1886-1943) was ooit aanvaller van Club Brugge en de Rode Duivels, later werd hij trainer van Club en de nationale ploeg. Een blauw-zwarte legende, zijn naam is als geen ander voor eeuwig verbonden aan de eerste landstitel van Club Brugge in 1920. Dit jaar dus exact honderd jaar geleden. Stanley, die zich nog herinnert hoe hij op straat als jongetje van vijf jaar een balletje trapte met zijn later zo beroemde grootvader, is vandaag nog een even felle supporter van Club.

Zijn zoon Stephan (56), gepensioneerd, staat op en gaat slapen met Club Brugge. “Ik ben zijn vrouw en Club is zijn minnares”, lacht zijn vrouw Katia (55), psychologe. Stanley’s andere zoon John (48) is interieurarchitect. Hij is iets minder fanatiek maar hij heeft nog steeds de verloren testmatch in 1986 om de titel tegen Anderlecht niet helemaal verteerd. Kleindochter Axelle (16), studente, heeft het ook al te pakken. “Charles De Ketelaere is gene lelijken.” Hoe schoon en trouw kan clubliefde zijn: we brachten honderd jaar Club Brugge, vervat in vijftien titels en vier generaties, rond de tafel. Een ode aan stamnummer 3. Aan de klup van Bruhhe.

Stanley: “Na het overlijden van mijn grootvader (Goetinck kwam op 57-jarige leeftijd om het leven tijdens Wereldoorlog II door een bombardement op Knokke-Heist, waar zijn nakomelingen altijd zijn blijven wonen, red.) ging ik als kleine jongen mee met mijn grootmoeder naar Club. Ik zat toen in de eretribune. Achteraf kregen we taart. Ik ben blijven gaan naar elke thuismatch, nog lang op De Klokke. Later nam ik eerst Stephan mee. Dan tilde ik hem over de balustrade. (lacht) Intussen zijn de trappen van de tribunes iets te moeilijk voor mij geworden. Nu volg ik elke wedstrijd op televisie.”

John: “De hele familie weet het intussen: geen etentjes op de wedstrijddagen van Club. Zelfs geen bezoekje aan opa tijdens een match.”

Axelle: “Toen ik hem een keer vroeg voor iets op de balletschool, zei hij: dat gaan ze een andere keer moeten organiseren.”

Stanley: “Weet je, ik kon vroeger ook goed voetballen. Toen ik een keer met school een match op Club speelde, kreeg ik meteen elke week zo’n blauwe kaart om naar de trainingen te gaan. Maar ik bleef liever helpen in ons café.”

John (toont trots foto’s van zijn vader als twintiger: een Tarzan): “Je zou toch efkes langs de kant gaan, hé. Ik ben ook al snel mee geweest naar Club met mijn vader. Netjes in de zijtribune, Stephan stond in de spionkop, bij de E-side. In zijn jeansvestje waar Club op stond. Ik was toch wat braver.” (lacht)

Stephan: “Vanaf de eerste dag dat pa mij meenam naar De Klokke was ik fanatiek supporter. Eerlijk, die sfeer van de Klokke is nooit geëvenaard in Jan Breydel. De laatste jaren is het familiale er toch wat uit, alles draait nu om commerce.”

John: “Al doet het duo Verhaeghe-Mannaert het wel heel goed.”

Stephan: “Dat is zeker. Maar het is dag en nacht verschil. Ik heb er ooit een heel verhaal over geschreven: Stadion Anekdote De Klokke. Terug te vinden op Google!”

Katia: “Stephans hele leven draait om Club Brugge. Als hij opstaat, schuimt hij meteen het internet af op zoek naar nieuws over blauw-zwart. En ‘s avonds is hij daar nog mee bezig.”

Stephan: “Ik ken zo’n vijftien specifieke blauw-zwarte sites. Ik heb ook heel veel buitenlandse verplaatsingen meegemaakt, zo’n veertigtal. Ipswich, Wembley… Ik was ook op elke bekerfinale sinds 1970.”

Stanley: “Gewonnen van Daring Brussel!”

Stephan: “Just…! Intussen sla ik de meeste competitiematchen op verplaatsing wel over, te vervelend met al die combiregelingen en zo, maar thuis mis ik geen enkele match. Al twintig jaar twee vaste plaatsen boven de dug-out. Vak 115.”

John: “Soms mag ik mee.”

Katia: “Of ik! Ik kies de topmatchen. Tegen Anderlecht! Dan kan ik mee gaan vieren in Brugge! (lacht). Ik ken niet àlle spelers maar weet wel wat buitenspel is, hoor. En wanneer het spannend is.”

Axelle: “Ik kon dus bijna niet anders dan Club-supporter worden hé. (lacht) Vooral als papa thuis voor zijn televisie zit te roepen. Ik zal wel het minst fanatiek zijn, maar ik ga wel soms mee en volg het wel, op Facebook, op Instagram. Ik zit op school ook midden tussen de blauw-zwarten, met veel spelers van de jeugdacademie van Club Brugge. Die jongens worden echt klaargestoomd. Al breken er niet veel van door. Nu wel Charles De Ketelaere, die zat ook op mijn school. Leuke jongen! Voetballers zijn in het algemeen ook niet lelijk, hé. Echt, heeft hij sinds kort een lief?”

John: “Toen Axelle vorige week tegen mijn vrouw zei dat ze haar iets moest vertellen, vroeg ik al meteen of ze samen was met Charles De Ketelaere?” (schatert)

Stephan: “Voor ons Heistenaars is Vlietinck de grote held.”

De nazaten van Hector Goetinck: een blauw-zwarte familiekroniek

* * *

Hoog tijd om de parate kennis even te testen. Hoeveel titels behaalde Club, die van 1920 inbegrepen?

Stanley: “Negen?”

Stephan: “Pááá! Vijftien!”

Hoelang was het na 1920 wachten op de tweede landstitel?

Stephan: “Tot 1972?”

Stanley: “Ik herinner me Johnny Thio uit die periode. Die schoot de corners er rechtstreeks in. Ik kon toen toch meer genieten van het voetbal. Nu is het veel te brutaal geworden.”

Tot 1973. Wie was er toen coach?

Stephan: “Leo Canjels. Happel was 1976, 1977 en 1978, met twee jaar na elkaar een Europese finale. Eén op Wembley en één heen en terug. Ik heb ze allemaal gezien, hoor. Happel was de beste trainer ooit van Club Brugge.”

Stanley: (lachend) “Neen, dat was Goetinck!”

Ook goed. 1. Goetinck. 2. Happel. Wie staat er op 3?

Stephan: “Trond Sollied?”

John: “Die gaf teveel vrijheid. Na een paar jaar was het om zeep. Broos ook niet, al werd hij wel twee keer kampioen met Club. Ik had het niet zo voor hem. Ik was wel meteen overtuigd toen ze Michel Preud’homme binnenhaalden. De enige van wie ik vanaf de eerste dag al wist dat hij met Club kampioen zou spelen. Dat had ik nooit met anderen.”

Stephan: “Onder Henk Houwaart beleefden we toch de plezantste tijden? Iedere week was er wel ergens een supportersavond met de spelers.”

Stanley: “Die keer toen we na een 3-0 op Dortmund, thuis wonnen met 4-0.”

John: “Vader is misschien nog de grootste kenner. Hij volgt en kent alle ploegen, alle details. Vorige zaterdag bleek dat ook. Ik twijfelde of ik wel zou gaan. Hij zei: dat moet je doen, het wordt spannend. Het winnende doelpunt viel in de laatste seconde, hé. Die explosie van vreugde maakte de slechte match helemaal goed, daarvoor ga je.”

Katia: “Mijn mooiste herinnering was de titel van drie jaar geleden, na al die jaren. Hoe toen You’ll never Walk Alone werd gezongen. Kippenvel! Tranen in de ogen.”

Stephan: “Mijn twee mooiste momenten waren de 4-3-bekerwinst tegen Anderlecht in ’77 en de beker in 2015 met die goal van Rafa in de laatste minuut, opnieuw tegen Anderlecht. Ik stond achter de goal!”

Katia: “Stephan is den ergsten. Vóór en na de match heeft hij àlles gelezen. Achteraf bekijkt hij elke goal nog wel tien keer. Vroeger was hij na een nederlaag ook niet meteen aan te spreken, maar dat heb ik hem intussen kunnen afleren.” (lacht)

John: “Ik heb dat ook moeten leren.”

Axelle: “Hmm…”

John: “Ik trok het mij vroeger toch meer en langer aan. Het allerergste was die testmatch die we verloren van Anderlecht in 1986. We stonden achter de goal toen het winnende doelpunt viel. Ik ben kàpot naar huis gegaan. Dat is eigenlijk wat mij van al die jaren Club het meest is bijgebleven. Ceulemans die alleen voor Munaron kwam…”

Stanley: “Dat omkoopgebaar naar zijn binnenzak van René Vandereycken!”

Stephan: “Ik heb nog een truitje van Vandereycken liggen.”

John: “Ik weet nog hoe depressief je was toen Vandereycken naar Anderlecht trok.”

Stephan: “Zwijg er mij van. Ik vernam het op vakantie in Spanje. René speelde bij Genua, ik had hem er nog bezocht. We kenden elkaar goed van zijn periode bij Club. Hij wilde graag terugkeren naar Club maar op de Raad van Bestuur van Club werd gestemd tegen zijn terugkeer. Waarop hij zei: dan ga ik maar voor Anderlecht spelen. Een eigenzinnigaard, hé. Het was een enorme klap.”


* * *

Stanley: “Mijn grootvader verdiende ook wel schoon geld. Niet zoals de voetballers nu verdienen, maar het voetbal heeft hem toch welstellend gemaakt. Hij heeft nooit ander werk gedaan.”

Stephan: “Vijfduizend frank per maand (125 euro, ter vergelijking: een arbeider verdiende in die tijd zo’n 50 à 60 euro, red.) was toen véél geld, hoor.”

John: “Veel geld vergaard, drie huizen…”

Over naar de beste Club-speler van de laatste 100 jaar. Op 1 staat allicht Hector Goetinck? Wie op 2 en 3?

Stanley: “Het trio Raoul Lambert, Jan Ceulemans en Goetinck waren de drie beste spelers ooit van Club.”

Stephan: “Toen Ceulemans hier trainer was, wist ik meteen dat dat niet goed zou aflopen.”

John: “Ik denk nu ook niet dat Jan Ceulemans een toptrainer was.”

Stephan: “Het werd in elk geval de breuk tussen Michel D’Hooghe en Ceulemans. Volgens mij praten die nog steeds niet met elkaar. Maar we mogen bij de beste spelers uit de geschiedenis van Club Brugge Birger Jensen niet vergeten. Voor veel Clubsupporters heel belangrijk geweest.”

Stanley: “Diene stopper die nu trainer is…! Georges Leekens!”

Hmmm. Als coach wel kampioen geworden met Club. Laatste vraag: zijn we al zeker dat er binnen drie maanden een zestiende titel bijkomt?

Stephan: “Neen. Door die halvering van de punten wordt het met AA Gent nog een spannend duel dat tot de laatste speeldag zal duren. Zeker weten!”

John: “Het wordt moeilijker dan iedereen verwacht. Ze hadden zaterdag al bijna twee punten voorsprong weggegeven.”

Stanley: “Bij halvering is drie punten maar één match meer, hé.”

Stephan: “Maar de beker pakken we zeker.”

Komt Philippe Clement bij een dubbel dan meteen in de top drie van beste trainers van de laatste 100 jaar?

Stephan: “Hij wacht soms te lang met wisselen.”

John: “Hij heeft nog wat tijd nodig. Net als Krmencik, denk ik.”

Stephan: “Ik kijk altijd op You Tube wélke goals een speler heeft gemaakt. Het moeten belangrijke zijn. Dat zit wel goed. Maar ik ben ook een fan van Dennis.”

John: “Diatta is nóg beter. En De Ketelaere wordt de opvolger van Hans Vanaken, toch?”

Axelle: “Ik ben akkoord!”

John: “Clement geeft de eigen jeugd toch kansen!”

Katia: “Ik vind wel dat Clement Diagne verkeerd heeft aangepakt.”

Jij bent psychologe, ga je gang.

Katia: “De straf stond niet in verhouding tot wat Diagne heeft mispeuterd. Diene mens moest toch een nieuwe kans krijgen? Het is sinds dat moment minder goed beginnen lopen met Club. Toch?”

Stephan: “Ik vond Diagne een goede spits. Ik hoop eigenlijk nog steeds dat het goed komt. En dat Diagne de kampioentreffer maakt. Alles meteen vergeten en vergeven!”