Blankenberge 75 jaar na de bevrijding: Jeannot en Felix blikken terug

Jeannot Fieuw en Felix Vanden Broecke. © WK
Wim Kerkhof
Wim Kerkhof Medewerker KW

Op 9 september is het precies 75 jaar geleden dat Blankenberge bevrijd werd door de Canadese Manitoba Dragoons en er een einde kwam aan vier jaar Duitse bezetting. Het stadsbestuur werkte een herdenkingsprogramma uit met onder meer een expo. Wij blikken terug met Felix Vanden Broecke en Jeannot Fieuw, allebei 91 en 16 jaar ten tijde van de bevrijding.

Jeannot Fieuw: “Lachen met het Frans van de belleman”

Het eerste waar Jeannot Fieuw (91) aan denkt als we naar haar oorlogsherinneringen vragen, is de ‘verduisteringsplicht’: van de Duitsers moesten alle ramen geblindeerd worden.

“Wij woonden in de Molenstraat, waar nu ‘t Koetshuis is. Vier jaar hebben we daar in ‘t donker geleefd”, zegt ze. Maar haar vroegste herinnering, is de ‘belleman’ die ‘s avonds rondging. Ce soire à dix heures, tout le monde doit être dedans, klonk het. Wij hadden daar altijd leute mee, omdat de belleman niet zo goed Frans sprak: tout le mong doit être dedong, zei hij elke keer.”

Verder herinnert Jeannot zich vooral dat voortdurende, knagende hongergevoel. “In Blankenberge aten de mensen heel veel haring, maar ook daarvoor moest je natuurlijk lang in de reke staan. En als het dan eindelijk jouw beurt was, hadden ze de laatste net weggegeven”, glimlacht Jeannot. “Maar mijn ouders hadden een winkeltje in levensmiddelen en pa deed zijn best om ons niet al te veel honger te laten lijden.” Moeder Fieuw spaarde thuis de appels op. “We hebben toen genoeg appelgelei gegeten voor de rest van onze dagen.”

Tijdens de oorlog werden alle huizen op de dijk dichtgemetseld.
Tijdens de oorlog werden alle huizen op de dijk dichtgemetseld. “En in 1945 was die toestand nog niet veel beter”, zegt Jeannot Fieuw, toen 16 jaar.© gf

In de aanloop naar de bevrijding moest al wie niet voor de bezetter werkte tijdelijk de stad verlaten. De meesten trokken naar Brugge. Toen het daar overbevolkt geraakte, moesten velen – onder wie ook het gezin Fieuw – elders hun toevlucht zoeken. “Kort na de bevrijding is pa met de fiets uit Staden gekomen om te kijken of, letterlijk, de kust veilig was. Hij is moeten terugkeren: net voorbij de vaart in Zeebrugge zaten er nog Duitsers.”

Jeannot ging met haar gezin uiteindelijk pas in oktober terug naar huis “Het leven ging alweer zijn gangetje. Je mocht weer op de zeedijk en naar het strand, weer je gedacht zeggen. Maar er was ook een duistere keerzijde”, vertelt ze. Jeannot wordt nerveus als ze over de collaboratie spreekt. “Ook hier bestond er na de oorlog veel achterdocht. Die en die waren zwarte: van die achterbakse verraders.”

Felix Vanden Broecke: “Mee op pantserwagen van de bevrijders”

Felix Vanden Broecke is er trots op dat hij tijdens de bevrijding met de Manitoba Dragoons mocht meerijden. “Op 8 september hoorden we dat ze op komst waren.”

Blankenberge werd op 9 september bevrijd door de Manitoba Dragoons onder leiding van luitenant Eric James, die later de eerste Blankenbergse ereburger werd. “Het was een zaterdag, rond acht uur ‘s avonds. Mijn vrienden en ik mochten in zo’n armoured car meerijden tot aan het Manitobaplein, toen nog ‘t Botermarktje. De Bremer Straatmuzikanten trokken al spelend mee door de straten. Van de Duitsers moesten we elke avond om 10 uur binnen zijn, dus hing er een uitgelaten sfeer over de stad.”

Felix woonde toen in de Nieuwpoortstraat. “Het Indianenkwartier. De spuikom was ons speelterrein, maar tijdens de oorlog mochten we daar van de Duitsers niet in de buurt komen. Ze hadden er kort voor de bevrijding nog de kaaimuren en de sluizen van het spuidok onder de sasbrug in de lucht laten springen.”

“Victor De Rycker, de gevluchte oorlogsburgemeester, werd vervangen door Louis Van Sluys die een patisserie had in de Vissersstraat. En veel Blankenbergse meisjes zijn na de oorlog met een Engelsman gehuwd. Zoals de dochter van de Majestic“, vertelt Felix. Ook hij sympathiseerde met de bevrijders. “In Hotel de la Paix in de Kerkstraat logeerden er officieren. Toen ik er met mijn maten bleef rondhangen, kwam een van hen naar buiten om te vragen of we werk zochten. Het is daar dat ik Engels heb geleerd, en als kokshulpje werden we betaald in voedingswaren. We kregen ook sigaretten.”

Felix Vanden Broecke was voor de oorlog een loavertje of scheepsjongen. Na de oorlog werd hij politoieagent, omdat de vissersvloot nog lang aan de kade bleef.
Felix Vanden Broecke was voor de oorlog een loavertje of scheepsjongen. Na de oorlog werd hij politoieagent, omdat de vissersvloot nog lang aan de kade bleef.© gf

Felix’ vader Medard zat in het verzet. “Maar toen de Duitsers hem thuis zijn komen halen, was hij al tien maanden dood. Na de oorlog ben ik, net zoals hij vóór de oorlog, politieagent geworden. Ik ging al van mijn veertiende als loavertje (scheepsjongen, red.) mee op zee, maar de vissersvloot bleef na de bevrijding nog een hele tijd aan de kaai.”

Felix klapt dicht als we de collaboratie opwerpen. “Het is door die verraders dat er op een dag Duitsers voor onze deur stonden. Net zoals iedereen luisterden wij tijdens de oorlog heimelijk naar Radio London. Ze kwamen ons radiootje in beslag nemen.” Meer wil hij over de collaboratie niet kwijt. “Je kan dat niet begrijpen als je het zelf niet hebt meegemaakt.”