Achter de schermen van de vismijn van Nieuwpoort: “De mooiste stiel ter wereld? Visser, daar bestaat geen twijfel over”

Albert Lansens en Arthur Zwartvaegher zijn verbonden met de vismijn: “Deze plek was jarenlang ons hele leven.” © Christophe De Muynck
Philippe Verhaest

Wie het over de Noordzee heeft, denkt onmiddellijk aan de vele vissoorten die er rondzwemmen. Al honderden jaren gebruiken we die natuurlijke rijkdom als voedingsbron en de zee bezorgt een pak mensen ook een bestaan. Iets wat zeker in de Nieuwpoortse vismijn geldt, waar al eeuwen een vissershaven te vinden is. Het huidige complex bestaat exact zeventig jaar en zag er bootladingen vissers wel en wee delen. Albert Lansens (84) en Arthur Zwartvaegher (96) beleefden er naar eigen zeggen hun mooiste jaren. “De vismijn was én is ons hele leven.”

Royale Route

De Koninklijke Baan bestaat 90 jaar. Om dit jubileum te vieren rijdt onze reporter Philippe Verhaest langs de iconische N34… op zoek naar verhalen tussen Knokke en De Panne. Deze week houden we halt in de vismijn van Nieuwpoort.

Als er één plaats is waar je de zee met al je zintuigen kan waarnemen, dan is het wel de vismijn van Nieuwpoort. Hier zie je niet enkel de vissersboten aanmeren, maar ruik je het zilte zeewater en vóél je de hartslag die al honderden jaren aan wal en op volle zee de maat aangeeft.

Al sinds de twaalfde eeuw staat de stad aan de westkust bekend om zijn vissershaven en anno 2023 staat de zogenaamde vijfde vismijn fier overeind langs de oevers van de IJzermonding.

In 1908, 115 jaar geleden, werd de visserijsector er nieuw leven ingeblazen. Begin twintigste eeuw was de Nieuwpoortse vissersvloot zo goed als uitgestorven, maar het baggeren van de haven om handelsschepen toegang te verlenen, zorgde ervoor dat ook zogenaamde panneschuiten (vissersboten uit De Panne, red.) de weg naar de Nieuwpoortse haven vonden.

“Je moet jezelf kunnen afbeulen, maar wij hadden in geen andere wereld willen werken”

De oprichting van de sprotfabriek Carbonnez, Billau en Co gaf een laatste zetje richting de opstart van de eerste vismijn. Toen niet veel meer dan een gebouwtje van amper enkele meters lang en breed, maar met een belangrijke functie: enkel daar mocht de aan land gebrachte vis nog verkocht worden en konden vissers dat niet meer zelf op de houten kaai doen.

Het kleine gebouw groeide doorheen de jaren in omvang en na de Tweede Wereldoorlog werd het huidige complex, het vijfde in de rij, op 25 mei 1953 officieel ingehuldigd. De bouw kostte toen omgerekend 174.000 euro en werd integraal via het Marshallplan bekostigd. In 1970 volgde een nieuwe uitbreiding en werd de visverkoophal zelfs in omvang verdubbeld.

Tweede familie

De Nieuwpoortse vloot telde begin jaren vijftig 59 houten kustvaartuigen. In 1955 steeg dat aantal zelfs tot 62. “Het hoogste aantal ooit”, graven Albert Lansens en Arthur Zwartvaegher in hun geheugen. Beide rasechte Nieuwpoortenaars sleten het grootste deel van hun carrière in en rond de vismijn.

Albert was er van 1967 tot 1992 visafslager. Voor wie niet met de visserij vertrouwd is: dat betekent zoveel als verkoper op de visveiling. Albert werkte van 1942 tot 1953 als visser, daarna stond hij aan het hoofd van de vissorteerders in de vismijn en verhuurde hij de manden waar de vis destijds in opgeslagen werd. “Eerst wilgen manden, daarna riet en plastic”, glimlacht hij. “Dat heb ik tot aan mijn pensioen in 1987 met veel overgave gedaan.”

1963: de vismijn staat bomvol rieten manden vol vis.
1963: de vismijn staat bomvol rieten manden vol vis. © GF

Het belang van de vismijn mag niet onderschat worden, zeggen de twee. “Deze plek was jarenlang ons hele leven”, klinkt het. “En dat is het eigenlijk nog altijd. Eens je door de visserij gebeten bent, laat die je niet meer los. Nooit.”

Arthur deelde zijn geliefde werkvloer met zijn echtgenote. “Zij verkocht hier 27 jaar lang vis. We zagen elkaar meer hier dan thuis. Hier vonden we onze tweede familie. Ons bloed stroomt hier nog altijd. Mijn kleinzoon Sam is nu garnaalvisser”, zegt hij trots. “De vierde generatie al. Het doet me deugd dat ik de liefde voor de zee heb kunnen doorgeven.”

File in de haven

De gebouwen zijn nog steeds dezelfde als bijna driekwarteeuw geleden, de manier waarop aan visvangst wordt gedaan, is doorheen de jaren wél fel veranderd, zeggen de twee éminence grises. “In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw stond de vis tot op de parking. Overal waar je keek, werd de vangst uitgestald.”

“Er waren ook veel meer reders dan nu. Nu heeft Nieuwpoort nog vier schepen die aan de vismijn zijn gelieerd, in onze hoogdagen waren dat er vrijwel altijd meer dan vijftig. En dan hebben we het nog niet over de garnaalboten. Nu zijn dat er nog twee, wij hebben er nog meer dan twintig weten rondvaren.”

“In de jaren zestig en zeventig stond de vis tot op de parking. Overal waar je keek, werd de vangst uitgestald”

“Laten we het zo stellen: vroeger leefde de helft van Nieuwpoort (on)rechtstreeks van wat hier aan wal werd gebracht, nu nog een fractie. Veertig, vijftig jaar geleden was er vrijwel elke dag file in de haven: de vaartuigen lagen in lijn aan te schuiven om te kunnen aanmeren.”

© Christophe De Muynck

“Iedereen heeft al eens een dubbel geparkeerde auto zien staan, wij zagen vissersboten die over de dekken heen de oogst van de dag leverden. Aan de andere kant: de Nieuwpoortse visserijsector is nog altijd springlevend. En aangepast aan de huidige tijden. Dát is wat telt.”

Dat bewijzen ook de meest recente cijfers. In 2022 werd op Nieuwpoortse bodem 110.000 kilo garnalen en 265.000 kilo vis verwerkt, met bot, pladijs en tong als populairste soorten. Die bereikt dankzij de online veiling niet alleen de vaderlandse markt en de ons omringende landen, maar is ook in landen als Kroatië een graag gezien product. Vooral onze zeebaars valt aan de Adriatische kust in de smaak.

‘Vellen fraks’

Arthur en Albert omschrijven de vismijn als een stukje erfgoed. “Al zijn we ons daar veel te weinig van bewust. Hier aan de kust weten we perfect welke weg de vis van zee tot bord aflegt. Stedelingen denken stilaan dat hun tongetje of pladijs uit de fabriek rolt, net zoals melk niet meer van de koe komt.”

“Al doen ze hier in Nieuwpoort wel veel om de geschiedenis in stand te houden. Er zijn rondleidingen in de vistrap en vismijn, er is het project Recht uit Zèè, waarbij dagverse Nieuwpoortse vis rechtstreeks bij restaurants in onze stad op tafel komt… En het programma van Wim Lybaert op Brussel Vlaams (Een jaar op zee, red.), hoe schoon was dat? Onze sector werd nog nooit zo positief in beeld gebracht.”

Albert Lansens (midden) in vol ornaat.
Albert Lansens (midden) in vol ornaat. © GF

Arthur en Albert maakten nog de gouden jaren mee, zeggen ze. “Een periode zonder al te veel regels en quota, waar je als visser ook nog écht serieus veel geld kon verdienen. De vellen fraks waren bij momenten niet te tellen”, knipogen Arthur en Albert. “Ze gebruikten bij wijze van spreken een biljet van 500 Belgische frank (12,50 euro, red.) om hun sigaret aan te steken.”

Geen pangasius…

Nu hebben vooral de vele plezierboten in de havengeul de bovenhand genomen. “In onze tijd was de zee een plek waar we keihard werkten en veel zweet achterlieten, nu moet het allemaal leutig zijn. Niks mis mee, het is de gang van de wereld. Ze gebruiken de zee zelfs om elektriek te maken. Dat hadden wij destijds nooit durven dromen…”

“Volledig van nul in het vak stappen, is zo goed als onmogelijk geworden. Je moet er in geboren zijn, dit leven moet onder je vel zitten”

“Aan de andere kant zijn we er quasi zeker van dat de Nieuwpoortse vismijn er binnen nog eens 70 jaar nog altijd zal zijn. Er zullen altijd plaatsen nodig zijn waar de visvangst verwerkt kan worden, hé. Alleen zijn daar ook reders voor nodig.”

Een beeld uit 1968: Arthur Zwartvaegher en zijn echtgenote voor ‘hun’ vismijn.
Een beeld uit 1968: Arthur Zwartvaegher en zijn echtgenote voor ‘hun’ vismijn. © GF

“Volledig van nul in het vak stappen, is zo goed als onmogelijk geworden. Je moet er in geboren zijn, dit leven moet onder je vel zitten. Je moet jezelf kunnen afbeulen tot het zwart voor je ogen wordt, maar wij hadden in geen andere wereld willen werken. Het is en blijft de mooiste stiel ter wereld.”

Wie zijn hele leven op – of pal aan – het klotsende Noordzeewater heeft gewerkt, houdt natuurlijk van een lekker stukje vis. “Een mooie dikke ploate, een pladijs, daar kan je me altijd plezier mee doen”, glundert Albert.

“Klopt”, pikt Arthur in. “Of een lekker tongsje. Alleen uitheemse vissen lusten wij niet. Pangasius, zeg je? Dat komt er bij ons niet in. Geef ons dan maar een lekkere wijting. Of een but (bot, red.). Er zit zoveel lekkers in ons klein stukje zee. Dat mogen we nooit vergeten.”