Ereschepen Jean-Marie Bogaert na de hartstilstand: “Ik heb geen schrik meer om te sterven”

Jean-Marie Bogaert. © Davy Coghe
Thomas Rosseel
Thomas Rosseel Journalist

Elke week spreken we met een bekende streekgenoot over de verschillende seizoenen van het leven. Hoe zag hun lente – de kindertijd – er uit? Hoe bloeiden ze open als volwassene tijdens de zomerjaren? Hoe beleven ze hun herfstperiode vandaag? En waar dromen ze nog van voor de winterse jaren? Vandaag: ereschepen Jean-Marie Bogaert (70), die twee maanden geleden aan de dood ontsnapte.

Het had niet veel gescheeld of dit Herfstgesprek had nooit plaats gevonden. Op vrijdag 6 september stopte het hart van oud-politicus Jean-Marie Bogaert met kloppen. Dankzij collega’s en alert museumpersoneel kan de oud-NVA’er het toch nog navertellen. We bezochten de ereschepen op zijn kamer in het Sint-Franciscus Xaveriusziekenhuis, waar hij nog altijd revalideert, voor een gesprek over de schoonheid, de drukte en vooral de nietigheid van het leven.

(Lees verder onder de video)

https://www.youtube.com/watch?v=VYrfAod9hqM

LENTE

Jean-Marie Bogaert ziet het levenslicht op 6 september 1949 in het moederhuis van Sint-Anna, hartje Brugge. De eerste acht jaar van zijn leven woont hij in Sijsele, de roots van zijn moeder. “Ik herinner me nog een zeer strenge zuster in het kleuterschooltje daar. Zij gaf met een klapper de maat aan om te stappen op de speelplaats. Dat waren nogal toestanden.”

Hoe zag jullie gezin eruit?

“Mijn moeder had een grand bazar avant la lettre. Mijn vader werkte in de gistfabriek. Ik was de oudste, met nog twee zussen. Een ander zusje is bij de geboorte gestorven. Mijn broer is na vier jaar overleden. Hij heeft eigenlijk nooit gezond geleefd. Ik was een jaar ouder. Zijn overlijden heb ik bewust meegemaakt. Tot tientallen jaren na zijn dood heb ik zijn grafzerkje onderhouden. Mijn grootouders woonden in die tijd naast ons. Ik zat meer daar dan thuis. Dat was een fantastische periode. Uiteindelijk hebben mijn ouders een stuk grond gekocht in de Welvaartstraat op Sint-Kruis. Wij hadden het allereerste huis in die straat, voor de rest was het er weiland. Nu staat het daar vol.”

Waar liep je middelbare school?

“In den OLVA op Assebroek. Dat waren de prille beginjaren van de school. Ik studeerde Latijn-Wiskunde. Of mijn toekomst daar al werd geschreven? Mijn medeleerlingen noemden me al eens een Vlaamse Leeuw. Ik was een uitgesproken Vlaams nationalist en had mijn reputatie. Ook mijn leerkrachten zagen een toekomst in het parlement voor mij weggelegd.”

Waar kwam je overtuiging vandaan?

“Uit onbegrip. Ik kon maar niet begrijpen waarom de KU Leuven per se Franstalig moest blijven bijvoorbeeld. Leuven is hartje Vlaanderen. Mijn interesse werd telkens groter. Tijdens mijn studies rechten aan de Kulak keek ik vol interesse naar het kopstukkendebat op tv. Ik kon me helemaal vinden in de woorden van sterke man Hugo Schiltz van de Volksunie. Vlak voor de parlementsverkiezingen van 1968 ben ik lid geworden van de partij. Dat is een grappig verhaal. Ik zat bij een vriend thuis. Plots kwam iemand vragen of we ‘s nachts mee affiches gingen plakken voor de Volksunie. Toen ik thuiskwam, kroop ik om 20 uur al in mijn bed. Ik vroeg mijn moeder om me om 2 uur ‘s nachts te wekken. ‘Je gaat je toch van geen politiek aantrekken, zeker?’, fronste ze de wenkbrauwen. ‘Nee, ik ga bij de bakker werken’, antwoordde ik. (lacht) Eenmaal thuis van de plaktocht was vader niet thuis. Hij was al een toer aan het maken of mijn affiches er nog hingen. Mijn ouders steunden me vrijwel meteen en waren erg trots.

ZOMER

De student Jean-Marie neemt – lang niet voor het laatst in zijn leven het voortouw en richt een politieke werkgroep op aan de Kulak. “We waren erg gemotiveerd. We gingen in de gemeenteraad protesteren tegen het politieoptreden op kerstnacht. Er waren mensen opgesloten die pamfletjes voor amnestie hadden uitgedeeld. We applaudisseerden om iemand van de Volksunie te steunen. Dus werden we ook opgepakt. Schrik? Dat had ik niet. Als ik zeker was van mijn gedacht, ging ik ervoor.”

Wanneer kwam je zelf op een lijst?

“Ik was net 21, de minimumleeftijd. Ik stond op de 21ste plaats (van 41, red.) op de lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen. We haalden zes zetels. Ik ging de eventuele zevende of achtste zetel gehaald hebben qua aantal voorkeursstemmen. Zes jaar later werd ik wel verkozen. De partij merkte mijn succes op en duwde me ook naar voor bij de provinciale verkiezingen. In 1981 werd ik verkozen tot jongste provincieraadslid. In 1995 werd ik secretaris voor de Commissie voor Werkgelegenheid en Economische Aangelegenheden in het Vlaams parlement (tot 1999, red.).”

Je huwde ook met Ethel. Hoe leerden jullie elkaar kennen?

“We waren 22 toen we elkaar leerden kennen. Ik was actief bij de jeugdbeweging en ging mee met enkele vrienden voor een activiteit in Loppem. Ethel was de busverantwoordelijke. Aan de toog met onze bende kwam ze plots naast ons staan. ‘Voor mij een Geuze’, zei ze. Wat een ferme madam, dacht ik. (lacht) Tijdens de activiteit en op de terugreis kwam ze ook naast me zitten, hoewel ze tot op vandaag beweert dat dat toeval was en ze me toen eigenlijk een ambetanterik vond. Na de terugreis zijn we nog wat pintjes gaan drinken. Enkele maanden later zagen we elkaar opnieuw en zo ging de bal aan het rollen. Toen ik ziek werd, kwam ze me thuis bezoeken. Ze belde netjes aan maar mijn moeder zei op den duur ‘kind, je moet niet aanbellen, kom maar gewoon langs vanachter’. Moeder had dat al lang door. (lacht) We zijn dit jaar 45 jaar getrouwd.”

Terug naar je loopbaan. Gaf het je de meeste voldoening als je zaken kon veranderen?

“Ja, absoluut. Tegen de stroming in varen, maar dan wel in de positieve richting. En enkel als het nodig was. In het Vlaams parlement zat ik in de oppositie maar kon ik toch dingen in beweging zetten. Ik heb bijvoorbeeld mee aan de kar getrokken voor het Concertgebouw in Brugge en heb het Symfonieorkest Vlaanderen van de ondergang gered. Ik stond bekend om mijn grondige dossierkennis. Ik heb 36 jaar in de gemeenteraad gezeteld, 18 jaar in de oppositie en 18 jaar in de meerderheid. Wat ik in de oppositie heb geleerd is dat je pas respect krijgt als je je dossiers kent. Als de meerderheid een idee had en er kwam interne kritiek, stelde men de vraag: ‘weet je al wat Bogaert ervan zal zeggen?’. (lacht)

HERFST

In 2012 stopt de actieve politieke loopbaan van Jean-Marie, op dat moment Brugs schepen van Toerisme. Het pensioen volgt. “Je laat de politiek uiteraard nooit helemaal los. Ik kan niet zomaar stilzitten.”

Van welke verenigingen ben je nog lid?

“Ik ben nog erebestuurder in de Vereniging van Gewezen Vlaamse Volksvertegenwoordigers. Dat is een hele eer. Ik ben ook voorzitter van de gewezen schepenen en raadsleden. Men wou dat aanvankelijk opdoeken maar ik heb dat op het nippertje nieuw leven ingeblazen. Ik ben ook penningmeester van de vzw Levend Archief en ben lid van de Vriendenvereniging de Brugse Musea.”

Op 6 september werd je 70. Dat werd geen gelukkige verjaardag. Wat is er precies gebeurd?

“Ik organiseerde een museumactiviteit voor de gewezen schepenen en raadsleden. Toevallig was mijn verjaardag een goeie datum. Ondervoorzitter van de Vriendenvereniging de Brugse Musea Rudy De Nolf gaf een inleiding in het Groeninge. Ik herinner me nog twee beelden, maar merkwaardig genoeg sla ik de volgorde helemaal door elkaar. Er was toen al iets aan het broeden, zeker? Na onze toer in het Gruuthuse stonden we buiten op het binnenplein. Toen is het gebeurd. Ik heb dat van horen zeggen, want ik herinner me er zelf niets meer van.”

(lees verder onder de foto)

Jean-Marie Bogaert.
Jean-Marie Bogaert.© Davy Coghe

“Ik maakte een draai en viel op de grond. Mijn voet is blijven staan, waardoor die lelijk brak. Mijn redding was dat ik op de juiste plaats in het juiste gezelschap vertoefde. De collega’s van de vereniging en het museumpersoneel zijn onmiddellijk begonnen met hartmassage en mond-op-mond. Even later heeft de verantwoordelijke van Gruuthuse de defibrillator gebruikt. De MUG-arts die ter plaatse kwam en overnam, zei tegen Ethel dat die mensen mijn leven hadden gered. Was het thuis gebeurd, dan zat ik hier nu niet meer, daar was de arts van overtuigd.”

Wat is je eerste herinnering nadien?

“Op intensieve in Sint-Jan. De nacht erop. Daar ben ik twee weken gebleven en hebben ze een defibrillator ingeplant. Nadien werd ik overgeplaatst naar hier om te herstellen van mijn voet. Drie middenvoetsbeentjes zijn verschoven of gebroken. Ik moet ook nog opnieuw worden geopereerd (afgelopen woensdag, red.).

Was je eigenlijk in paniek toen je wakker werd?

“Ik was heel kalm. Blijkbaar was ik wel in paniek toen ik op de brancard werd gelegd aan het museum. Ik riep de hele tijd van de pijn. Dat had wellicht met die voet te maken.”


Binnen vijf jaar zal dit zich herhalen. Daar ben ik van overtuigd. Maar niet op dezelfde manier


Je bent even dood geweest. Heb je ‘het’ gezien?

(lacht) Neen. Maar het is wel vreemd. Mijn laatste herinnering van die dag is de ingang van het Gruuthuse, met de slogan ‘Plus est en vous’ erop. Maar dat kan niet. Want ik stond er met mijn rug naartoe. Toch zie ik dat voor me. Ik kan dat niet verklaren.”

Wanneer mag je naar huis?

“In principe binnen enkele weken, maar wanneer precies weten we nog niet. Dat is vervelend. Rond kerst zouden we naar het Zwarte Woud gaan, maar ik vrees ervoor. Nadien wacht ook nog een lange revalidatie.”

WINTER

De blik van Jean-Marie op de dood is sinds 6 september niet meer dezelfde. Nieuwsgierig zijn we des te meer.

Ben je opgelucht?

“Neen, dat is het verkeerde gevoel. Ik heb vooral geen schrik meer om dood te gaan. Voordien wel. Nu denk ik: als het op een dag zo afloopt, heb ik er geen problemen mee. Voor mijn omgeving zou dat niet leuk zijn, want dan zouden ze geen afscheid kunnen nemen. Maar als je wel afscheid kunt nemen, doet dat ook pijn. (twijfelt) Natuurlijk ben ik blij dat ik er nog ben, maar niet blijer dan voordien.”

Weten ze eigenlijk al waarom je hart het begaf?

“Ik was al hartpatiënt, dus een grote verrassing was dit niet. Tien jaar geleden heb ik mijn eerste hartinfarct gekregen. Vijf jaar nadien een tweede. Dan is er een stent gestoken. Nu was het nog eens van dat. Om de vijf jaar is het serieus.”

Heb je schrik voor binnen vijf jaar?

“Binnen vijf jaar zal dat zich herhalen, daar ben ik van overtuigd. Maar niet op dezelfde manier. (tikt waar de defibrillator zit) Als den dezen zijn werk doet, kom ik er weer door, hé. Het zal van slijtage beginnen afhangen of ik nog verder kan. Als ik zo goed blijf als nu, mag dat zeker nog een jaar of tien zijn. Daar reken ik toch op.”

En wat staat er je nadien te wachten?

“Ik ben katholiek. Ik hoop op een eeuwigheid die positief is. Geen idee hoe dat eruitziet. Ik hoef dat ook niet te weten. We zullen wel zien. Ik maak me daar nu minder zorgen om dan voor mijn hartstilstand.”


Waar droom je nog van?

“Stel dat ik nog tien jaar te gaan heb dan zou ik graag blijven doen wat ik de laatste tien jaar gedaan heb. Betrokken blijven bij wat er leeft in Brugge en in Vlaanderen en samen met Ethel van alles beleven. Vaak op reis gaan. Of ik nog een droombestemming heb? We hebben hele verre reizen gemaakt in ons leven, maar op vraag van de cardioloog moeten we ons leren inhouden. Geen zware reizen dus. Maar de bestemming het Zwarte Woud zal blijven zolang dat fysiek mogelijk is. Voor de rest heb ik geen speciale wensen.”


Waar ben je het meest trots op?

“Toen ik schepen van Sociale Zaken was in de jaren tachtig heb ik alarmsystemen voor alleenstaande bejaarden ingevoerd in Brugge. Ook kortopvang voor ouderen, zodat kinderen die voor hen zorgen eens enkele dagen op reis kunnen gaan. Toen ik schepen van Toerisme was zijn we qua verblijfstoerisme in Brugge het dubbele geworden van Gent en groter dan Antwerpen. Daar ben ik heel trots op. Er zijn nog heel wat zaken, hoor. Ik ben ook gelukkig dat het huidige bestuur op dezelfde principes terugvalt van tijdens mijn laatste periode.”


Waar heb je spijt van?

“Ethel en ik konden geen kinderen krijgen. Dat is heel spijtig. De eerste tien jaar hebben we daar erg van afgezien. Nu is het pijnlijk om leeftijdsgenoten met hun kleinkinderen te zien. Ik zet er wel een ‘maar’ achter. Door ongewild kinderloos te blijven hebben we wel veel met zijn tweetjes gedaan. Ik spreek hier de hele tijd over mezelf, maar Ethel was bij al mijn activiteiten betrokken. Ik was van zoveel verenigingen tegelijk lid. Dat ging omdat Ethel meehielp. Mochten we kinderen gehad hebben, zouden we veel minder kunnen doen hebben. Vrienden hebben ook erge dingen meegemaakt met hun kinderen. Daar zijn we van gespaard gebleven. Maar het blijft een gemis natuurlijk.”


Wat zou je anders gedaan hebben?

“Een iets. Toen ik voorzitter was van de handelsgebuurtekring heb ik een bankrekening geopend met drie verplichte handtekeningen. Een van die drie brak met zijn vrouw. Haar zaak bleef, maar hij vertrok uit de winkel. Hij weigerde tegen te tekenen en blokkeerde zo onze rekening. We hadden eerst niet door dat we ook met twee handtekeningen weg konden. Weet je hoe lang dat geld daar is blijven staan? Dertig jaar. Dat ging om enkele duizenden euro’s. Dus: mocht ik dat opnieuw mogen doen, zou ik nooit voor een rekening met drie handtekeningen gekozen hebben.”