Renaat uit De Haan slachtte twintig jaar geleden uit vrees voor mond- en klauwzeer al zijn geiten

Renaat Devreese in zijn stal. Tien jaar heeft hij nodig gehad om zijn bedrijf erbovenop te krijgen. (foto Davy Coghe)©Davy Coghe Davy Coghe
Renaat Devreese in zijn stal. Tien jaar heeft hij nodig gehad om zijn bedrijf erbovenop te krijgen. ©Davy Coghe
Redactie KW

Vandaag is ’t Reigershof opnieuw een bloeiende geitenboerderij met kaasmakerij. Twintig jaar geleden moest Renaat Devreese al zijn dieren slachten uit vrees voor mond-en-klauwzeer. “Mijn kinderen hebben er zwaar onder geleden en het heeft toch tien jaar geduurd eer we de klap weer helemaal te boven waren.”

Op 8 maart 2001 moest boer Renaat Devreese (58) zijn 297 geiten slachten wegens mogelijk gevaar voor mond- en klauwzeer, nadat in het Verenigd Koninkrijk de ziekte was uitgebroken en er al snel ook besmettingen in Nederland en België werden vastgesteld. Mond- en klauwzeer is een uiterst besmettelijke virusziekte, maar ongevaarlijk voor de mens. Heel wat boeren kregen toen de opdracht om hun geiten en schapen te slachten om meer besmettingshaarden te voorkomen.

Geen woord op school

“Ik was aan het werk, en op de radio hoorden we dat er acht bedrijven met schapen en één bedrijf met geiten hun dieren moesten slachten. Ik wist direct dat wij ook prijs hadden, al waren we zelf niet gecontacteerd door de overheid. Een paar weken daarvoor hadden we enkele dieren gekocht in het Verenigd Koninkrijk, en zo hadden we snel de link gelegd”, herinnert Renaat zich.

De zaak viel enorm zwaar, zeker voor Renaats kinderen Hannes en Silke, toen twaalf en tien jaar oud. “Mijn kinderen hebben het hele proces meegemaakt en daar enorm onder geleden. Beiden hebben ze jarenlang geen stap meer gezet in de stallen. Onze dochter wou op de avond voor de slachting de lammetjes uit de stal één voor één op foto zetten, wetende dat ze één voor één naar de slachtbank gingen. Op school en op de speelplaats zei ze een hele tijd de hele dag door niks.”

Machteloos

Renaat legde zich niet zomaar neer bij zijn lot. Wat volgde, was een rechtszaak tegen de federale overheid. Aanvankelijk leek Renaat gelijk te krijgen, maar finaal beet hij in het zand. “Ik nam een advocaat in de arm en in eerste aanleg kregen we gelijk van de rechtbank, maar de overheid tekende beroep aan en haalde uiteindelijk haar slag binnen. We hadden het gevoel dat ons onrecht was aangedaan. Het ministerie weigerde eerst bloedonderzoek te doen. Uiteindelijk gebeurde dat toch, maar op een illegale manier. De ochtend na de slachting meldde het ministerie dat alle dieren kerngezond waren. Daar sta je dan als boer, volledig machteloos. Mogen werken met leven is zo dierbaar voor mij. Dan word je in je diepste geraakt.”

Tien jaar geduld

Ondertussen zijn Renaat en zijn bedrijf er weer bovenop, maar het herstel van de klap heeft tijd gevergd. “De eerste maanden konden we geen dieren kopen wegens een vervoersverbod. Om toch wat kaas te produceren, kocht ik melk van collega-boeren. Pas na een half jaar konden we onze eerste lammetjes kopen, maar die konden nog niet direct melk geven en zo hadden we het eerste jaar geen zelf geproduceerde melk. Het jaar erop was onze productie ook nog eens twee derde van wat we gewoon waren en dat was toch schrikken. Uiteindelijk heeft het tien jaar geduurd voor ik weer in de situatie zat van voor de slachting.”

Toch was het niet allemaal kommer en kwel. De familie kreeg heel wat steun van buitenaf. “Een aantal collega-boeren en buren organiseerden benefiet- en verkoopacties om ons financieel te steunen. En we kregen meer dan duizend brieven van mensen die ons sterkte toewensten.”

(MP)