Dina Depijpere (95) was de laatste dienstmeid bij familie Van Bavegem: “Het kasteelleven beviel me wel”
Wie niet in sprookjes gelooft, moet dringend Dina Depijpere aan het woord horen. Deze kranige 95-jarige dame was de laatste dienstmeid in dienst bij de kasteelheer Edgard Van Bavegem en zijn echtgenote Zoë Van Hove. Dina bleef elf jaar in het kasteel in Meulebeke en herinnert zich nog alles alsof ze pas gisteren de kasteeldeur definitief achter zich dicht trok.
Dina Depijpere was de dochter van Maurice Depijpere, bus- en vrachtwagenbestuurder, en Germaine Sabbe, poetsvrouw. Ze had ook nog een jongere zus Paula. “Ik bracht mijn jeugd door in het huis op de hoek van de Gentstraat en de Kortestraat ter hoogte van het oorlogskapelletje”, steekt Dina van wal.
“Tot mijn 14de liep ik school in het Sint-Lutgardisinstituut. Daarna trad ik voor een jaar in dienst als huishoudhulp bij de familie Moerman in Meulebeke. Dat was voor mij een echte leerschool. Daar kreeg ik het koken, poetsen, wassen en schrobben onder de knie.”
“Toen ik 15 jaar was, introduceerde mijn mama me bij de familie Van Bavegem, de bewoners van het kasteel Ter Borcht. De kasteelheer, Edgard, had toen al een druk leven achter de rug; hij was burgemeester geweest in Meulebeke, als architect-ondernemer introduceerde hij een nieuwe manier van woningbouw waarbij hij huizen construeerde met betonnen prefab-elementen, hij zette zich in voor betere woongelegenheden na de Eerste Wereldoorlog…”
“Al had hij een druk leven, dan was zijn grootste passie toch het schilderen. Edgard schonk het interieur van de kapel van Bijstand een ware metamorfose. In het kasteel had hij een groot schildersatelier op de eerste verdieping, maar hij durfde ook doeken schilderen in de kasteelkapel.”
“Zijn tweede echtgenote, Zoë Van Hove, was van Roeselare afkomstig. Toen ik in 1944 in het kasteel aankwam, sprak de kasteeldame de wens uit dat ik daar toch drie jaar zou blijven. Het werden er uiteindelijk elf. Zoals het toen hoorde, werd ik van bij mijn aankomst in de etiquetteregels van het kasteelleven ondergedompeld. Ik kreeg een zwart kleedje met daarboven een kraaknette witte schort. Ik moest ook in het kasteel overnachten. Mijn kamer was links van de hoofdingang. Mijn vrije tijd was heel beperkt. Ik mocht de zondagnamiddag om 14 uur naar huis, maar de afspraak was dat ik de maandagmorgen terug in het kasteel was.”
Uitstappen meemaken
“Het leven in het kasteel beviel we echt. Ik vervulde alle huishoudelijke taken en zorgde eveneens voor de maaltijden. Een vast item in hun dagelijks leven was dat er na de siësta altijd thee geschonken werd, vergezeld met een gebakje. Wanneer er bezoek kwam – ik denk hierbij aan de familie Thienpont die één keer per jaar naar het kasteel kwam om het pachtgeld van de landbouwers te innen -, werd er steevast haas geserveerd. Van de familie Thienpont kreeg ik altijd een royale fooi. Bij het kasteel hoorde ook een neerhof dat bewoond werd door de familie Godderis. Georges was de conciërge en zorgde voor het onderhoud van de moestuin en boomgaard.”
“Soms had ik de indruk dat ze mij als hun dochter beschouwden”
“Wat ik ook zo tof vond, was dat ik alle uitstappen met de kasteelbewoners mocht meemaken. Edgard Van Bavegem en Zoë Van Hove waren kinderloos en ik kreeg soms de indruk dat ze me als hun dochter beschouwden. Zo hadden ze een buitenverblijf in Oosterzele, waar ze twee tot drie weken verbleven. Het was een betonnen woning, een concept van Edgard. Daar moest ik eerst het gras rond de woning maaien.”
“Wilde ik naar huis op zondagnamiddag als we in Oosterzele verbleven, dan zat er niks anders op dan met de trein, tram en bus naar Meulebeke te reizen. Wat doet een mens al niet om zijn lief te zien? De liefde van mijn leven leerde ik kennen in het kasteel. Wanneer er een mechanisch probleem was of de wagen deed het niet, dan werd Marcel Verguchten opgeroepen. Die stuurde zijn zoon Bertrand en op die manier leerden we elkaar kennen.”
Appartement aan zee
“De kasteelbewoners hadden ook een appartement in Koksijde. Bij aankomst daar had ik de handen vol met het zand te verwijderen. Al die uitstappen werden afgelegd in de grote Rover van de kasteelheer. Hij was een voorzichtig chauffeur en met de wagen overschreed hij zelden 40km/uur. De grote schoonmaak in het kasteel gebeurde altijd enkele dagen voor Pasen. Dan had ik werkelijk tijd te kort, maar de kasteelvrouw nam me nadien mee om me van kop tot teen in het nieuw te steken.”
“Toen Edgard ziek werd, veranderde er veel. Ik moest de zondagavond terug zijn in het kasteel en kreeg ’s nachts assistentie van een kloosterzuster om voor de zieke kasteelheer te zorgen. Op 16 januari 1952 overleed Edgard. Ik bleef dan nog tot mijn huwelijk met Bertrand Verguchten, in augustus 1955, bij Zoë in het kasteel.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier