Reconstructie van vergeten scheepsramp: vliegdekschip verplettert vissersboot

Het Oostendse vissersschip Frans Elsa maakte geen enkele kans bij de aanvaring door het Nederlandse vliegdekschip Karel Doorman. © gf
Redactie KW

Zestig jaar geleden, op 25 september 1959, werd het Oostendse vissersschip O.246 Frans Elza in Duitse wateren geramd door het Nederlandse vliegdekschip Karel Doorman. De houten vissersboot had geen schijn van kans tegen de stalen oceaanreus. De voltallige bemanning, vijf Oostendse vissers, liet het leven. Als vissend vaartuig had de O.246 voorrang en moest de Karel Doorman uitwijken. De zaak deed destijds veel stof opwaaien. Niemand begreep hoe de aanvaring – bij helder weer – was kunnen gebeuren. Een reconstructie van een vergeten scheepsramp.

De aanvaring van de Frans Elza is in Oostende zowat vergeten, maar in 1959 was het voorpaginanieuws, zowel in de Belgische als in de Nederlandse kranten. De rouwdienst in de Sint-Petrus-en-Pauluskerk werd bijgewoond door gouverneur Pierre van Outryve d’Ydewalle, de Brugse bisschop Emiel-Jozef De Smedt en burgemeester Jan Piers. De burgemeester en toenmalig visserijschepen Henri Edebau gingen de weduwen ook thuis bezoeken. Met vijf doden was de tol bijzonder zwaar, de verslagenheid in de Vlaamse visserijmiddens groot.

In splinters gevaren

De O.246, eigendom van reder Frans Legein uit de Moreauxlaan in de Opex, was een houten middenslagtreiler, gebouwd in 1929. De Zeewacht van toen noemde de schuit weliswaar oud, maar een der best onderhouden vaartuigen van de Oostendse vloot.

De Frans Elza was op 12 september 1959 uitgevaren met vijf bemanningsleden aan boord: schipper Julien Ocket (36), stuurman Maurice Vercruyce (42), motorist Maurice Dedulle (47) en de matrozen Fernand Dergeloo (51) en Marcel Gryson (47). Het schip zou op zaterdag 26 september of maandag 28 september naar Oostende terugkeren.

Spiegelgladde zee

De Frans Elza ging op woensdag 23 september schuilen voor stormweer in de haven van Helgoland, een eilandje in de Duitse Bocht, de hoek in de Noordzee tussen Duitsland en Denemarken. De volgende dag voer het schip weer uit. Bij een spiegelgladde en windloze zee, dixit Het Visserijblad.

Mijn vader wou destijds ook mee in zee met de Frans Elza, maar mocht niet van mijn grootvader. En gelukkig maar, anders was hij ook niet teruggekeerd – Ronny Dedulle

Maar in de nacht van donderdag 24 op vrijdag 25 september, rond 00.30 uur, werd de O.246 letterlijk in splinters gevaren door de Karel Doorman, een gigantisch oorlogsschip van 220 meter lang en 24 meter breed, en op het vliegdek zelfs 41 meter breed, met een ‘verminderde vredesbemanning’ van 918 manschappen.

Veel vragen

De officieren van wacht op het vliegdekschip hadden het ongeval zien gebeuren en stuurden een spoedbericht uit. De torpedojager Drenthe en de onderzeeboot Zwaardvis, twee Nederlandse marineschepen die achter de Karel Doorman voeren, zochten op de plaats van het onheil naar overlevenden, maar konden enkel nog een vlot en een visbenne oppikken. Andere bronnen spreken over een vismand en een stuk zeekaart. Ook de O.281 Jenny, die vlakbij de Frans Elza voer, nam deel aan de zoekactie. De Nederlandse reddingsdiensten stuurden nog een eenheid uit, maar dat alles bleek tevergeefs.

Bovenaan: Julien Ocket en Marcel Gryson. Onderaan: Maurice Dedulle en Maurits Vercruyce. Van Fernand Dergeloo vonden we geen foto terug.
Bovenaan: Julien Ocket en Marcel Gryson. Onderaan: Maurice Dedulle en Maurits Vercruyce. Van Fernand Dergeloo vonden we geen foto terug.© gf

De commandant van de Karel Doorman verklaarde kort na de feiten dat de Oostendse vissersboot een onvoorzien manoeuvre maakte. Maar was dat niet juist, omdat het vliegdekschip geen aanstalten maakte om uit te wijken? Het ongeval riep in elk geval veel vragen op. De Karel Doorman voer na de aanvaring nog een uur verder op slow. De officieren werden pas een uur na het ongeval verwittigd. Het vliegdekschip stuurde een spoedbericht uit, maar geen officieel S. O. S. naar de andere schepen. Radio Nordreich kreeg pas een bericht na meer dan een uur, waardoor de Duitse reddingsdienst dan pas verwittigd werd. Zo waren de reddingsacties sterk vertraagd en eigenlijk nutteloos geworden.

Voorrang

Bovendien verklaarde Roland Viaene, de schipper van de O.281, dat de Frans Elza aan het vissen was. De kranten concludeerden meteen dat het schip, als vissend vaartuig, voorrang had op de Karel Doorman. Het vliegdekschep was niet uitgeweken voor een vissend vaartuig, een absolute inbreuk op alle internationale reglementen, concludeerde Het Visserijblad. Op het vliegdekschep moet men de schok met de O.246 nauwelijks gevoeld hebben, schreef De Zeewacht. Voor de O.246, waarvan sommige bemanningsleden vermoedelijk in hun slaap verrast werden, was het echter een dodelijke schok.

De Nederlandse marine weigerde aanvankelijk om alle gegevens van de Karel Doorman ter beschikking te stellen. Dat gebeurde pas na diplomatieke druk van het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken. Maar de vroege conclusies van de pers werden in de loop van 1960 bevestigd door de Nederlandse Marineraad en de Belgische Onderzoeksraad voor de Zeevaart. De Frans Elza had als vissend vaartuig voorrang en de wachthebbende officieren aan boord van de Karel Doorman hadden niet het nodige gedaan om de aanvaring te vermijden. Er werden echter geen straffen uitgesproken.

Vis duur betaald

Intussen bleven vijf Oostendse families in diepe rouw achter. Vijf vrouwen waren weduwe. Julien Ocket, Fernand Dergeloo en Marcel Gryson hadden een kind, Maurice Dedulle twee kinderen. Oostende treurt, de visserij rouwt, schreef Het Visserijblad. Vijf vissersgezinnen schreien met roodberande ogen om het onherstelbare verlies van een brave echtgenoot, vader, zoon, verwant… Ja, het visje wordt wel eens veel te duur betaald.

Ronny Dedulle (65) woont in de Vuurtorenwijk en is een kleinzoon van Maurice Dedulle, de motorist die op de Frans Elza het leven liet. “Veel werd over de scheepsramp niet gepraat thuis”, vertelt hij. “Zelf was ik amper vijf jaar, toen het ongeval gebeurde. Ik heb mijn grootvader dus nooit echt gekend. Maar ik weet nog uit de verhalen van mijn vader Roger, die in december vorig jaar overleed, dat hij zelf ook op dat schip mee wilde, toen het uit Oostende vertrok. Hij wou erg graag mee in zee, maar mocht niet van mijn grootvader. Hij was bang dat, als er iets zou gebeuren, meteen twee mensen uit één en dezelfde familie weggerukt zouden worden. Dat betekent dat de schrik niet meer terug te keren er altijd wel in zat bij de vissers. Op twee verschillende schepen, dat kon wel. Want twee schepen zouden nooit terzelfdertijd vergaan, toch? Zo bleef mijn vader thuis. En gelukkig maar, hé. Anders was ik niet alleen mijn grootvader, maar ook mijn vader verloren bij die scheepsramp. Of mijn vader daarna blijven varen is? Ja, hij bleef nog enkele jaren actief als visser, maar nadien voer hij mee met de baggerschepen. Meteen ook zijn eindbestemming voor hij jaren geleden op pensioen ging.”

(HH/JRO)

Met dank aan de Heem- en Geschiedkundige Kring De Plate, Familiekunde Vlaanderen regio Oostende en de bibliotheek Kris Lambert.