Afscheid van ereburger Gilbert ‘Smetje van Lichtervelde’ Desmet: “Gilbert was mijn prins op het witte paard”

Maria Devos met het herdenkingskaartje van haar geliefde echtgenoot. (foto Kurt) © Foto Kurt
Jenka Watteny
Jenka Watteny Medewerker

Op 30 juni van dit jaar, tijdens zijn geliefde Tour de France, overleed wielrenner Gilbert Desmet, op 93-jarige leeftijd. Gilbert was tot dan de oudst levende Belgische geletruidrager. We hadden een gesprek met zijn weduwe, Maria Devos (90), over koersen, hun café en hun huwelijk.

Dit jaar zouden Maria en Gilbert 70 jaar getrouwd zijn. “In september”, vertelt Maria. “We waren er zo dichtbij.” Maria verblijft in een flat bij het woonzorgcentrum. Ze is een energieke dame die voor deze gelegenheid meegaat naar de cafetaria van LDC De Ploeg. “Ik kom bijna nooit in de cafetaria. We hebben jarenlang een café opengehouden, nu geniet ik wat meer van de stilte.”

Gilbert en Maria baatten hun eerste café uit aan de overkant van de cinema, waar nu café Tonneke is. “Ik was 20 jaar en Gilbert vertrok voor zes weken op oefenkamp. Ik zat helemaal alleen in dat grote café en ik voelde me niet op mijn gemak. Ik deed het aanvankelijk niet graag.”

Paris-Tours

In 1961 verhuisden Maria en Gilbert naar café ‘Paris-Tours’ langs de Roeselarebaan in Lichtervelde. De naam van het café kozen ze niet zomaar. “Het is genoemd naar één van zijn belangrijkste overwinningen, Parijs-Tours in 1958”, vertelt Patrick Cornillie. Cornillie schreef in 2004 de biografie Smetje van Lichtervelde. “Iedereen ging naar Smetjes”, zegt hij. Gilbert en Maria hielden het café 30 jaar open, tot aan het pensioen van Gilbert in 1991. Nadat het café sloot, verhuisde het koppel naar Zwevezele. “In Paris-Tours voelde ik me meteen thuis”, zegt Maria.

Gilbert Desmet startte met koersen op 15-jarige leeftijd, bij de nieuwelingen. “Zijn oom Gerard was een goeie beroepsrenner. Ze noemden hem Smetje van Gits”, zegt Patrick. “En toen kwam Smetje van Lichtervelde. In 1952 startte hij bij wielerploeg ‘Groene Leeuw’.”

In zijn carrière haalde hij 101 overwinningen binnen. “De eerste keer dat hij deelnam aan de Tour, in 1956, droeg hij twee dagen de gele trui. In 1963 heeft hij die tien dagen gedragen.” Maria herinnert zich vooral nog het feest achteraf. “Harmonie de Burgersgilde kwam te voet van de markt in Lichtervelde tot bij ‘Paris-Tours’, wat toch een grote afstand was. Ik stond erbij te huilen, zo ontroerend was dat. Gilbert en ik werden rondgereden in een open auto en de Statiestraat stond vol met mensen. Ik durfde bijna niet te kijken.”

Eerste ontmoeting

“Het is nogal een raar verhaal, onze eerste ontmoeting”, antwoordt Maria op de vraag hoe ze elkaar 70 jaar geleden leerden kennen. “Ik werkte in een tapijtenfabriek in Roeselare, waar ook Gilberts zus Gilberta werkte. We praatten veel met elkaar en zo gebeurde het dat ik bij haar thuis kwam. Gilbert wilde verkering met mij, maar ik wees hem af. Hij bleef mij voortdurend volgen met zijn fiets. We kenden elkaar nog maar een half jaar, en hij wilde al trouwen. Ik ben nooit meegegaan naar de koers. Ik wilde wel, maar ik had een café draaiende te houden.”

“Gilbert was een tamelijk goeie klimmer, spurter en tijdrijder. Eigenlijk een allround wielrenner. Hij beweerde zelf altijd dat hij beter in één iets superieur was geweest, dan zou hij wellicht nog meer wedstrijden hebben gewonnen. Maar door zijn veelzijdigheid presteerde hij dan natuurlijk wel goed in de Tour”, omschrijft Patrick Smetje. “Hij was graag gezien door iedereen. Iedereen herkende hem als we samen naar een koers gingen kijken. Hij heeft een heel boeiend leven gehad, ook na zijn wielercarrière.”

Op televisie miste Gilbert geen enkele Tourrit, maar dit jaar wou hij niet kijken. “Het laatste jaar was hij heel erg achteruitgegaan”, vertelt Maria. “Ik zeg altijd dat Gilbert de prins op het witte paard was. Altijd vrolijk en tevreden. We waren een ‘raar’ koppel. We hebben zoveel leute gehad, veel samen gelachen. Tuurlijk was het niet altijd rozengeur en maneschijn. Ik ben gelukkig, in mijn appartementje, terug in Lichtervelde, waar ik blijf tot ik doodga. Ik had hem graag nog even bij mij gehouden. Maar het heeft niet mogen zijn.”