Aziz Karim Rajput (70): “Mijn leven begint pas na de dood”

Aziz Karim Rajput. © Davy Coghe
Thomas Rosseel
Thomas Rosseel Journalist

Elke week spreken we met een bekende streekgenoot over de verschillende seizoenen van het leven. Hoe zag hun lente – de kindertijd – er uit? Hoe bloeiden ze open als volwassene tijdens de zomerjaren? Hoe beleven ze hun herfstperiode vandaag? En waar dromen ze nog van voor de winterse jaren? Vandaag: Aziz Karim Rajput (70), voorzitter van de Brugse moslimgemeenschap.

Lange, grijze baard. Ernstige, mysterieuze blik. De foto’s van Aziz die we tijdens de research voor dit gesprek te zien kregen, gaven een bepaalde eerste indruk. Die van een ietwat strenge en kordate gelovige. Twee uur face to face keuvelen aan de keukentafel later, en het tegendeel is bewezen.

De voorzitter van de Brugse moslimgemeenschap is een goedlachse opa – zij het vol principes en een enorme levenservaring – met een open vizier op de wereld. Predikant van een pure islam, opgevoed tussen alle andere godsdiensten. Een man met een litteken ook: zijn noodgedwongen vertrek uit het dictatoriale Oeganda. Een halve eeuw na zijn vlucht naar België spreekt hij een mengelmoes van Engels en West-Vlaams. Eén keer vallen de woorden nie geweune, waarmee hij nog het best van al zijn levenspad omschrijft.

(Lees verder onder de video)

https://www.youtube.com/watch?v=_hyE3m3uBq0

LENTE

Aziz Karim Rajput wordt geboren op 3 september 1949 in Mbale, de derde grootste stad van de toenmalige Britse kolonie Oeganda. “Mijn papa was van Pakistaanse afkomst, dat toen nog deel uitmaakte van India. Net zoals veel landgenoten was hij naar Oeganda overgeplaatst om er aan de spoorweg te werken. Mijn mama was geboren in Kenia, ook als kind van Pakistaanse ouders. Toen zij naar Oeganda verhuisde, leerden mijn ouders elkaar kennen.”

Bouwden ze een groot gezin uit?

“We waren met acht: zes zussen, mijn broer en ik. Papa leefde volgens het idee: is ‘t vandaag niet, dan is ‘t morgen. Maar hij was een hele slimme en handige vent. Van een horloge kon hij een auto maken. Gelukkig hadden we ons eigen huis. Mijn ma had daarvoor geijverd. Zo hebben we nooit echte armoede gekend. Al was het financieel niet altijd gemakkelijk, zeker niet toen papa ouder werd.”

Hoe beleefde je je schooltijd?

“Wij gingen ‘s morgens naar school en ‘s middags mochten we sporten. Ik speelde cricket. Ik ben nog kapitein van de schoolploeg en later zelfs de stadploeg geweest. Sport hielp me ontspannen. Als ik thuiskwam van school, moest ik van mijn pa meehelpen in de workshop. Dat was heftig. Ik moest als klein manneke stukken van 50 kilo opheffen. Maar zo leerde ik ook heel veel bij van mechaniek.”

Studeerde je graag?

“Heel graag. Ik wou dokter worden. (lacht) Maar die studies vielen niet te betalen en mijn vader wou dat ik ging werken. Ik heb na het middelbaar dan maar een studentenjob gedaan. In mijn achterhoofd wou ik sparen met het idee om later toch nog verder te studeren. Het is er nooit van gekomen.”

ZOMER

In 1972 geeft dictator Amin Dada het bevel aan de gehele Aziatische gemeenschap in Oeganda om het land binnen de 90 dagen te verlaten. Wie dat niet doet, bekoopt het met zijn leven. “Afrika was voor de Afrikanen, zei hij. Dat was een drama. We hadden heel ons leven daar opgebouwd. De Aziaten hadden er de grootste handelszaken opgericht”, zucht Aziz.

Hoe is jouw familie daar uit gekomen?

“Mama en papa speelden hun Oegandese nationaliteit kwijt, maar ze waren British subjects. Ze konden dus terug naar Engeland. Mijn zussen mochten bij hen blijven, als ongehuwde meisjes, net als mijn broer die toen 15 was. Maar als jongen boven de 21 kon ik niet meer op mijn ouders terugvallen. Ik verloor de Oegandese nationaliteit én kreeg de Britse nationaliteit niet. Ik was staatloos. Dat was een vreselijke periode, vol paniek. Er werden vrienden doodgeschoten op straat. Uiteindelijk is mijn familie naar Engeland vertrokken. Ze moesten alles achterlaten. Een simpele jeugdfoto hebben we niet. Maar op het moment zelf waren we vooral bezorgd om ons leven.”

Hoe verging het jou?

“Als staatlozen keken we aanvankelijk de kat uit de boom. Misschien zou de situatie verbeteren, dachten we. Enkele dagen na het vertrek van mijn ouders klonk door een luidspreker: Jullie moeten het land verlaten als jullie willen leven. Dat waren mensen van het Rode Kruis, met de boodschap dat de situatie alleen nog ging verslechteren. We werden op een vliegtuig gezet, met bestemming Malta of Belgium. Where is Belgium?, vroegen we verbaasd aan elkaar. We kenden de naam wel vanwege Congo, maar daar hield het op. Na de landing in Zaventem werden we met de bus naar vakantieoord Zon & Zee in Westende gebracht. Wij waren zowat de allereerste vluchtelingen ooit in België. Met 480 waren we. Het was een hele koude winterdag, nie geweune. Wij stonden daar in onze korte broek en T-shirt want we hadden zo’n klimaat nog nooit meegemaakt.”

Was het eenvoudig om je in België te integreren?

“Aanvankelijk verveelden we ons stierlijk. Na enkele maanden mocht ik gaan werken in een garage in Varsenare. Nadien belandde ik in een garage in Oostende. Zo kwam ik in contact met Willy Verdonck (oud-casinobaas uit Oostende, red.). Hij was baas van verschillende bedrijven, zoals Ives voor elektriciteitswerken en Clemaco, dat onderhoudswerken van legervaartuigen uitvoerde. Voor de moeilijkste klusjes, vroeg mijnheer Verdonck naar Aziz. (lacht) Ik kon alles. Hij gaf me ontzettend veel vertrouwen. Dat moet je maar doen met een vluchteling. Ondertussen leerde ik Ria kennen, zijn secretaresse. Van het een kwam het ander. We trouwden en zochten samen een huis. Zo belandden we hier in Jabbeke. Na enkele jaren zei ik tegen mijnheer Verdonck dat ik zelfstandige wou worden. Dat was geen probleem. Ik mocht zelfs meteen al zijn voertuigen onderhouden. Ik heb nooit zonder werk gezeten. Samen met Ria’s papa bouwde ik hier een garage, naast ons huis.”

Er kwamen ook drie kindjes voort uit jullie huwelijk: Azrah, Faiza en Haroun.

(pikt in) “Haroun is bijna in de auto geboren. (lacht) Ria’s water brak in de keuken en bijna meteen na aankomst in het ziekenhuis was hij geboren. Ik heb nooit door het rood gereden, behalve die dag.” (lacht)

Zo’n twintig jaar geleden startte je een moskee in Brugge. Maar dat was niet je eerste moskee?

“Sinds mijn aankomst in België was mijn geloof een gemis. Samen met twee andere moslims kocht ik een huis om als moskee in te richten. Maar zij wilden er op een dag een louter Pakistaanse moskee van maken. No way, zei ik. Een moskee is een plaats voor alle moslims, ongeacht de nationaliteit. Daar staat de islam voor. Uiteindelijk werd dat een politiek spel en werden er toch aparte moskeeën opgericht. Daar wou ik niet bij betrokken worden, dus vertrok ik. Onze kinderen gingen ondertussen in Brugge naar school.”

Onze moskee is volgens mij de enige waar alle nationaliteiten door elkaar komen bidden

“We kregen ook Bruggelingen over de vloer in de garage. Die stap naar Brugge was logisch. De echte doorbraak kwam er met Nader El-Sayed, de toenmalige Egyptische nationale doelman van Club Brugge. Hij zocht een plek om te bidden. Maar die was er niet. We sloegen de handen in elkaar. Uiteindelijk werd het de huidige locatie langs de Diksmuidse Heerweg. Nader gaf ons een flink financieel duwtje in de rug om dat huis te kopen. De moslimgemeenschap is sindsdien blijven groeien. Sinds de vluchtelingencrisis in Syrië is ons pand veel te klein. Het is volgens mij ook de enige moskee in België waar alle nationaliteiten door elkaar komen bidden. Daar ben ik trots op.”

Aziz Karim Rajput.
Aziz Karim Rajput.© Davy Coghe

HERFST

In september van dit jaar wordt Aziz 70. “Een nieuwe voordeur. (lacht) Zo speciaal is dat niet. Ik voel het verschil niet met ervoor. Maar mijn rugproblemen houden me wel tegen.”

Werk je dan nog in je garage?

(knikt) “Op mijn 65ste ben ik met pensioen gegaan, maar nu werk ik er nog puur als hobby. Of als trouwe klanten van vroeger toch nog per se bij mij willen komen. Ik sleutel ook aan enkele oldtimers. Er staat geen klant meer te wachten. Dat is een heel aangenaam gevoel om mee op te staan. Met mijn rugproblemen zou het trouwens toch niet lukken om harder te werken. Nu moet Ria mij voor de winkel afzetten als we gaan shoppen, want ik kan nog geen 100 meter stappen. Ik hoop dat de volgende operatie binnenkort een oplossing kan bieden.”

Mis je het om te bewegen?

“Ja, ik sportte zo graag. In Oostende heb ik nog aan schieten in competitieverband gedaan. En ik was speler van de hockeyploeg, die toen nog in tweede klasse speelde. Ik was een heuse sportman.Maar dat kan nu niet meer natuurlijk. Ik zal al blij zijn als ik weer gewoon pijnvrij kan wandelen en fietsen.”

Je bent ook opa van vijf kleinkinderen.

“Ik heb veel meer tijd dan met mijn eigen kinderen. Ik heb dag en nacht gewerkt toen de kinderen klein waren. Voor sommigen kleinkinderen zorgen we twee keer per week. Daar geniet ik van. Abu, noemen ze mij. In het Arabisch betekent dat vader. Boaz, het kleinste is 9 maanden. Izah is 20 maanden. Abu’tje roept ze de hele tijd. Dan weet je dat ze iets nodig heeft.” (lacht)

WINTER

Zo beperkt Aziz is in zijn fysieke bewegingen, zo actief is hij nog in zijn hoofd en dromen. Toch staan we ook even stil bij het onvermijdelijke thema.

Voel je jezelf oud, Aziz?

“Nee, ik voel me beperkt door mijn rug. Daar kan ik me kwaad om maken. Ik zie mensen dingen doen die ik beter zou kunnen. In de garage bijvoorbeeld. Dat frustreert me. Ik kan me niet zomaar neerzetten en niets doen. Ik heb ook nog heel veel dromen. Met mijn leeftijd ben ik dus niet bezig.”

Hoe kijk je naar je oude dag?

“Ik droom ervan om eens met de kleinkinderen naar Oeganda te gaan. Mijn lichaam is geboren in een warm land en heeft dat nodig. Mijn droom is om te sterven in een warm moslimland. Niet in een natte streek met veel wind, zoals Jabbeke. (lacht) Maar tussen de mensen in een warm Mekka bijvoorbeeld, dat mag het voor mij wel worden. Als moslim word je begraven waar je sterft.”

Hoe kijk jij naar de dood?

“Ik ben heel gelovig opgegroeid volgens de pure islam. Al dat bijgeloof errond boeit me niet. De relatie tussen mezelf en God is het enige wat telt. Dat is eigen aan de islam. Als ik op een dag sterf, zal ik ritueel gewassen worden en worden begraven. Niets speciaals, heel eenvoudig.”

Ik bedoelde eigenlijk: waar gaat jouw ziel dan heen?

“Naar de hemel Insha Allah. Er is leven na de dood. Het leven begint pas na de dood, daar ben ik van overtuigd. Ons leven nu is een korte passage. Wat je hier goed hebt gedaan, verdien je terug in de hemel. No question about it. Daarom probeer ik mijn leven zo goed mogelijk te leiden, zodat God tevreden is over mij.”

Krijg je als moslim geen 72 maagden?

(lacht) “Dat is maar een interpretatie. Als je het goed doet op aarde, krijg je na je dood wat je wenst en veel meer.”

Wat wil jij dan krijgen in plaats van maagden?

“Lekker eten en samen zijn met familie. De rust die ik hier niet heb gekregen. Genieten van wat ik goed heb gedaan tijdens mijn passage op aarde. Daar verlang ik ergens ook wel naar.”


Waar droom je nog van?


“Dat mijn familie blijft geloven in God. Wij hebben onze kinderen opgevoed met gelovige waarden. Weet je, tijdens mijn jeugd in Oeganda liepen christenen, joden en moslims door elkaar. Iedereen kende iedereen en kwam overeen. Wij gingen als kind binnen in de kerk en nadien naar de moskee. Alle deuren stonden er open voor iedereen. That was life. Dat heb ik hier altijd enorm gemist. Je moet voor alles afspraken maken, er is achterdochtigheid. Ieder voor zichzelf. Ik hoop dat mijn kinderen dat blijven anders zien. En uiteraard wil ik me blijven inzetten voor ons geloof, tot de laatste snik. Ik hoop dat we nog een nieuwe locatie vinden in Brugge voor de moskee, waar iedereen voldoende plek heeft om te bidden. Mocht ik dat nog tijdens mijn passage op aarde kunnen verwezenlijken, zou dat heel mooi zijn.”

Waar heb je spijt van?


“Van de tijd die ik verloren heb. Ik zou nog vroeger begonnen zijn met wat ik nu doe voor straatkindjes in arme landen. In Oeganda hebben we al enkele projecten opgestart. We hebben daar samen met onze kinderen bijvoorbeeld twee kinderen geadopteerd. Maar het had nog meer kunnen zijn, was ik ermee begonnen toen ik nog sterker en jonger was. Ik zou ook graag rijk geworden zijn, puur om de mensen daar dan te kunnen helpen. Wij kennen dat ook in België, armoede. Dan heeft iemand het lastig. Maar niet zoals daar, dagenlang zonder eten en geen sociaal systeem. Kinderen snuiven aan benzinepompen om high te worden. We zetten ons daar al jaren voor in en ik zal dat doen tot ik er bij neerval. Als je ziet dat zo’n werk resultaat oplevert, is dat fijn.”

Waar ben je het meest trots op?


“Op wat Ria en ik hebben bereikt en opgebouwd. En op onze kinderen. Ik ben trots dat zij prachtige mensen zijn geworden, met hele mooie jobs en gezinnen. Dat zijn zulke toffe mensen geworden, met het hart op de juiste plaats. Ik hoor dat van zo veel mensen. Dat zij zo veel respect hebben voor iedereen. Dan ben je echt preus als ouder. We tonen dat niet altijd aan elkaar, maar ik weet dat zij ook trots zijn op mij en ik op hen. Dat doet deugd. Ik ben ook trots dat mensen in Brugge op een positieve manier over de islam spreken. Zo hou ik het vol om de moskee voort te trekken. Als ik kindjes toespreek, zeg ik hen: luister niet naar de media, ik ga jullie tonen wat de echte islam is.”