Oostende onder de loep (6): Glasraam toont vrijkoop 900.000 Oost-Indiëvaarders
Velen (her)ontdekken tegenwoordig het plezier van het wandelen. Zowel in de natuur als in de stad. Wie Oostende doorkruist, passeert ettelijke plaatsen, beelden of objecten met een bijzondere geschiedenis. Marc Loy, stadsgids bij Gidsenkring Lange Nelle, haalt elke week zijn loep boven, op zoek naar opmerkelijke Oostendse verhalen. Vandaag: een opvallend glasraam in de Sint-Petrus-en-Pauluskerk.
Heel wat glasramen in de Sint-Petrus-en-Pauluskerk belichten geen heiligen of bijbelse taferelen, maar trekken de aandacht van de kerkbezoeker met fragmenten van de Oostendse of lokale geschiedenis. Een minder gekend verhaal is ook het vrijkopen van onze zeelieden uit de handen van Noord-Afrikaanse kapers en zeerovers.
Neem nu de Vrijkoop van 900.000 Oost-Indiëvaarders . Dit glas-in-loodraam zie je in de linker- of zuidelijke dwarsbeuk van de kerk en is het kleurrijkst te bekijken in de loop van de ochtend en bij zonnig weer.
Vooral in de zeventiende eeuw vielen veel Vlaamse schepen in handen van Noord-Afrikaanse kapers en piraten, veelal vaag omschreven als ‘Turcken’ of ‘Moren’. Gelukkig was er de orde van de Trinitariërs, die in 1183 gesticht werd door twee Franse religieuzen. De orde, verspreid over diverse Europese landen, zamelde via door hen opgerichte Broederschappen geld in om de door Noord-Afrikaanse kapers en piraten tot slaaf gemaakte zeelui weer vrij te kopen of om te ruilen met door ons gekaapte ‘Turcken’. Zo ontstonden ook in veel Vlaamse steden Broederschappen van de H. Drievuldigheid. In 1642 richtte de pastoor van de Brugse Sint-Gilliskerk ook zo’n Confrérie op. Jan De Mulder was de laatste Bruggeling die in 1780 vrijgekocht werd als slaaf. Zijn verhaal lees je nu nog af in diverse schilderijen in de Brugse Sint-Gilliskerk. Maar ook Oostende kende zo’n Broederschap.
Oostendse slaven
Vandaag is de orde nog aanwezig in onder meer Frankrijk, Italië en Spanje en in andere werelddelen. Aangezien in de zeventiende eeuw veel Vlaamse zeelui en reders handel dreven met Zuid-Spaanse steden, werden heel wat Oostendenaars die in handen van die Turken vielen tot slaaf veroordeeld en later weer vrijgekocht. Ook in de tijd van de Oostendse Compagnie, met de overzeese handelsroutes naar Indië en China, verzeilde menig Oostendse zeeman in de slavernij. Zo werd in de zomer van 1724 de Keyserinne Elisabeth van de Oostendse Compagnie met 100 bemanningsleden en 30 kanonnen op retourvaart en dus rijk bevracht met goederen uit het Verre Oosten in het Kanaal door Turkse zeerovers overvallen. Alle opvarenden, vooral Bruggelingen en Oostendenaars, werden wat later op de markt van Algiers verkocht. Ook nu konden de paters Trinitariërs rekenen op de financiële steun van de Broederschappen om zoveel mogelijk slaafgemaakte zeelui vrij te kopen.
Dat de Oostendse haven in de achttiende eeuw tijdens de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog ook een niet onbelangrijke rol speelde in de driehoekshandel, waar naast de wapentrafiek ook de slaventransport floreerde, is een ander verhaal dat minder christelijk oogt en zeker geen glasraam verdient.
Net zoals dit glasraam met verklarende tekstband zijn, op één na, alle andere brandglazen in de kerk ook van de hand van glaskunstenaar Michel Martens (1921 – 2006). Hij kreeg de opdracht omdat de voormalige glasramen de Tweede Wereldoorlog niet overleefden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier