Fotograaf Michiel Hendryckx openhartig: “Mijn vader is nooit met mij naar de zee geweest”

Michiel Hendryckx is meer dan 50 jaar weg uit De Panne. Hij stond niet te springen om er terug te keren (foto Christophe De Muynck)
Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

“Het boek is beter dan De Panne”, vertelt Michiel Hendryckx terwijl hij erin zit te bladeren. De tentoonstelling in de Sint-Pieterskerk vindt hij mogelijk nóg beter. Daar is een selectie te zien uit de foto’s die hij vier seizoenen lang in zijn geboorteplaats nam.

En dat terwijl hij er eigenlijk geen zin in had. Want de veelzijdige fotograaf, die op 19 november 71 wordt, woont inmiddels meer dan 50 jaar in Gent en bewaart haast traumatische herinneringen aan de kustgemeente. Nog één week loopt de expo, die tot verbazing van opdrachtgever en burgemeester Bram Degrieck een warme liefdesbetuiging aan De Panne is geworden.

“Het De Panne dat ik toon, is dat van een bedrogen minnaar die na al die jaren zijn eerste grote liefde vergeeft”, liet hij zich onlangs nog ontvallen in De Standaard. “Ja, maar er zit ook revanche in. Zo van: Je hebt me dan wel gedumpt, toch zal ik je mooiste aangezicht tonen. Dat is ook liefde hé”, vult hij zijn eigen citaat aan terwijl we gezeten zijn aan het ovalen tafeltje in de nis van het huis in de Muinklaan in Gent dat hij al sinds 1983 bewoont. Daar zet hij de gedachten op papier die zijn foto’s vergezellen in de fotocolumn Altijd ergens, altijd iets die intussen elf jaar loopt in DS Weekblad.

“Je moet nochtans niet veel moeite doen om ook lelijkheid te vinden in De Panne”, zegt hij. Hij gaat al jaren tekeer tegen wat de immobiliënsector met de kustlijn doet. En ook over hoe de duinen uit zijn jeugd zijn toegetakeld, is hij niet te spreken. “Toen Bram Degrieck me vroeg om een tentoonstelling en een boek over zijn gemeente te maken, voelde ik er aanvankelijk weinig voor. Het was Sylvia (Van Peteghem, zijn partner, red.) die zei dat ik eens moest gaan luisteren naar wat de burgemeester in gedachten had.”

Carte blanche

“Ik ben op jonge leeftijd uit De Panne gevlucht. Eigenlijk was ik er eerder al verbannen. In de jaren vijftig werd je voor de kleinste onnozelheden gestraft en zo stopte mijn vader me op internaat in Gent. Terwijl ik thuis met het ruisen van de zee wakker werd en op de duinen uitkeek, belandde ik op een kamertje waar ik alleen de dakpannen van de stad zag als ik het venstertje met matte ramen opende. Bram Degrieck is dan wel geen vriend van mij, er is een zekere band. Hij is de zoon van Johan, die in mijn tijd groepsleider was bij de scouts. De scoutsbeweging is voor mij, gezien mijn moeilijke relatie met mijn ouders, zeer belangrijk geweest. Ze heeft eigenlijk voor een deel mijn jong leven gered. Bram bleek heel inschikkelijk. Hij gaf me carte blanche. En ik kreeg een jaar lang de pied-à-terre waar ik om vroeg. Ik werk veel met ochtendlicht en ik zei: Ik ga niet iedere morgen om vier uur opstaan om in De Panne een foto te komen nemen en dan bij aankomst te zien dat het weer gedraaid is.

Ben je tevreden met het resultaat en de opkomst? Er zijn tegen de tienduizend bezoekers geweest.

“Dat is mooi. Al had ik liever gehad dat er geen entreegeld gevraagd werd of dat toch zeker de inwoners van De Panne gratis binnen hadden gekund, maar dat lukte niet. Vijf euro is geen gigantische som, maar lokale bezoekers waren anders misschien geregeld eens binnengelopen. Zo hadden ze alle details op de foto’s kunnen ontdekken. De tentoonstelling is subliem. Dat klinkt zeer pretentieus maar ik ben het niet. De afdrukken zijn state-of-the-art, de verlichting, de ophanging, alles is perfect. Het begint met de locatie. De ontwijde Sint-Pieterskerk, waar ik als kind zo vaak te biecht ben moeten gaan, stond toch leeg. Dat wordt een bibliotheek. Ik heb vooraf aan de werkmannen van de gemeente kort uitgelegd wat ik wou en ze hebben dat perfect uitgevoerd. De West-Vlaamse firma Delta Light heeft voor de belichting gezorgd. Subliem. Het moet gezegd, er is in West-Vlaanderen heel veel knowhow. Ze hadden eerder ook al het licht geleverd voor Het Verlangen naar Frankrijk, mijn grote tentoonstelling in Gent. Maar nu werken ze met ledtechnologie. Het neusje van de zalm. Telkens als ik er kom, ben ik verbluft dat er op geen enkele foto weerkaatsingen van spots te zien zijn. Ik ben er best ook wel trots op dat ik in zo’n korte tijd een boek en een expo van zo’n hoge kwaliteit heb kunnen maken. Ze zeiden letterlijk: Je hebt tien maanden. Aan Het Verlangen naar Frankrijk heb ik jaren gewerkt. Daar had ik bovendien een enorm reservoir om uit te putten. Terwijl De Panne niet meer is dan een vlek op de kaart.”

Jouw tentoonstelling over Frankrijk had als ondertitel ‘Een ode aan het mooiste land ter wereld’. Je hebt al een hele tijd een huisje bij Verdun. Heeft jouw liefde voor het land ook te maken met jouw verleden als grensbewoner?

“Jozef Deleu van Ons Erfdeel heeft daar een boekje over geschreven: Citoyen de la frontière. Als je aan een grens opgroeit, is de overkant inderdaad evident. Voor mensen die niet aan de grens wonen, is ze vijandig. Op woensdag klauterden we door de duinen naar Bray-Dunes. Als kind was ik dertig, veertig keer per jaar in Frankrijk. Dat was toen zeer exotisch. Bray-Dunes was toen en is nog altijd zeer achtergesteld. En in de Panne had je toen de boom van het toerisme. Maar de oudere broer van mijn moeder, een landbouwer uit Adinkerke, vond het te klein bij ons. Hij verhuisde met zijn acht kinderen naar Normandië en ging daar op grote schaal groenten kweken. Die heeft zeer goed geboerd. Daar werd ik als kind in de zomer door mijn moeder gedumpt. Ik was daar zeer ongelukkig, want die man was zeer autoritair. Maar terzelfdertijd was dat een idyllisch, bucolisch Frankrijk, waar ik ongelooflijk sterke visuele herinneringen aan bewaard heb. Beelden die weggeplukt lijken uit De Kleine Johannes van Frederik van Eeden.”

Zaten jouw ouders ook in de landbouw?

“Nee, mijn vader was architect. Een goeie architect. Hij had in de oorlog gecollaboreerd, hij was een zwarten zoals we zeggen. Hij leefde met mijn moeder en zijn drie kinderen – ik was toen nog heel klein – in Adinkerke, in het huis van zijn schoonmoeder die een gepensioneerde boerin was. Mensen met geld. Ze heette trouwens niet voor niets Ryckeboer. Ze was heel gelovig. Ze noemde zichzelf een janseniste. Het jansenisme was een soort zwarte-kousen-katholicisme. Een heel extreme strekking die ook toen al historisch was uitgebloeid, maar zij bleef een volgelinge. Ik heb haar nooit weten lachen. In dat huis bracht ik mijn eerste levensjaren door. Mijn pa had in die tijd geen geld. Hij was na de oorlog gepluimd. Hij heeft dan met de centen van zijn schoonmoeder een villa gezet. Een soort meesterstuk. In 1958 verhuisden we. België was aan het opleven, het was de tijd van de expo. Op zondagen belden soms drie, vier wandelaars bij ons aan om een huis te bestellen: Zoiets moeten we hebben. Er bestond nog geen btw, het zwart geld tierde welig. Mijn pa deed gouden zaken en was hele dagen met zijn job bezig. En die kinderen liepen in de weg.”

Vader en zoon

“In die tijd was er een grote sociale druk om kinderen te hebben. Veel mensen zetten kinderen op de wereld zonder dat ze erin geïnteresseerd waren. Mijn zussen heb ik nooit gekend. Die zaten op het internaat in Eeklo. Ik was de jongste. Toen ik geboren werd heeft mijn moeder wat complicaties gehad met haar eierstokken en konden er geen kinderen meer komen. En toen kwam de dorpspastoor in Adinkerke van zijn oren maken dat het daar stilviel. Mocht er nu een pastoor bij iemand aanbellen om te klagen of te vragen waarom er nog geen vierde kind is, krijgt hij slagen. Terecht. Maar toch ben ik eigenlijk wel content dat ik in die wereld ben opgegroeid. Mijn verleden geeft me een heel andere kijk op wat ik nu nog zie gebeuren. Er was toen bijvoorbeeld een vrouw in Adinkerke die altijd met de haren in de wind fietste. Ze had lang bekkend haar, een Spaans type. Een hoer!, riep mijn moeder. Ik vroeg haar: Wat is dat, een hoer? En paf! Een klap om de oren. In plaats van me uit te leggen wat dat was. Maar die vrouw was ook helemaal geen hoer. Ze was gewoon zichzelf. Toestanden zoals in Teheran nu.”

Een vader en zoon kijken samen naar de storm Eunice. Een beeld dat fotograaf Michiel Hendryckx heel erg ontroerde. (foto Michiel Hendryckx)
Een vader en zoon kijken samen naar de storm Eunice. Een beeld dat fotograaf Michiel Hendryckx heel erg ontroerde. (foto Michiel Hendryckx) © Michiel Hendryckx

Een van de mooiste foto’s uit de tentoonstelling is die waarbij je in jouw wekelijkse column in De Standaard ‘Altijd ergens’ een pakkende tekst geschreven hebt. Een vader en een zoon die vanop het strand, ter hoogte van de yachtclub, toekijken hoe storm Eunice woedt.

“Die foto is gemaakt op 150 meter van de plek waar ik heel mijn jeugd gewoond heb. En mijn vader is nooit met mij naar de zee geweest. Nooit! Laat staan om naar een storm te gaan kijken. Waar ik als kind nochtans zot van was, ook nu nog. Die vader en zoon zitten juist ver genoeg van elkaar. Spreken lukt niet, want de wind gierde en loeide. Ik zag hen daar wel een uur zitten, gelukkig zijn. Je kind naast je hebben. Ik weet het intussen. Met mijn zoon Louis, die nu 15 is, ga ik soms alleen met de wagen op reis. We zijn allebei babbelaars. Maar we kunnen door Frankrijk rijden en een uur onze mond niet opendoen. Gewoon de intensiteit van het samen onderweg zijn volstaat. Dat heb ik nooit gehad met mijn vader. Een interessante man hoor, maar hij kon niet met kinderen omgaan.”

Als ik iets mis in de reeks zijn het zomerse strandtaferelen.

“Och, zwijg erover. Ik heb de grootste problemen gehad. Ik had nochtans een document mee van de gemeente met een hele uitleg over wat ik aan het doen was. In het Frans en in het Nederlands. Ik ben voor pedofiel uitgescholden. Je kunt het je niet voorstellen. En in Frankrijk is het eigenlijk nog erger. Er is een privacy-obsessie ontstaan. Er zijn mensen die in hun onderbroek op Facebook gaan staan, maar o wee als je een foto van hen neemt. De straatfotografie van Henri Cartier-Bresson zou nu ondenkbaar zijn. Ook al omdat iedereen denkt dat zijn gezicht en zijn bewegingen geld waard zijn. Kijk, dat is hier ook interessant. (Hij doorbladert het boek) Een foto van enkele meisjes die volledig naakt in de fontein op de markt lopen. We gingen gaan eten en ik had toevallig mijn fototoestel bij. Mijn vrouw is een fantastisch sociaal iemand en ze vond dan ook meteen de ouders van die kinderen. Ik had intussen die foto gemaakt en toonde hem aan die mensen met de vraag of ik hem mocht gebruiken. De vrijheid waarmee die meisjes daar naakt rondhuppelen, dat hoort bij de kust. Mensen voelen zich er ook vrijer. Perfect wat je zegt, zeiden die ouders me. Doordat er in verhouding weinig mensen op de foto’s staan, heb ik ook een aantal portretten gemaakt. Zoals het portret van de pastoor en zijn vrouw. Ze wonen samen als man en vrouw in Roeselare, maar zijn de geestelijke begeleiders in De Panne. Dat is een zeer tof koppel, ik heb die pastoor heel graag. Zij is klein en was bang dat ze in een secondaire rol op de foto zou staan. Maar door de opstelling is ze de vedette. En dat is ze ook echt. Ilse Deplancke heet ze. Als ze preekt, krijgt ze alleen maar applaus.”

“Ze zouden die brug moeten klasseren want in haar genre is ze een van de weinige in België die nog bestaat,” aldus Michiel Hendryckx (foto Michiel Hendryckx)
“Ze zouden die brug moeten klasseren want in haar genre is ze een van de weinige in België die nog bestaat,” aldus Michiel Hendryckx (foto Michiel Hendryckx) © Michiel Hendryckx

Als ik het gastenboek inkijk op jouw tentoonstelling is er ook alleen maar applaus voor jouw werk. Jouw foto van de Adinkerkebrug hangt trouwens in een gigantisch formaat tegen het gemeentehuis.

“Er is nooit eerder zo’n groot beeld van mijn hand te zien geweest. Toen ik als kind verhuisde van Adinkerke, een boerendorp, naar De Panne, een mondaine badstad waar de vrouwen in bikini liepen, lag daar bij wijze van spreken 500 kilometer tussen. Er is altijd een tweespalt geweest tussen Adinkerke en De Panne. De Panne was oorspronkelijk een gehucht van Adinkerke, van vissers in de duinen. Ze hadden de kustgemeenten moeten fusioneren: De Panne en Koksijde. Adinkerke hadden ze bij Veurne moeten voegen. Er is sprake van dat ze dat nu gaan doen. Ik ben geboren in Adinkerke en ik vind het fantastisch dat die foto nu in De Panne aan het gemeentehuis hangt. Die brug is écht het icoon van Adinkerke. Ze kunnen voortaan in Adinkerke niet langer zeggen dat ze tweede keus zijn. Ze hangen werkelijk in het hart van de gemeente. Die brug heeft me als kind altijd gefascineerd. Ze blijkt gebouwd te zijn in het jaar dat ik geboren ben. Het is een vierendeelbrug, zo genoemd naar Arthur Vierendeel, een Leuvense hoogleraar die een goedkope manier bedacht om een brug met een sterke overspanning te maken. Ze zouden die brug moeten klasseren want in haar genre is ze een van de weinige in België die nog bestaat. En die in Adinkerke is helemaal uniek, want ze is niet gelast maar met klinknagels in elkaar gestoken. Niettegenstaande haar uitzonderlijke erfgoedwaarde is de brug nog altijd niet beschermd. Maar weet je dat je als Belgisch burger een beschermingsprocedure voor om het even welk gebouw op gang kunt trekken, zelfs al ben je er geen eigenaar van? Dat vind ik eigenlijk wel een mooi democratisch principe.”

Toen Stephan Vanfleteren en Dirk Braeckman vorig jaar een eredoctoraat kregen aan de VUB herinnerde die laatste er in zijn speech aan dat jij de weg had geëffend. Hij zei over Vanfleteren dat hij een nieuwe kwaliteit aan de krant had toegevoegd “zoals eerder gebeurde met de foto’s van Michiel Hendryckx”. Toen je jong was zei je dat je de beste fotograaf van België wou worden. En?

“Stephan Vanfleteren is de beste. Zeker in de periode dat hij voor De Morgen het nieuws deed. Dat was du jamais vu. Hij zegt nu zelf tegen mij: Hoe kan jij nog al die energie vinden om vier seizoenen lang in De Panne te zitten wachten tot er een wolk voor de zon komt? Bij hem moet het vooruitgaan. Vandaar dat hij tegenwoordig bijna uitsluitend in de studio werkt. Dat was destijds ook mijn discussie met Peter Vandermeersch, de vroegere hoofdredacteur van De Standaard. Ik zei: Mijn ambitie is puur inhoudelijk. Ik wil een goed stuk schrijven en een goeie foto maken. Ik wil een eerlijke journalist zijn, een go-between tussen het onderwerp en de lezer of de kijker, terwijl jouw ambitie is: de baas worden en stinkend rijk zijn. Op die manier hoef ik niet de beste te zijn.”

De foto-expo van Michiel Hendryckx loopt nog tot zondag 6 november in de Sint-Pieterskerk (Kerkstraat 53) in De Panne. Elke dag open van 14 tot 18 uur, gesloten op maandag. Inkom: 5 euro. Info: www.depanne.be