Wiezeke, een vrolijk meisje van 106 over leven tussen Spaanse griep en corona
De Spaanse griep en de coronapandemie. Er zit meer dan honderd jaar tussen, maar Maria ‘Wiezeke’ Blindeman heeft ze allebei meegemaakt. Zondag komen er maar liefst 106 jaartjes op haar teller, en de Blankenbergse lijkt nog verre van levensmoe. “Corona is jammer, de oorlog dat was iets anders. Maar ik heb vooral veel plezier gemaakt in het leven.”
Het is maar weinigen gegeven: op haar 106de woont Wiezeke – voluit Maria Ludovica Blindeman – nog altijd zelfstandig thuis. Bij haar 78-jarige dochter Monique weliswaar. “Ons Wiezeke in een rusthuis? Oei neen, dat zou niet goedkomen”, zegt Monique resoluut. “Ik ben bang dat haar toestand daar rap achteruit zou gaan.”
Bij Wiezeke thuis in de Astridlaan gaat het leven zijn rustige gangetje. Door corona heeft ze nog weinig bezoek. “Ja, ik vind dat jammer”, zegt Wiezeke. “Ik zie zo graag mensen. Maar we maken van tijd tot tijd wel een wandelingske in de buurt.”
“ Moe en ik leven van dag tot dag”, zegt Monique. “Als het weer het toelaat, gaan we naar buiten. Amai, al 106 en er nog altijd zo goed uitzien , zegt iedereen dan.” Wiezeke is trouwens niet haar enige koosnaampje. “Wiezeke of Wieske, Mutti, Moeke, Moemoe, de mensen zeggen van alles”, aldus Monique.
Poetsen voor generaals
Wiezeke is van het Oost-Vlaamse Oudegem afkomstig. “Als jong meisje zat ik achter de bobijnmolen, in de spinnerij van de textielfabriek in Sint-Gillis. Na de oorlog ben ik in Brussel mijn geluk gaan beproeven. Er was toen weinig werk, maar ik kon er aan de slag in een frituur aan de Boulevard du Midi. ’s Zomers bolderde ik met een ijskar over de Brusselse kasseien”, vertelt ze in geuren en kleuren.
Later belandde Wiezeke als schoonmaakster in de Koninklijke Militaire School aan de Avenue de Cortenbergh. “Poetsen voor de generaals”, glimlacht ze. “Ik zag die mannen graag, en die met een snor nog het meeste. Maar met de mannen moet je wel wat chance hebben, hé. Je hebt er goeie, maar ook veel slechte.”
Mooiste van het dorp
Wiezeke trouwde op haar twintigste maar was op haar tweeënvijftigste weer gescheiden. Ze is nooit meer hertrouwd. “Ze had nochtans keure genoeg toen ze jong was”, knipoogt Monique. “Mama was de mooiste van het dorp.”
Monique is enig kind en klein- of achterkleinkinderen heeft Wiezeke niet. “Maar ik heb mij dat nooit aangetrokken. Trek het je niet aan, trek het je niet aan, laat ons naar de Congo gaan ”, begint ze spontaan te zingen. “Dat liedje gaat al vele jaren mee. Geen idee waar ze het vandaan heeft”, glimlacht Monique. Zingen is zowat de rode draad doorheen het gesprek. Op haar 106de heeft Wiezeke nog altijd een stem als een klok, en als ze eenmaal begint, is er geen houden meer aan. “Zingen is haar lang leven”, zegt Monique. “Liedjes van Edith Piaf en Michel Delpech, of over Charelke Verbist die op de wielerpiste verongelukte.” En Wiezeke zingt uit volle borst: Charelke, Charelke, Charelke Verbist. Had gij niet gereden op de pist, dan had gij niet gelegen in uw kist.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
“Ik heb een goei stem onder mijn gat hangen hé”, knipoogt ze na afloop. “Ik ben in ’t zelfde jaar geboren als Edith Piaf. Een bekende variété-ster zijn, dat was ook iets voor mij geweest. Staan schitteren in de Moulin Rouge – in die tijd was het allemaal in Parijs te doen, hé.”
Ook circusartiest was een mogelijkheid geweest. “Toen het circus eens naar ons dorp kwam, mocht ik assisteren. Ze vroegen mij zelfs voor een act: de pose plastic . En ik danste in die tijd ook graag de carioca. Ik had met plezier eens mijn tutu uit de kast gehaald voor carnaval, maar niemand heeft mij daar ooit om gevraagd.” Haar Popeye the sailor man-imitatie – “kijk, zonder tanden!” – is nochtans entertainment van de bovenste plank. “Haar broer Octaaf speelde toneel toen ze jong waren”, zegt Monique. “En goed ook”, vult Wiezeke aan. “Zelf las ik graag gedichtjes voor op school. Ik was er fier op dat ik dat kon, maar ik heb er nu wel spijt van dat ik niet wat langer naar school kon gaan.”
Gehard door het leven
Van de zeven kinderen – Wiezeke had drie zussen en drie broers – was Staf de oudste. “En Jef de stoutste. Ze zeiden allemaal dat hij op Clark Gable leek, en iedereen was bang van hem. Ik niet.”
Wiezeke werd dan ook al vroeg door het leven gehard. “Ik heb thuis dikwijls een goei lap op mijn muil gekregen. Zo ging dat in die tijd. Wij hadden ook weinig luxe thuis, we kregen vijf frank pree en daar moesten we het mee doen. En alle dagen een uur te voet naar Sint-Gillis om te werken, want in heel het dorp was er maar ene met een auto. De brouwer verdiende goed zijn brood.”
Wiezeke werd geboren tijdens de Eerste Wereldoorlog. Toen ze amper drie was, brak de Spaanse griep uit. “Ik was dus te jong om me daar nog iets van te kunnen herinneren”, zegt ze, “en het was ook niet zoals nu, hé. Ons huis was het laatste van het dorp, radio of televisie hadden we in die tijd nog niet. Zelfs geen krant.”
Van de Tweede Wereldoorlog weet Wiezeke nog dat ze, samen met andere mensen uit het dorp, in een schuilkelder zat. “De vergelijkingen die je nu soms hoort, vind ik toch wat vergezocht. Oké, er waren wegversperringen en je had toen ook een avondklok. Maar in de oorlog kwamen mensen nog wel samen. Hamsteren, daar was toen geen sprake van: er was geen geld om eten te kopen. De oorlog en corona, dat is appels met peren vergelijken.”
Het ergste was volgens Wiezeke die knagende honger. “Dat kun je je alleen maar voorstellen als je het zelf hebt meegemaakt. Maar jullie weten ook niet meer wat goeie patatten zijn. En brood: vroeger moest je geen tien boterhammen eten om genoeg te hebben. Het eten was vroeger veel voedzamer.”
Veel plezier gemaakt
Roken en drinken heeft Wiezeke nooit gedaan. Misschien ook daardoor dat ze al sinds 2018 de oudste inwoner van Blankenberge is. “Om de oudste van het land te worden, heeft ze nog wel even te gaan. Maar als je haar zo bezig ziet, lijkt ze toch wel aardig op weg hé”, glimlacht Monique.
Wiezeke haar geheim? “Ik heb altijd veel plezier gemaakt. Veel gezongen en gedanst, af en toe eens goed zot gedaan. En je mag je ook niet te veel laten doen in het leven.”
Toen ze begin de jaren zeventig naar Zeebrugge verhuisde – Wiezeke werd toen poetsvrouw in de legerkazerne van Lissewege – verloor ze haar hart aan de kust. “Als kind al kwam ik hier graag op vakantie”, vertelt ze. “Als het zomer was, sprongen we met z’n allen op de trein met een valies vol pistolets. Papa werkte bij de Belgische spoorwegen en kreeg gratis treintickets.” En Wiezeke zet spontaan een van haar favoriete liedjes in: In mijnen tijd, dat was een ander leven…
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier