Schrijfster Ann De Craemer heeft een passie voor wandelen en fotografie. Elke week maakt ze in Tielt een beeld waarover ze haar gedachten deelt.
Regendruppels. Ramen. Reflecties van gelige lampen die zich eindeloos lijken te vermenigvuldigen. Ik nam deze foto in de cafetaria van het Sint-Andriesziekenhuis in Tielt, waar ik vrijdag moest zijn. Omdat het net middag was toen mijn afspraak achter de rug was, besloot ik iets te gaan eten in de cafetaria, die ik – hoe vreemd het misschien ook mag klinken – een aangename plek vind, zeker als je bij het raam zit. Binnen zit je in de cocon van het ziekenhuis, waar iedereen met hetzelfde bezig is, namelijk beter worden. Buiten zie je hoe het gewone leven zich zoals altijd voltrekt: het verkeer raast over de Ringbaan en vissers bewaren de stilte bij de vijver.
Eeuwige herhaling
Hoeveel mensen, vroeg ik me af terwijl ik de foto maakte, lagen op net ditzelfde moment vanuit hun ziekenhuisbed naar de regendruppels tegen het raam te kijken? Hoeveel mensen zagen de lamp van hun kamer weerspiegeld in andere ramen, wat op zich helaas vaak een figuurlijke weerspiegeling is van hoe het is in het ziekenhuis opgenomen te zijn: dagen die als een eeuwige herhaling van de vorige aanvoelen.
Ik zit graag in de cafetaria omdat er een bepaald soort rust heerst die je nergens anders vindt. Mensen komen er op adem nadat ze bij een dierbare op bezoek zijn geweest. Sommige mensen komen er ook gewoon omdat het uitzicht op een deel van onze stad er mooi is, en de koffie en het eten er goedkoop en lekker zijn.
Schrijvers, moet u weten, zijn dieven en ook daarom kom ik er graag, omdat de dialogen die ik er hoor zo levensecht zijn. Ik laat u meeluisteren. Een oud koppel aan de tafel achter mij:
– Hier, neem mijn chocolaatje maar.
– Maar nee, Georges, gij eet dat ook graag.
– ‘k Weet wel, maar pak het toch maar.
– Allez, ‘t is goed.
Liefde is: in je tachtiger jaren het chocolaatje bij de koffie aan je vrouw willen geven.
Twee mensen die er als volslagen vreemden voor elkaar uitzagen, maar toch aan de praat raakten, want ook dat heb je in de cafetaria: mensen leggen er makkelijker contact dan elders, omdat ze weten dat ze er vaak voor dezelfde reden zijn.
De man: Vroeger, hé, awel, vroeger, als ik verkouden was, zei mijn moeder: ‘Haal een fles wijn uit de kelder.’ En ze warmde dat op en deed er een dorre van een ei in. Goed roeren en ik was meteen beter.
De vrouw: Ah ja, dat is een grog, hé, gelijk of dat we zeggen.
De man: Ja, mijn moeder deed dat regelmatig als ik een beetje begon te knuffen.
De vrouw: Mijn moeder smeerde mijn borst in met Vicks. Ze gebruikte daarvoor een versleten onderlijf, want stinken dat dat deed! Dat hielp ook direct. Maar nu, die siropen van de apotheek, ‘t is klare suiker. Maar pas op, de siropen die ze zelf maken, die plakken wel aan de rebben.
U bent gewaarschuwd, beste lezers: als u ooit een van deze dialogen in een roman van mij tegenkomt, weet u waar ik de inspiratie gehaald heb.
Tielt Gespot
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier