Achter de schermen van het legendarische vakantiehuis La Péniche, dat de vorm heeft van een binnenschip: “Ik noem het mijn Goddelijk Monster”

Ann Mestdagh is de huidige eigenares van de zaak: “Ik ben stapelverliefd op La Péniche, ook al bezorgt het me altijd werk.” © Christophe De Muynck
Philippe Verhaest

Oostduinkerke mag een heuse Siamese tweeling onder haar inwoners rekenen. Geen mensen van vlees en bloed, wel twee in baksteen opgetrokken ‘boten’ die al bijna een eeuw trots langs de Koninklijke Baan liggen te pronken: het bekende restaurant De Normandie en vakantiehuis La Péniche. Al was er van die eerste nooit sprake zonder de laatste… Dit is het verhaal van een van de meest tot de verbeelding sprekende gebouwen van onze kustlijn.

Amper enkele honderden meters duinen ligt er tussen beide iconische bouwwerken. Voor eeuwig met elkaar verbonden en tegelijk toch gescheiden. Al sinds 1936 geeft het duo de Koninklijke Baan in Oostduinkerke de nodige kleur, zorgt het voor verbaasde blikken en evenveel glimlachen bij voorbijtuffende automobilisten.

(lees verder onder het kader)

Royale Route

De Koninklijke Baan bestaat 90 jaar. Om dit jubileum te vieren rijdt onze reporter Philippe Verhaest langs de iconische N34… op zoek naar verhalen tussen Knokke en De Panne. Deze week houden we halt aan het legendarische vakantiehuis La Péniche in Oostduinkerke.

En net zoals het bij elke tweeling gaat, is er ook hier een oudste. Dat is La Péniche, al jaren in handen van de familie Mestdagh, maar met een geschiedenis die teruggaat tot 1933, exact negentig jaar geleden en dus even oud als de autoroute waarlangs het gelegen is.

“Destijds wilde de toen bekende familie Van den Bergh hier een horecazaak uit de grond stampen”, legt huidige eigenares Ann Mestdagh (58) uit. Zij staat sinds 2010 aan het roer van La Péniche – wat in het Frans zoveel betekent als binnenschip en meteen ook de vorm van het gebouw verklaart – en kent de geschiedenis als geen ander. “De bewuste familie beschikte echter niet over voldoende fondsen en klopte aan bij kunstschilder Robert Buyle en diens schoonbroer Fernand Simon. Die runde in Parijs al een bistro.”

Schot in de roos

De twee schoonbroers zorgden voor het geld, Jean Van den Bergh mocht in 1933 als uitbater van het hotel slash restaurant starten. Het op zijn zachtst gezegd in het oog springende design is van de kunstige hand van Buyle. “In het interbellum kon op architecturaal vlak veel. Héél veel”, glimlacht Ann.

De gedachte achter het concept bleek een schot in de roos, want binnen de kortste keren vonden de Franse toeristen de weg naar La Péniche. “Zij bezaten heel veel duinvilla’s in Oostduinkerke, de rest was van kapitaalkrachtige Brusselaars en Walen.”

Twee jaar na de start merkten de geldschieters dat de zaak erg goed draaide en vatten ze het plan op om de familie Van den Bergh uit La Péniche te werken en de uitbating in eigen handen te nemen. “Het toenmalige huurcontract liep drie jaar, waardoor Jean Van den Bergh het nieuws een jaar vooraf al op zijn bord geserveerd kreeg. Die bittere pil bleef bij hem nazinderen en vormde de voedingsbodem om letterlijk een steenworp verderop een gloednieuwe zaak uit te bouwen: De Normandie. Genoemd naar een Franse pakketboot die in 1935 De Blauwe Wimpel had gewonnen, een ereteken voor het schip dat het snelst de Atlantische Oceaan kon oversteken. Een jaar later was het nieuwe restaurant een feit.”

Gebarsten koffiekopjes

Er volgden jaren van bikkelharde strijd tussen beide vlaggenschepen van de Oostduinkerkse horecawereld, maar daar is nu al decennia geen sprake meer van. “Daar hebben wij nooit iets van gemerkt”, zegt Ann.

Haar familie stapte in 1964 aan boord van La Péniche. Met dank aan Anns ouders, de van Ingelmunster afkomstige Luc Mestdagh en Yvonne Wellens uit het Antwerpse Koningshooikt. “Papa had aan hotelschool Ter Duinen gestudeerd en zijn ouders hebben hem hier geplaceerd, zoals dat toen heette. Hij was amper 19 jaar oud, maar La Péniche zou zijn levenswerk worden.”

“Vandaag zijn we het hele jaar volgeboekt, maar mama en papa hebben vroeger echt zwarte sneeuw gezien”

De beginjaren waren echter zeer zwaar. “Mama en papa hebben toen veel zwarte sneeuw gezien”, gaat Ann verder. “La Péniche was echt afgeleefd. Het gebouw was nog in goeie staat, maar daar stopte het ook. Mijn mama heeft me nog verteld dat ze de koffiekopjes moest sorteren om een exemplaar zonder barsten te vinden. Ze heeft ook alle gordijnen zelf hersteld. Neen, instapklaar was het allesbehalve. Bovendien was het zomerseizoen toen veel korter. Dat liep van 12 juli tot en met 15 augustus. Geen dag langer. Ook al was het schitterend zomerweer, de toeristen bleven buiten die periode gewoon weg. Een wereld van verschil met vandaag. Papa ging zelfs les geven aan Ter Duinen om ervoor te zorgen dat er brood op de plank kon komen.”

De kentering zette zich eind jaren zestig in. “Toen begonnen de Duitsers onze kust te ontdekken en kochten ze ook veel villaatjes in de streek. Hun vrienden die ze naar hier uitnodigden, kwamen bij mijn ouders overnachten. Maar ook Vlamingen kregen steeds meer financiële ademruimte en een weekendje aan zee kon er stilaan af.”

Intussen hield vader Mestdagh er een lucratieve bijverdienste op na. In 1978 had hij achter La Péniche een atelier gebouwd waar hij zijn specialiteiten voor de plaatstelijke horeca maakte. “Vooral zijn soufflé au Grand Marnier, garnaalkroketten en roomijs waren erg populair. Die sidedish groeide uit tot Atelier Mestdagh, een diepvriesproductenbedrijf dat pas vier jaar geleden overgelaten werd.” Het hotel-restaurant zelf bleef op volle toeren draaien. “Samen met mijn broer Johan en zus Hilde heb ik hier een fantastische kindertijd beleefd”, glundert Ann. “Veel gezinnen kwamen hier ook op vakantie omdat ze wisten dat hun kroost met ons kon spelen. We staken ook een handje toe om patatjes te schillen, glazen af te wassen… Heerlijke jaren.”

Spoorloze overnemers

Pas in 2002 kwam de zaak in andere handen, het gebouw bleef eigendom van de familie. “Maar plots waren die met de noorderzon verdwenen. Van de ene dag op de andere spoorloos, al hadden ze wel een deel van het huisraad mee naar Spanje. De zaak werd failliet verklaard en we besloten om geen nieuwe uitbaters te zoeken, maar een nieuw concept uit te werken.”

Dat kwam uit de hersenpan van Anns echtgenoot. “Hij raadde me aan om er een vakantiehuis van te maken. Het pand verkopen was niet aan de orde, daarvoor heeft het te veel emotionele waarde. Bovendien is La Péniche sinds 1993 een beschermd monument.” De bestemmingswijziging had wat voeten in de aarde, maar in oktober 2010 kon Ann een eerste groep vakantiegangers ontvangen. “Ik was gezond zenuwachtig”, herinnert ze zich.

“Het eerste jaar kregen we hoop en al zes groepen over de vloer, maar nu zijn we nagenoeg het hele jaar lang volgeboekt. Ons succes? We hebben een schitterende ligging: pal aan zee, een grote parking en een tramhalte vlak voor de deur. De vorm van het gebouw zal ook wel een rol spelen. Hier stap je een andere wereld binnen. La Péniche is net een teletijdmachine: het flitst je zo terug naar de jaren dertig van de vorige eeuw. Die authenticiteit vind je nergens anders.”

Goddelijk Monster

Nu kunnen tot 35 mensen samen van La Péniche genieten. “In dertien slaapkamers met evenveel badkamers, met een volledig uitgeruste keuken, eetzaal, living en zonneterras”, klinkt het trots. “Ik noem dit mijn Goddelijk Monster. Aan de ene kant ben ik stapelverliefd op La Péniche, ook al bezorgt het me altijd werk. Dit is en blijft een oud gebouw, hé. Het onderhoud stopt nooit. Ooit heb ik eens een hele nacht naast een haperende verwarmingsketel gekampeerd, want ik wilde niet dat onze gasten het koud zouden krijgen. Maar dat heb ik er met veel plezier voor over.”

De toekomst van La Péniche lijkt ook gegarandeerd, zegt Ann. In die mate zelfs dat ze met haar echtgenoot naar het stenen schip terugkeert. “Eind december verhuizen we naar hier. Ik keer helemaal terug naar mijn roots. Je kan niet geloven hoe hard ik daarnaar uitkijk.”

Anno 2023 zijn La Péniche en De Normandie trouwens twee handen op één buik. “Papa, die nog steeds onze klusjesman is, is zeer goed bevriend met de vader van een van de uitbaters van onze buren. Als er in De Normandie een trouwfeest plaatsvindt, dan raden ze hun gasten aan om hier te komen logeren. Dat zegt genoeg, hé?”