Rook in mijn hoofd
Onze columnist Joost Devriesere is zichzelf niet, en niet alleen omdat hij gestopt is met roken.
Al vanaf het moment dat ik mijn eerste sigaret opstak, was ik van plan om te stoppen met roken. Ik was veertien en mijn vriend Dimi en ik hadden op een pas gerooide akker wat achtergelaten aardappelen in een plastic zak gestopt – dat deden jongeren toen nog. Dimi haalde een rood-wit pakje tevoorschijn en bood me een Marlboro aan. Zonder er al te veel over na te denken stak ik die op. Verslaafd zoals mijn vader zou ik toch niet worden. Ik was wel slimmer dan dat.
Pas vijf weken geleden drukte ik mijn laatste sigaret uit, na drieëndertig jaar onophoudelijke steun aan de tabaksindustrie. De prijs die ik voor die verslaving betaalde was hoog. Op het einde twaalf euro per dag, om precies te zijn, en een verhoogd risico op de ziekte die pa eronder heeft gekregen.
Mijn rookstop biedt het voordeel dat ik ‘s morgens minder slijmen en pek ophoest. Mijn gezicht ziet minder grauw. Ik stink minder (maar nog altijd voldoende) uit mijn bek en hoef niet langer columns te schrijven om rond te komen. Het nadeel is dat ik af en toe verzink in lethargie. Dan hang ik een halve dag in de sofa en jaag ik de ene na de andere stompzinnige serie erdoor. Lezen gaat traag, en van schrijven komt bitter weinig in huis. Alles en iedereen irriteert mij, nog in de eerste plaats ikzelf. De rook om mijn hoofd is dan wel verdwenen, de nevel in mijn hoofd is alleen maar dichter geworden.
Vreemd genoeg hoor ik vandaag hetzelfde verhaal van mensen die hun hele leven lang geen sigaret hebben aangeraakt. Misschien zijn we met zijn allen gewoon moe. Van de toestand. Van de regels. Van de meningen die we zo graag in het openbaar spuien. Van elkaar.
Misschien gaat het over als ik er eentje opsteek. Ik weet nu al dat het de laatste zal zijn. Zo slim ben ik wel.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier