“Geslachtsziekten waren schering en inslag bij frontsoldaten”, zegt Veurnse historicus

© JTV
Redactie KW

Tijdens WO I lieten veel jongelui thuis hun geliefde achter. In hun vrije tijd zochten de frontsoldaten wel eens een dame van lichte zeden op met niet zelden een geslachtsziekte tot gevolg, zo stelt Maurits Timperman, historicus en voorzitter van de Veurnse Culturele Raad.

“In oktober 1914, na de onderwaterzetting van de IJzervlakte, kwam er een einde aan de Duitse opmars. Dat was het begin van een loopgravenoorlog. Die was ontegensprekelijk verschrikkelijk voor de soldaten.

Maar dikwijls was ze ook saai en verveelden de soldaten zich. Men moest dus noodgedwongen op zoek naar andere manieren om de tijd te doden en zich te vermaken. De Duitsers hadden de weg naar huis in bezet België afgesneden. Zo werden schietwedstrijden gehouden, maar ook voetbaltoernooien georganiseerd of poëziegroepen opgericht. Sommige soldaten leerden zelfs anderen lezen en schrijven achter het front. Maar daar bleef het niet bij, als je begrijpt wat ik bedoel.

Het gevaar zat hem vooral in ‘de grote congé’. Dat was een verlof van een tweetal weken, waarbij de soldaten vrij kregen om bij voorbeeld naar Normandië of Bretagne te gaan. Velen spoorden echter naar Parijs, op zoek naar goedkope hoertjes in al dan niet clandestiene bordelen. Stel je dat maar niet te romantisch voor. De dames van lichte zeden waren meestal oude, dikke vrouwen die onder de luizen zaten. Van ‘droomvrouwen’ kon je dus echt niet spreken.

Het gevolg hiervan was dat duizenden soldaten een geslachtsziekte opliepen. In het Britse leger waren dat er 7 op 1.000, in 1917 waren dat er al 25.000. Alle legers hadden ermee te kampen. Een probleem, want die besmette soldaten konden niet meer meevechten.”

(RLV)

Meer in Krant van West-Vlaanderen, editie Het Wekelijks Nieuws Kust van 14 maart.